dinsdag 22 januari 2013

Hoezo sturen op ict-projecten?

In de reeks Hoe? Zo! publiceert Kennisnet regelmatig nieuwe boekjes over relevante, ict-gerelateerde onderwerpen. Recent is in dat kader een publicatie 'Sturen op ict-projecten' uitgebracht. Voor dat boekje is een aantal mensen uit het onderwijs geïnterviewd en is een aantal belangrijke aspecten beschreven.
Eerlijk is eerlijk, over het algemeen zijn onderwijsinstellingen niet erg goed in het managen van projecten. Het is dan ook bijzonder nuttig om daar een publicatie over uit te brengen. In een aantal hoofdstukken komen achtereenvolgens de belangrijkste vraagstukken aan bod:

  • Hoe relevant zijn ict-projecten voor het management?
  • Hoe zorgen we voor betrokkenheid van het management bij ict?
  • Hoe nemen we goede besluiten over ict-investeringen?
  • Hoe zorgen we dat ict-projecten aansluiten bij onze strategie?
  • Hoe kunnen we het succes van ict-projecten vergroten?
  • Hoe krijgen we grip op ict in onze organisatie?
  • Wat zijn de valkuilen? 
Het boekje leest makkelijk weg en de belangrijkste aspecten komen allemaal wel een keer aan bod in een beetje Jip- en Janneke taal. Maar daarmee is het goede nieuws wel op. Ik houd er niet van andermans werk een beetje als een stuurman aan de wal te becommentariëren. Af en toe ontkom ik er niet aan en dit is zo'n geval. 'Sturen op ict-projecten' is nu eenmaal niet meer dan een open-deurenboekje. Het blijft allemaal een beetje steken in wolligheid.
'Om een zinnig besluit te kunnen nemen over wel of niet investeren in een project, is het goed om expliciet in kaart te brengen wat het project oplevert. Het is gebruikelijk om deze informatie vast te leggen in een businesscase. In de businesscase staat wat het project oplevert in kwalitatieve zin en – waar mogelijk – in financiële zin. Hierdoor wordt duidelijk wat de baten zijn van het project voor de instelling. In de businesscase staat ook wat het project kost. Daarbij gaat het niet alleen om de kostprijs van het systeem maar ook om bijkomende kosten en terugkerende kosten voor zaken als licenties en beheer. Ook de benodigde inspanningen – al dan niet omgerekend naar geld – vormen een onderdeel van de kosten. Tot slot wordt in de businesscase meestal ook aangegeven wat de risico’s zijn. De risico’s maken inzichtelijk hoe groot de kans is dat het project slaagt en dat het ook daadwerkelijk de beoogde resultaten gaat opleveren.'
Alles wat er staat klopt. Omschrijvingen als 'het is gebruikelijk', 'waar mogelijk', 'meestal' halen het belang van een essentieel element als een businesscase onderuit. Het bepalen van de baten wordt even aangehaald,  
in amper twee regels komt het onderwerp risico's voorbij. Nergens in het hele boekje wordt aandacht besteed aan communicatie: misschien wel het meest cruciale aspect om verwachtingen te managen en draagvlak te creëren en een project te laten slagen.
Voor een beetje projectmanager staat er helemaal niets nieuws in het boekje. Voor iemand, die echt zijn licht op wil steken over het succesvol sturen op ict-projecten wellicht wel maar op een zo'n compacte, versimpelde manier, dat die er niets mee opschiet. 

Het is natuurlijk makkelijk om op deze manier commentaar te leveren op een boekje als dit. Wat zou dan beter zijn geweest? Naar mijn idee: schrijf een herkenbaar verhaal over een projectmanager die een concreet project gaat uitvoeren. Beschrijf de problemen die hij tegenkomt en al dan niet oplost. De manier waarop er in het project gestuurd wordt, wat er mis gaat, als een opdrachtgever zijn rol niet pakt. Beschrijf in kaders de achterliggende theorie. Gebruik de Kennisnet-website om uitgewerkte voorbeelden van de bijbehorende businesscase, het projectplan, een organisatieplaatje, een risico- en een issuelog te laten zien. 

