dinsdag 10 juli 2007

De kunst van het verleiden...

Toch nog eentje, dan.

Verdonck Klooster & Associates is een adviesbureau zoals er vele zijn in het land. Elke organisatie zoekt natuurlijk naar een manier om zich te onderscheiden van alle anderen, om potentiële klanten te verleiden om voor hen te kiezen. Een goed product leveren is waarschijnlijk wel het belangrijkste maar daarnaast kun je je natuurlijk ook op andere manieren onderscheiden. VKA doet dat onder meer door regelmatig een boekje uit te geven rondom een thema. In juni verscheen alweer de derde uit de reeks onder de titel "het belang van het verleiden" (en dus niet, zoals mijn titel suggereerde: "de kunst van het verleiden"). Overigens vreemd dat er op de hele site van VKA een verwijzing naar de publicatie te vinden is.
Het is een verzameling artikelen eigenlijk allemaal gaan over veranderingsprocessen en de manier waarop je de betrokkenen kunt sturen in dat veranderinsproces door middel van prikkels (het veranderen van omgevingsfactoren om te komen tot de gewenste situatie) of verleiding (het centraal stellen van de gewenste situatie). Zo kan de imagocampagne van de overheid "Werken in het onderwijs" beschouwd worden als een verleiding, een salarisverhoging als een prikkel.
Verhalen vanuit de overheid, de zorg en het onderwijs schetsen een beeld hoe verleiding en prikkels kunnen worden gebruikt als instrument bij het realiseren van een nieuwe siuatie.

De verhalen in het boekje zijn wel aardig, al zie je toch wel weer dat je het niet altijd van de consultants moet hebben. Het onderwijsverhaal van de VKA-mensen zelf begint met een statement, die ik nou niet bepaald zou willen maken:

"De school van de toekomst bestaat niet. De school van de toekomst is namelijk een lerende organisatie".

Ai, dat komt aan. In elk geval helpen de toch wat open deuren in de rest van het verhaal niet echt om scholen te verleiden om dan maar eens als organisatie te gaan leren.
Het verhaal van Marion Martijn van het Oranje Nassau College geeft wel een inkijk in een praktijksituatie. Maar je zou er moeten gaan kijken om het te echt te voelen. In elk geval: het verleiden van de medewerkers door ze mede verantwoordelijk te maken én een horizon van vijf jaar om de veranderingen te bewerkstelligen zijn aansprekende zaken.

Het verhaal van Toine Maes (directeur Kennisnet ICT op School) begint met een prikkelende stelling:

"Op slechte dagen wil ik dat in de CAO vastlag dat elke docent  jaarlijks zijn bevoegdheid moet verdienen, net als een piloot of een arts. Dan zouden alle docenten van Nederland de noodzakelijke kennis over de toepassing en betekenis van ICT in het onderwijs opdoen".

Maes noemt verder en aantal zaken die belangrijk zijn bij de veranderingen: hanteer een ketenaanpak: maak iedereen mede verantwoordelijk voor het hele resultaat. Zorg dat niemand zich kan verschuilen achter een ander. Ook spreekt hij van het publiek ondernemerschap: schoolbesturen zijn zelf verantwoordelijk voor de positie die ze in een omgeving innemen.

Alles bij elkaar zette het me wel weer even aan het denken. Hoe kom je tot de inrichting van een nieuwe onderwijsorganisatie? Top down zal het niet gaan werken. Verleiden en misschien prikkelen zijn dan instrumenten die je kunt hanteren. Dan nog even bedenken wat voor vormen je zou kunnen gebruiken.

