zaterdag 2 februari 2008

CGO, wat kost dat nou? (dl 2)

In de afgelopen tijd is bij verschillende roc's onderzoek gedaan naar de kosten van het (huidige) onderwijs. John van Dongen gaf dat al aan in een reactie op mijn vorige bericht.

Bij die onderzoeken is men uitgegaan van Activity Based Costing, ofwel, wat kost nu een bepaalde onderwijsactiviteit. Daarbij worden, simpel gezegd, de kosten van bepaalde activiteiten uit het primaire proces bepaald door te kijken naar de kosten van de benodigde resources gedeeld door aantal uren, dat een resource beschikbaar is. Overheadkosten worden toebedeeld aan de resources. Zo zitten de kosten van een facilitaire dienst en de schoonmaak verrekend in de uurprijs van een lokaal en zitten de kosten van het management verrekend in de uurprijs van een docent. Ook indirecte uren (bijvoorbeeld voorbereidingsuren) worden in de uurprijs verrekend.

Vervolgens wordt ook gekeken aan hoeveel studenten de kosten van een leeractiviteit kunnen worden toegerekend. Een les aan 24 studenten, een praktikum aan 12 studenten, een college aan 60 studenten en voor begeleiding rekent men 1 op 1. Meestal wordt hiervoor het model Transparante Onderwijs Programmering (aangeduid als het TOP-model, nee niet 'Nederlands Next) als uitgangspunt gehanteerd. In dit model staan de verschillende leeractiviteiten opgesomd met een aantal kenmerken, waaronder het minimum en maximum aantal aan die activiteit deelnemende studenten.

Op basis van dit alles lijkt het nog redelijk simpel om de kosten van bepaalde leeractiviteiten in kaart te brengen. Leeractiviteit x * t uren * kosten per uur. Dat wordt dan afgezet tegen de inkomsten: n ingeschreven studenten * € x. (In de werkelijk is het wat ingewikkelder omdat een deel van het geld wordt toegekend op basis van het aantal studenten, een ander deel op basis van het aantal verstrekte diploma's, en dat met een vertragingsfactor van 2 jaar).

Elke onderwijsinstelling hanteert een bepaalde verdeelsleutel voor het toewijzen van een bepaald budget (Patrick schreef daar al over). Dat budget is het kader waarbinnen de leeractiviteiten gepland moeten worden.
Rekenvoorbeeld: Stel, dat pakweg 24 studenten het budget voor één docent opleveren. Met een maximaal aantal contacturen voor een docent van ergens tussen de 800 en 1200 uren per jaar (nieuwe CAO, laten we voor het rekenvoorbeeld voor het gemak even 960 uur aanhouden), dan betekent dat over een schooljaar van 40 weken 24 uren contacttijd per week voor die groep van 24 studenten. Dat is één uur per student per week, als je uitgaat van individueel contact. Het zal duidelijk zijn, dat als er een aantal leeractiviteiten wordt gepland met een lagere ratio docent - student dat dat gecompenseerd moet worden door activiteiten met een hogere ratio, zodat het gemiddelde weer op die 24 uur per week voor die 24 studenten uitkomt.

Bij het voorbereiden van een nieuw onderwijsconcept voor een opleiding wordt opvallend vaak nauwelijks rekening gehouden met deze financiële kaders. In allerlei enthousiaste onderwijsontwerpen ('vanuit onze visie willen wij veel nadruk leggen op individuele begeleiding') wordt gesteld, dat elke student 'elke week minimaal een half uur contact moet hebben met zijn directe begeleider'. Vervolgens blijkt in de praktijk, dat dat niet betaalbaar blijkt, wellicht nog even in een pilotfase maar toch echt niet meer na een bredere uitrol.
Om het onderwijs betaalbaar te houden, wordt gezocht naar allerlei manieren om een hoge contactintensiteit (nieuw scrabblewoord!) te compenseren. Daar komen allerlei maatregelen uit voort, die door de criticasters van het CGO worden verfoeid, soms terecht, soms niet. Het gaat om maatregelen zoals het inzetten van (goedkopere) onderwijsassistenten, meer zelfwerkzaamheid (bijvoorbeeld e-learning), groepswerk, colleges, meer stages, het inzetten van een 'DOLA' (docent op loopafstand) of simpelweg: minder contacturen.

In een eenvoudig rekenmodel is daar nog wel rekening mee te houden. De praktijk blijkt weerbarstiger. De kosten van een college aan 60 (uitgangspunt) of 43 (praktijk) mensen blijven hetzelfde, maar het is wel een stuk minder efficiënt. Hoe ga je dan om met het inzetten van colleges (uitgangspunt: 60 studenten), als je 72 studenten hebt? Hoe verwerk je een dagdelenrooster, waarbij een groep van 100 studenten 4 docenten krijgt toegewezen, en elke docent iets gaat doen met een deel van die groep? Of er wordt zelfstandig werken ingeroosterd voor 40 studenten, maar er zijn maar 12 computers beschikbaar? Begeleiding? De één krijgt wat meer dan de ander.
Kortom, er zijn tal van factoren (onzekerheden) te noemen die een nauwkeurige bepaling van de kosten in de praktijk erg lastig maken.

Nou zijn er dus verschillende roc's met ondersteuning van verschillende externe bureaus met een kostenanalyse bezig (geweest). Helaas heb ik nooit de kans gehad het resultaat van een paar die onderzoeken nou eens te analyseren. Echte uitspraken kan ik er vanaf deze plek dan ook niet over doen.

In elk geval is duidelijk dat de kosten van het onderwijs toenemen. Denk alleen al aan vergrijzing (dus hogere salarissen) en de recente salarisverhogingen. Daar staat niet automatisch een verhoging van de kwaliteit of productiviteit tegenover, zoals dat in andere sectoren wel gebeurt. Het rendement van de onderwijseuro moet omhoog. En dus moet er geïnnoveerd worden, moet er creatief tegen het onderwijs aangekeken worden. En dus, Patrick, moeten we af van het 'oud denken' in het onderwijs. Maar dat is voor de volgende keer.

Wordt vervolgd...

1 opmerking:

  1. Geachte lezer.

    Ik ben bij uw berichtgeving terechtgekomen, daar ik op zoek ben naar informatie omtrent: taakbelasting, urenverdeling, inzet en jaartaakmodellen. Mijn naam is Jan Smid en ik ben werkzaam op het graafschapcollege, een ROC in Doetinchem, als leraar nederlands voor buitenlanders en alfabetisering. Ik werk met groepen van maximaal 15 deelnemers. Ik moet normaal 1659 uren inzetbaar zijn, echter ik heb een Bapo en werk nog 1241 uren.De manier waarop mijn college met mijn Bapo omgaat klopt volgens mij niet. In het kort komt het hier op neer dat ik vermoed dat ze mij qua werkdruk inzetten alsof ik geen bapo heb. Dus jij propt de uren die je Bapo hebt nu maar in 1241 uur i.p.v 1659. Dit kan volgwens mij door heel slim met de papieren 1659 uren te sjoemelen. Let wel mijn Bapo kost me €250 per maand. Heeft dit te maken met inderdaad wat u zegt kostenbesparing?. Mag dit zo?. Misschien denkt u dit geval is niet mijn pakkie aan, wilt u dan deze reactie niet als geschreven beschouwen alstublieft. Indien u denkt wel te kunnen reageren mailt u me dan even terug?. Misschien kunt u me wat suggesties aan de hand doen. Mwet vriendelijke groet Jan W. Smid.

    BeantwoordenVerwijderen

Reacties zijn welkom