Hoezo helpt 'Sturen op ict-projecten' MBO-instellingen om beter te sturen op projecten?  

donderdag 17 januari 2013

Sambo~ICT conferentie (2) Voorspelbaarheid van studiesucces #bigdata #samboict

Noorderpoort wil het kijken of je studiesucces kunt voorspellen. Marius van Zandwijk (Kennisnet) en Martijn Broekhuizen (Noorderpoort) geven een toelichting op een project, waarbij dit aspect wordt onderzocht. In het kader van Focus op Vakmanschap is het mooi als studenten binnen de daarvoor vastgestelde tijd hun diploma halen. Ook het terugdringen van VSV speelt een rol.

In een vooronderzoek blijken 13 factoren relevant te zijn voor het kunnen voorspellen van studiesucces. Het gaat om zaken als geslacht, leeftijd, woonsituatie, etniciteit, rugzakje, motivatie, etc.

De factoren zijn uitgesplitst naar hun relevantie in bepaalde fasen van de studieloopbaan. In een vervolgstap is bekeken welke gegevens beschikbaar zijn over de betrokken factoren.
Op basis van de gegevens in het KRD (PeopleSoft) is een analyse gemaakt. Een deel van de gegevens is niet beschikbaar. Daarvoor moeten ook andere bronnen worden geraadpleegd, bijvoorbeeld de gegevens bij de Cursistendienstverlening (verlengde intake, 2e lijns trajecten). Er is een database waarin studenten worden geregistreerd, die de open dag hebben bezocht. Ook buiten het roc wordt gekeken: bij het VO, bij VO-intergrip, waar de overstap van VO naar MBO wordt gemonitord.

In Het traject moet nog een aantal stappen gezet worden. Het achterhalen welke gegevens nu echt relevant zijn: waar zitten de correlaties? Dat kan best complex zijn omdat bepaalde factoren elkaar kunnen versterken of afzwakken. Uit eindelijk moet het leiden tot de Big Five.
Op dit moment sijn er nog issues in het traject rondom privacy: het gebruik van externe gegevens. Daarnaast is het lastig om gegevens met elkaar te koppelen. Ook valt het nog niet mee om studiesucces te definiëren. Dat is wel wat anders dan een negatieve waarde van VSV!

Een aandachtspunt is nog, dat de correlaties in Groningen nog wel eens heel anders kunnen liggen dan in de Randstad. Daarbij is er nog de discussie over het verschil tussen correlatie en causaliteit. Een correlatie hoeft niet causaal te zijn: dat je een hogere verzekeringspremie moet betalen in bepaalde postcodegebieden is gebaseerd op een correlatie. Dat betekent niet dat daarmee aangetoond is, dat je meer risico's neemt waardoor er eerder schade is (causaal verband).

Het zou wellicht ook interessant Zijn om te kijken naar sociale verbanden, bijvoorbeeld door te kijken naar de Facebook vrienden of Twitterberichten. Danmkom je wel erg op het gebied van de privacy. De vraag is daarbij of je dan ook niet te veel gegevens probeert te analyseren.
Nog andere factoren spelen natuurlijk een rol. De kwaliteit van docenten, bijvoorbeeld. Dat is heel interessant en tegelijkertijd bedreigend voor de docenten.

Het zou mooi zijn als het traject oplevert dat bekend is welke factoren een rol spelen en wat je nog aanvullend kunt doen om gegevens boven water te krijgen, bijvoorbeeld een intaketoets. Het accent zal in elk geval komen te liggen op de intake.

Binnenkort komt er een rapport over het onderzoek uit bij Kennisnet.


H

Sambo~ICT conferentie bij het Nova College #samboict

De 27ste (!) Sambo~ICT conferentie had een mooie start met een presentatie bij de gemeente Haarlem over hun digitaliseringstraject. Je kunt nu eenmaal niet alles meemaken: die presentatie heb ik moeten missen. In elk geval kwam daar naar voren dat cloud niet automatisch leidt tot goedkoper werken. Bij de gemeente Haarlem is de verwachting, dat er meer mensen nodig zijn. Dat zet mensen aan het denken...
In de Jopenkerk werd vervolgens een 'diner pensant' georganiseerd met als Sander Duivestijn als spreker. Vanuit het verleden via het heden naar de toekomst werd technologie in een historisch perspectief geplaatst. Tussen de gangen door wat stellingen waarover gediscussieerd kon worden. Leuke filmpjes, mooie plaatjes maar Sander kwam niet vreselijk geïnspireerd en daardoor ook niet inspirerend over. De stellingen waren een beetje open deur, kortom, het was gezellig.