In elk geval heeft web-log.nl er eentje gevonden. Die balk bovenin het scherm is bedoeld om mij te verleiden te gaan betalen voor mijn weblog. Of is het een prikkel?

donderdag 5 juli 2007

Nog een keer flexibiliteit

Het uitgangspunt van het competentiegericht onderwijs is het faciliteren van de student in zijn leertraject, in zijn competentieontwikkeling. Dat is in wezen ook de kern van de vraagsturing. De manier waarop momenteel in de MBO-sector wordt nagedacht over het inrichten van het onderwijs, de logistiek, de organisatie, de informatievoorziening is echter door de bank genomen nog steeds gebaseerd op aanbodsturing. Een opleiding wordt vormgegeven en ingericht vanuit een kwalificatiedossier. Daarbij worden weliswaar allerlei -min of meer nieuwe- didactische en pedagogische aspecten ingebouwd omdat die motiverend zouden werken of een hoger leerrendement zouden opleveren.
Onder de noemer van vraagsturing wordt wat flexibiliteit ingebouwd door het toepassen van wat organisatorische maatregelen. Die flexibiliteit blijkt in de bestaande context vervolgens lastig te organiseren waardoor allerlei uitvoeringsproblemen ontstaan: nieuwe wijn in oude zakken. Dat niet alleen, de vraag is ook of die flexibiliteit wel iets oplevert in termen van minder uitval, lagere onderwijskosten, een hoger maatschappelijk rendement (meer hoger opgeleiden).

Soms sta je verbaasd van jezelf. Als citaat zou het bovenstaande bij BON niet misstaan. Toch is het, wat mij betreft, geen kritiek op het competentiegericht onderwijs maar op de manier waarop we momenteel proberen er vorm aan te geven. Zelf ben ik een blij verkondiger geweest van het lego-blokjes model om opleidingen te flexibiliseren. En eerlijk gezegd ben ik ook niet helemaal van dat oude geloof afgevallen, ik denk dat het als een tussenstadium hard nodig hebben. Maar de conclusie, dat we nog een stap verder zullen moeten gaan om werkelijk vraaggericht onderwijs te kunnen realiseren, begint langzaam aan vorm te krijgen. Zo lang de sturing van het leertraject nog uit het programma komt en niet ingegeven wordt door de competentieontwikkeling van de student zijn we er naar mijn idee nog niet.

Het lego-blokjes model kent immers ook allerlei tekortkomingen. Het model is gebaseerd op het idee dat je een opleiding kunt samenstellen door een hoop van die blokjes naar eigen smaak en behoefte samen te voegen tot een opleiding. Door die blokjes heel onafhankelijk van elkaar te maken maakt ook de volgorde niet meer zo veel uit. Goed flexibel te organiseren dus. Vanuit het oogpunt van de competentieontwikkeling van een student lijkt het echter veel minder gunstig: die moet van al die losse blokjes in zijn hoofd maar weer één geheel zien te maken. En dat was nou juist wat we met het competentiegerichte onderwijs vanaf wilden.

Ik moet hier de komende (vakantie) weken maar eens goed over na gaan denken. Vooral door het eerst maar eens helemaal los te laten. (Je kent dat wel: je zit een hele tijd te staren op een sudoku puzzle, als je hem dan even weg legt en er na een tijdje weer naar kijkt zie je de oplossing ineens).


Als ik er voor de vakantie niet meer aan toe kom om nog wat berichten te plaatsen: Dan tot na de vakantie, tot blogs...

dinsdag 3 juli 2007

De toekomst van elo's...

De discussie van even geleden over Open Source heeft me aan het denken gezet. Als je met een aantal mensen praat, eens goed om je heen kijkt, dan zijn er allerlei ontwikkelingen gaande waarbij de leveranciers van elo's of lms'en in de komende vakantie eens over moeten reflecteren.

  1. Op de eerste plaats, de opkomst van de Open Source systemen natuurlijk. Moodle, Sakai, Didactor en waarschijnlijk nog veel meer, die ik (nog) niet ken. Inmiddels is uit onderzoek gebleken dat bij het heroverwegen van de eiegen elo ook Open Source oplossingen worden meegenomen.

