vrijdag 18 februari 2011

Actieplan MBO: het venijn van de getallen

Het gebeurt wel vaker, je leest een bericht of rapport en schrijft er vervolgens wat over op je blog. Pas later, als je er nog eens over nadenkt of er met anderen over discussieert, komen er nieuwe, aanvullende inzichten: vallen de kwartjes. Zo ook met het Actieplan MBO, waarover ik deze week al eerder schreef

Nog even een paar punten uit het plan:

  • Het aantal uren in het eerste jaar gaat van 850 naar 1000 uren, in de overige jaren blijft dat 850.
  • Het aantal uren dat aan stage besteed mag worden is 250 uur per jaar. Eigenlijk staat er, dat er van de 1000 respectievelijk 850 verplichte uren er minimaal 750 respectievelijk 600 uren daadwerkelijk lesgegeven moet worden. Dat betekent dat er in de praktijk ook best meer stage-uren mogen zijn, ze tellen alleen niet mee voor het berekenen van de onderwijstijd.
  • De 4-jarige opleidingen worden 3-jarig. Best te verkopen als je ziet dat de opleiding in feite wat geconcentreerd wordt aan de voorkant.

Op zich is best wat voor te zeggen. Meer les, intensievere opleidingen, kortere opleidingen (er zit best veel lucht in veel opleidingen!). Maar of het plan 'zomaar even' uit te voeren is?

Het venijn van deze getallen zit hem in de implementatie. Tijdens het eerste jaar waarin het nieuwe systeem wordt ingevoerd, komen er flink wat uren bij: van 850 naar 1000 klokuren voor de eerste jaars. De 4-jarige opleidingen zijn dan nog lang niet uitgefaseerd. Ook in het tweede jaar neemt het aantal uren flink toe. Niet alleen weer nieuwe eerste jaars met een 1000-uren rooster, ook in het tweede jaar nemen de uren toe voor veel opleidingen. De norm blijft voor het tweede leerjaar wel op 850 uren staan maar daarvan moet minimaal 600 uur les gegeven worden. In veel opleidingen wordt dat nu niet gehaald omdat de studenten op stage gestuurd worden. En nog steeds zijn de 4-jarige opleidingen niet uitgefaseerd. Zo ook in het derde en vierde jaar van invoering. Waar veel opleidingen de studenten voor minstens 50% van de tijd in het derde en vierde jaar op stage sturen, zal dat beperkt moeten blijven tot 250 uur (omgerekend naar SBU wat meer uren, maar een half jaar stage zit er niet meer in).
Kortom, in de eerste jaren van de invoering ontstaat een urenbubbel die pas weer rechtgetrokken wordt als de laatste lichting vierde jaars is vertrokken.

In hoeverre speelt die inperking van de stage-uren een rol?
Veel instellingen hebben normen opgesteld voor het aandeel stage in opleidingen. Een BOL-opleiding bestaat minimaal voor 25% uit stage maar mag tot 60% gaan (boven de 60% is er sprake van BBL). De instellingsnorm is vaak vastgesteld op bijvoorbeeld: minimaal 40%. Gewoon uit pure noodzaak in verband met een lokalentekort (even afgezien van het feit dat je vrijdagmiddag een kanon kunt afschieten in menige school) of om de benodigde onderwijstijd te halen. Daar wordt nu een stokje voor gestoken. Of dat op te vangen zal zijn met buitenschoolse projecten (eigenlijk een verkapte stage) weet ik niet.

En dat alles met gelijkblijvende bekostiging! (of met minder: de opleidingsduur wordt immers een jaartje korter!)
Studenten krijgen aan het begin van de opleiding een hogere bekostiging, die neemt af naarmate een student langer ingeschreven staat. Of die extra bekostiging voldoende is om deze urenbubbel op te vangen, is mij niet duidelijk.

Er zal weinig ruimte overblijven voor andere zaken dan lesgeven. Naar mijn idee zal op korte termijn stevig ingezet moeten worden op een groter aandeel zelfstandig werken door studenten: zeg maar e-learning! Daar is altijd al veel voor te zeggen, het komt alleen zo moeilijk van de grond. Naast bezuingingen en vergrijzing ontstaat hier een nieuwe noodzaak om daar flink op in te zetten!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reacties zijn welkom