Hans Snijders, voorzitter van het CvB, geeft aan dat het Nova College bij de top-5 wil behoren. Daar heb je een voertuig bij nodig, wat Sambo~ICT eigenlijk is.
Zijn ICT ervaring gaat nog terug naar de jaren 70 waar je voor een computerprogramma vooraf rekentijd moest aanvragen, ponskaarten moest maken en inleveren en dan na een week terugkreeg of je alle punten en komma's op de goede plaats had gezet.
Nu staan onderwijsinstellingen voor allerlei uitdagingen over cloud, byod, informatisering van vernieuwingen, outsourcing, noem maar op. En dat moet ook leiden tot meer met minder. Hij refereert aan de MOOC's, zeg maar massaal online aanbod van cursussen.
Nog een andere ontwikkeling is de ontwikkeling van de private markt. Het publiek gefinancierde onderwijs zal de concurrentie aan moeten met niet-gefinancierde instellingen. Hij pleit dan ook voor meer samenwerking. Hij geeft het voorbeeld van een college op een instelling die elders gevolgd kan worden. Daar noemt hij ook de onderwijstijd bij: het zou mooi zijn als dat ook binnen onderwijstijdkaders past. Die vormen van samenwerking kan een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van het onderwijs. Daar past ook de samenwerking in de vorm van conferenties als deze.

Zsolt Szabo (Cap Gemini) start zijn verhaal met zijn ervaring als kamerlid en woordvoorder over ICT in het onderwijs. In die tijd ging het vooral om het aantal pc's per leerling, zonder dat nu eigenlijk duidelijk was wat je daar mee kon. Inmiddels is de wereld wel veranderd. de cloud heeft daar een behoorlijke bijdrage aan geleverd.
Er is een samenhang tussen cloud, social media, mobiliteit en big data. Dat moet leiden tot allerlei vormen van dienstverlening aan studenten: pro-activiteit, zelfservice, content enzovoorts.
Consumerization is de trend dat nieuwe apparaten en diensten populair zijn in de consumentenmarkt en daarna onder druk van de gebruikers in organisaties worden toegepast. Dat levert ook een vraagstuk op voor de authenticatie. Waarom alleen toegang via DigiD en miet via Google of Facebook? Daarnaast spelen allerlei vraagstukken rond kernregistraties, keteninformatisering enzovoorts. Hierover is een rapport uitgebracht door het NCSC.

Cloudcomputing is in feite slim gebruik maken van internet voor software as a service. Het is inmiddels de hype voorbij. Byod en cloud vraagt ook wel dat je daar als organisatie rekening mee houdt. Wat wordt er getwitterd, Dropbox is niet bepaald veilig. Dat vraagt om beleid van de organisatie.
Voor onderwijs kun je kijken naar ketenmanagement. Daarbij kun je bij elke stap bekijken of je het als onderwijsinstellingen zelf doen en wat er uitbesteed kan worden. De presentatie biedt daar mooie overzichten van. Zo'n keten is niet uniek voor het onderwijs. De keten van bijvoorbeeld het UWV lijkt er erg op. als zo'n keten goed wordt ingericht, biedt dat veel mogelijkheden voor selfservice en daarmee voor besparingen voor de organisatie.
Het 'cloudwiel' start met strategie (denk aan de i-strategie van de overheid). Dat wordt uitgewerkt in een architectuur. Daarna worden processen uitgewerkt en wordt het ketenmanagement opgezet. Daarbij wordt bekeken wat je zelf doet en wat je kunt uitbesteden. Dat moet goed getoetst worden bij de mensen om wie het gaat (bijvoorbeeld de studenten).
Pas komt het tot de te maken keuzen: welke vormen van cloud (PaaS, IaaS, SaaS), public of private cloud, dat soort dingen.
Szabo pleit voor samenwerking en leren van elkaar en van het HBO. Dan biedt de cloud ruimte voor creativiteit, flexibiliteit, autonomie, netwerken en vertrouwen.