    Uit de steekproef van 33 hoger onderwijsinstellingen in Nederland blijkt dat nog nergens een open source ELO instellingsbreed wordt gebruikt. In het buitenland gebeurt dit al wel. Het zijn daar vooral instellingen voor afstandsonderwijs die met open source ELO’s actief zijn. Wel beraden zich op dit moment in Nederland steeds meer instellingen op de toekomst van hun ELO en op bescheiden schaal worden al pilots met open source ELO’s uitgevoerd. De helft van de instellingen is in de afgelopen jaren serieus bezig geweest met een ELO-vervangingstraject of heeft plannen dit in de komende periode te gaan doen.
  2. En dan zijn er natuurlijk de Web2.0 ontwikkelingen. Er is steeds meer mogelijk door verschillende tools aan elkaar te knopen tot een persoonlijke leeromgeving. Helemaal afgestemd op het individu, snel, goedkoop, overal (waar internet is) bij de hand.
    Waarom zou je als onderwijsinstelling nog investeren in een gesloten systeem, zou je haast zeggen.
  3. En dan is er de portalisering. Een beetje portaal heeft allerlei functionaliteiten in zich die met een beetje fantasie en creativiteit om te bouwen zijn tot een complete elektronische leeromgeving. Waarom dubbel investeren, is dan de vraag, als je al beschikt over de mogelijkheden om toegang te geven tot digitale content, beschikt over documentbeheer (portfolio) en communicatiemogelijkheden makkelijk kunt regelen?

Net als uitgevers (en vele anderen) zullen ook deze leveranciers zich moeten buigen over andere businessmodellen. Gratis software maar extra service? Inspraak bij de softwareontwikkeling? Een slimme combinatie van gesloten en open tools? Voldoen aan alle kwaliteitseisen die aan de toegankelijkheid van een dergelijk systeem maar gesteld kunnen worden?
Of moeten ze zich juist richten op datgene, waar de de problemen het grootst zijn? Onderwijslogistiek, individuele leertrajecten faciliteren, het (automatisch) registreren van activiteiten gekoppeld aan slimme rapportagemogelijkheden, inzichtelijk maken van competentieontwikkeling, dat soort dingen.
'Doen we allemaal al', hoor ik ze roepen.
Nou, voordat wij er in de volle breedte mee vooruit kunnen, is er echt nog wel wat nodig...

Gelukkig maar, is er toch nog een markt.

maandag 2 juli 2007

Competentiemeter (II)

Het vorig bericht over het meten van competenties werd door Frans Thijssen in een reactie nog eens aangevuld:

Een traject, waarbij de eindgebruikers (coaches en onderwijsbegeleiders), onderwijsinspectie (die een maatstaf moet ontwikkelen voor het beoordelen van het onderwijstraject) en vertegenwoordigers van de branche-organisaties (die tenslotte de kwalificatieprofielen hebben geschreven) samen een standaard ontwikkelen waarmee de competentiegroei van een deelnemer in kaart kan worden gebracht èn beoordeeld. Nu de bouwstenen er zijn (kwalificatieprofielen, standaardcompetenties en -componenten) moet de bouwtekening nog worden doorgesproken met de bewoners... anders dan bij de e-portfolio en edustandaard, waarbij vooral de technische afspraken gemaakt zijn maar de eindgebruikers er niks van snappen. Lees de definitie e-portfolio er maar eens op na...

In mijn eigen kring eens wat reacties gepeild over het idee om te gaan werken aan een gestandaardiseerde manier van competenties meten. Dat levert in elk geval inzicht in een groot aantal beren op de weg. Kenniscentra, die allemaal eigen methodieken aan het bedenken zijn, geautomatiseerde systemen, die allemaal zelf wat aan het inrichten zijn (op basis van wat hun belangrijkste klanten roepen), noem ze maar op. Naar mijn idee achterhaalde argumenten. Dus gewoon doen.
Dat het uiteindelijk uitgewerkt moet worden in (gedetailleerde?) technische specificaties lijkt me ook nodig (helaas voor Frans). Die zijn dan ook niet voor de gebruiker bedoeld maar voor de techneuten, die er chocola van moeten bakken!

Zoals in het vorig bericht al weergegeven: de PPS-methodiek van Cito lijkt me de moeite waard om eens nader ter onderzoeken. Dat levert een paar aardige hits op. Ik ga in elk geval het artikel Protocol Portfolio Scoring van Gerard Straetmans eens aandachtig lezen...