Tijdens de presentatie komen veel plaatjes, schemas en abstracties voorbij. En steeds weer: 'dit is belangrijk'. Dat is jammer. Het is een goed verhaal maar verliest daardoor aan kracht.


maandag 10 december 2012

Elearning: de concurrentie komt eraan!

Elearning wordt steeds hipper. Elektronische leeromgevingen zijn er al een hele tijd maar worden tot dusver -wat positieve uitzonderingen daargelaten- hooguit gebruikt als digitale boekenkast annex doorgeefluik van lesmateriaal. Langzaam maar zeker komt daar verandering in. Niet alleen omdat  steeds duidelijker wordt hoe elearning effectief kan worden ingezet. Zie onder andere Simons, Stiles maar ook Kennisnet en JISC. Het idee van 'flipping the classroom' neemt inmiddels ook een hoge vlucht (al is elearning daarbij helemaal niet noodzakelijk).

De noodzaak om er daadwerkelijk iets mee te doen, wordt steeds duidelijker. Krimpregio's, docententekort en financiële overwegingen spelen daarbij een rol. Daar kan een nieuw aspect aan worden toegevoegd: Elearning als concurrentiefactor. MIT en Harvard zijn twee Amerikaanse top-universiteiten die het initiatief genomen hebben tot EDx: les krijgen van de wereldtop. De cursussen bestaan uit lesmateriaal (dictaten of boeken), een college, bestaande uit stukjes video van 8 tot 12 minuten. Verder (vooral doe-hetzelf) opdrachten en examens!


 (bron)

Er zijn initiatieven die hier wel wat op lijken, al gaan die (veel) minder ver. Zo gaat komend jaar de Universiteit van Nederland van start. Een variant is de Wereld Leert Door van Matthijs van Nieuwkerk. Daarin interviewt hij dagelijks een wetenschapper. In twaalf minuten bouw je geen concurrentie op, lijkt me, al wordt 'uitzending gemist' wellicht een nieuwe bron van leermiddelen.

Een interessant thema is de begeleiding. De ambitie van EDx is om 1 miljard (1.000.000.000) mensen onderwijs te geven op deze manier. Hoe je daar een adequate begeleiding op zet, is me een raadsel. Op HBO- en universitair niveau lijkt me dat niet het grootste probleem. De vraag is wel of dat niet de echte  concurrende factor zal zijn. Een slimme universiteit zal profiteren van de mogelijkheden door het eigen begeleide onderwijs te 'blenden' met het aanbod van EDx
Of een dergelijke opzet ook concurrerend zal zijn voor het MBO en VO, is maar de vraag. Een goede begeleiding is naar mijn idee daar een cruciale factor. Maar toch, het lijkt me de moeite waard hier eens op door te filosoferen...

dinsdag 20 november 2012

Afstandsleren en onderwijstijd - belemmeringen zitten tussen je oren

Recent heb ik een leuk project gedaan waarbij een aantal scenario's rondom afstandsleren op een rijtje is  gezet. Bij die scenario's is ook met name gekeken hoe ICT kon worden ingezet om het afstandsleren zowel inhoudelijk als organisatorisch te ondersteunen. Een belangrijk vraagstuk daarbij , hoe de verschillende scenario's zich verhouden tot de (huidige) regels rondom onderwijstijd.
De scenario's zijn verwerkt in een  notitie. Ze dienden ook als basis voor een website die is opgezet door mensen van  SchoolMaster onder de naam 'digitaal verantwoord afstandsleren' (een naam die een beetje gekozen is op de afkorting 'DIVA').
Tijdens de laatste saMBO~ICT conferentie is het project gepresenteerd en op veel blogs aangehaald.

Ik heb mijn bevindingen ook verwerkt in een artikel voor het vakblad Profiel, Eerlijk gezegd dacht even van 'oei' toen ik het artikel drukklaar weer onder ogen kreeg. Lekker prikkelende titel en wat uitgelichte statements, die ietwat uit de context zijn gehaald en daardoor wat extra gewicht krijgen. Maar goed, als dat een bijdrage levert aan de discussie is het mij best.
Ik verdedig in het artikel de stelling dat de belemmeringen rond afstandsleren op basis van de regels voor onderwijstijd (voor een deel) tussen de oren zitten. Afstandsleren kun je grofweg om twee redenen willen inzetten: om het leren effectiever te maken en om het onderwijs efficiënter te maken. In het eerste geval gaat het om de kwaliteit van het onderwijs, in het tweede geval is het de bedoeling dat het bereik van een docent wordt vergroot, dat een docentuur productiever gemaakt kan worden.
Afstandsleren om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren kan zonder probleem ook plaatsvinden buiten de IIVO-uren (IIVO - 'in instellingstijd verzorgd onderwijs', kortweg contacttijd ofwel de verplichte 850 of 1000 klokuren per jaar in het dagonderwijs van het MBO). Scholen hebben de verplichting om 1600 uur per jaar aan onderwijs- en leeractiviteiten aan te bieden. Daarvan zijn dus 850 uur contacttijd. Die worden door de inspectie ook gecontroleerd. Daarbuiten kun je zonder probleem afstandsleren in de betekenis van tijd- én plaasonafhankelijk onderwijs aanbieden. Met ICT zijn die uren veel effectiever te maken. Op die manier is dus veel winst te halen.
Om het bereik van een docent te vergroten zijn wel vormen nodig die binnen de IIVO vallen. Anders heeft het voor het rendement geen zin. De Inspectie heeft er overigens helemaal geen probleem mee, als op die manier afstandsonderwijs wordt gerealiseerd. Zo kan een docent via een elektronische leeromgeving een groep studenten op afstand actief begeleiden. Het moet echter wel aantoonbaar zijn dat zowel docent als studenten aanwezig zijn, actief bezig zijn en ook nog zinvolle leeractiviteiten uitvoeren. En daar zit hem nu de kneep. Hoe maak je dat aantoonbaar? Daar zijn allerlei oplossingen voor te bedenken. Daarbij is het echt niet nodig dat een docent op alle schermen van studenten mee kan kijken. Door dergelijke afstandslessen slim in te richten en studenten aan het begin, halverwege en aan het einde van de les iets digitaal in te laten leveren of een activiteit te laten uitvoeren, heeft een docent zicht op wat studenten doen. Door daar op te reageren, laat ook de docent zijn actieve betrokkenheid zien.
Kortom, er is veel mogelijk, wellicht meer dan de meesten zich realiseren. Een aantal belemmeringen zitten inderdaad tussen de oren! Tegelijkertijd zou het mooi zijn als de verschillende vormen van afstandsleren niet alleen afhankelijk zijn van de registeerbaarheid er van. Kwaliteit moet ook een rol spelen. Daar mag nog wel wat inspectiewater in de onderwijswijn. Bijvoorbeeld in de vorm van een zeker aantal uren van de IIVO die via afstandsleren ingevuld mag worden. Het zou veel pijn bij de scholen weghalen.


donderdag 15 november 2012

Onderwijsdagen 2012 - Epiloog: tear down that wall


Het zit weer op, de Onderwijsdagen 2012. Nieuwe locatie (WTC Rotterdam), nieuwe formule (drie dagen, een waterscheiding tussen HO enerzijds en MBO, VO en PO anderzijds).

Ik kijk met wat gemengde gevoelens terug. Ik heb vast veel gemist tijdens de eerste dag maar ik vond de kwaliteit van de lezingen die ik tijdens de tweede dag heb gevolgd door de bank genomen beperkt. Ik heb een aantal blogposts dan ook niet afgemaakt, laat staan gepubliceerd. Dat ben ik op MBO conferenties beter gewend!
Dat werd tijdens de derde dag ook bewezen. Duidelijke inhoud die er toe deed, veel vaart. En presentaties over PO-situaties bleken ook relevant voor VO en MBO. Waar is zo'n waterscheiding dan voor nodig, zou je zeggen. Sterker nog. Het accent dat Frans van Kalmthout tijdens de opening van de tweede dag nog legde op de noodzaak van een omslag van onderwijzen naar leren, verbaasde me. Daar ging het in het MBO tien, vijftien jaar geleden al over. HO-presentaties van weblectures, activerende didactieken, toepassingen van ICT in het onderwijs, ik ken sterkere voorbeelden uit het MBO en VO. De aanduiding in het programma, dat de tweede dag 'ook onderwerpen bevatte die geschikt konden zijn voor het MBO' werd wat mij betreft niet waargemaakt.

Kortom: haal weg die waterscheiding en maak gebruik van de mogelijkheden om weer samen op te trekken vanuit een overtuiging dat er meer is dat de sectoren verbindt dan onderscheidt..

Hack de onderwijsdagen


Een hele groep mensen zit te wachten op Jaap Walhout om wijs te Googlen, blijkt de sessie vervallen te zijn. Karin Winters draait er haar hand niet voor om en hackt de sessie. Even een presentatie van SlideShare afhalen en hup, een prima presentatie over social media in het onderwijs!

In een sneltreinvaart komt een groot aantal toepassingen en aansprekende voorbeelden voorbij. Een aantal dingen moet ik nog nader bekijken, dat was ter plekke niet mogelijk...

  • Op Facebook is op de site 'socialmediainhetmbo' heel veel materiaal te vinden. Het aardige van het gebruik van Facebook in het onderwijs is dat je niet persé 'vriend' hieft te zijn van je leerlingen of studenten om met ze te kunnen werken.
  • Weblogs kunnen worden gebruikt om verslagen te maken over BPV, het geven van feedback, over ervaringen. Het kan een etalage zijn van resultaten of leerproducten en een blog is natuurlijk ook geschikt om kennis te delen.
    Het is uitermate simpel om een blog aan te maken in Blogger. Studenten vinden het bloggen niet altijd makkelijk, vinden het ook ouderwets. In verband met de bewaarplicht (examendossier)is het wel verstandig een pdf-export te maken.
    Het is ook leuk om eens te kijken bij blogs van studenten. Zo is Vera Camilla bekend geworden van haar blog, er is een Meidenblog en natuurlijk is er bij de Edubloggers ook heel wat te halen.
  • Social media kunnen veel betekenen voor mini-ondernemingen. Vaak blijven de speciaal gemaakte websites echter in de lucht nadat het project is gestopt. Er kan niets meer gekocht worden, het verhaal is niet meer actueel. Dat is jammer. Scholen waar die mini-ondernemingen worden georganiseerd, zouden zo'n onderneming moet (laten) voortzetten, de site uit de lucht halen of een verzameling sites aanleggen als historisch archief.
  • Karin liet nog allerlei voorbeelden voorbijkomen: Pinterest om foto's of afbeeldingen te verzamelen en te presenteren, PbWorks om een wiki te maken. Samen wiki's maken is erg leuk maar begint een beetje 'uit' te raken. Het is ook niet zo gebruiksvriendelijk maar biedt veel mogelijkheden om samenwerkend leren te stimuleren.
  • Ze gaf ook allerlei voorbeelden van het gebruik van video's in het onderwijs: van instructie, gefilmde praktijksituaties voor reflectie, tot producties van leerlingen zelf.
  • LinkedIn kwam uiteraard nog voorbij
  • Ook nog een aardige voor webconferentie of webinars: Anymeeting. Waarom moeilijk (of duur) doen als het makkelijk (en gratis) kan?
  • Als laatste werd het gebruik van badges genoemd. Bij bepaalde toepassingen kun je badges verdienen zoals je vroeger een sticker of stempel in je schrift kon verdienen. FourSquare en Facebook werken er mee. Dat kan in het onderwijs natuurlijk ook. Gebruik badges bij leerprestaties in plaats van een beoordeling. Een badge staat dan voor iets dat je weer of kunt. Badges sparen wordt dan een sport. In feite hebben we het dan over gamification.
Zo zie je maar. Je kunt nog zo'n goed programma in elkaar draaien. De leukste dingen gebeuren vanuit onverwachte situaties en spontane acties. 10 punten voor Karin Winters - of nee, een mooie badge!