Posts tonen met het label boeken. Alle posts tonen
Posts tonen met het label boeken. Alle posts tonen

donderdag 29 maart 2012

Gek op gaten,

'Gek op gaten' is de titel van een boek van Jos Burgers. In een masterclass ging hij nader in op de vraag wat een klant echt wil.

De aanleiding van het boek was een gesprek met een leverancier van 'verspanende gereedschappen'. Wat hij vooral verkocht waren boren, in alle soorten en maten. In een discussie ging het er om, of die klant nu blij wordt van boren of juist van gaten. De rest van zijn verhaal ging vooral over het verschil of je nu boren of gaten moest verkopen.
Burgers stelt, dat je als bedrijf een heldere keuze moet maken, je moet onderscheiden van de rest. Hij schetst dat aan de hand van een weiland met koeien. Een koe die alleen staat heeft de neiging om zich naar de  rest van de kudde te bewegen, 'want daar zal het wel goed zijn'. Maar dat betekent dat hij geen echte keuze maakt en tussen de andere koeien ' in de shit' staat. Beter is om een eigen plek te houden, daar is het gras groen en ligt er geen shit. Je eigen plek in het weiland is je etalage.

Als je als bedrijf een duidelijke keuze maakt ben je herkenbaar voor je klanten. Bij AH weet je vrijwel zeker welke producten je er kunt vinden en dat het product, dat je zoekt er hoogstwaarschijnlijk ook is. En natuurlijk, service. Voor dat alles betaal  je natuurlijk wel iets meer. Bij de Aldi zijn de producten op zich wel goed, als ze er tenminste zijn. Verder weet je zeker dat er geen service is maar wel dat het goedkoop is. Beide formules hebben hun eigen fans.
Een foute benadering is 'strategisch kuddegedrag', doen wat iedereen doet en dus niet onderscheidend zijn. Een Edah is minder goedkoop én minder goed en staat dus tussen de andere koeien bijna onherkenbaar 'in de shit'. Het gaat er om dat je je uniek presenteert. Keuzen maken betekent helderheid naar de klant. Dat brengt geloofwaardigheid maar ook dat je beter wordt in jouw ding! Dat maakt ook dat mond op mondreclame beter werkt: je hebt een duidelijk verhaal.
Tijdens het verhaal passeren er allerlei voorbeelden. Schilders die zich aanbieden om bovenverdiepingen te schilderen omdat mensen het beneden best zelf kunnen doen. Zo zijn er ook schilders die zonder muziek schilderen. Gat in de markt. Je moet dus durven kiezen!
Bedrijven die niet kiezen,vinden het lastig om dingen los te laten, die hebben pas echt kiespijn...

Een praktijkcase is Cordaid. Bij Cordaid heeft een intern keuzetraject er toe geleid dat ze zich minder algemeen richten op het ondersteunen van gezondheidszorg in ontwikkelingslanden. Ze richten zich nu vooral op moeders. Daarmee komen ook thema's als kinderen, gezondheid, economische ontwikkelingen en dat soort zaken aan bod, alleen herkenbaar gemaakt aan de hand van een helder thema.  Daarmee creëren ze een 'gat' naast alle andere goede-doelenorganisaties.
Cordaid zoekt onder andere bedrijfssponsors. Bedrijven willen best meedoen aan goede doelen omdat klanten dat belangrijk vinden. Dat heeft er inmiddels toe geleid dat er een actie komt waarbij warme bakkers een 'mamabrood' gaan verkopen. Dat levert voor de bakkers weer een 'gat': een goed gevoel bij de klanten en een onderscheidend vernogen naar supermarktbakkers.

In het tweede deel van het verhaal gaat Burgers nader in op wat ik maar even noem 'klantenbinding'. Nadenken over gaten in plaats van over boren betekent, dat je je echt verdiept in wat de klant wil.
Een mooi voorbeeld is Zappos, een bedrijf dat oorspronkelijk schoenen verkocht. Dat doen nog steeds maar vanuit een andere filosofie. Nu 'helpen ze mensen en leveren af en toe ook schoenen'. Dat betekent, dat mensen altijd gehoor vinden, het daarom daarom een vertrouwd bedrijf vinden en er dus terug komen. Daarnaast laten ze andere mensen vooral weten hoe tevreden ze zijn. Iemand, die na het onverwacht overlijden van haar moeder een paar onlangs bezorgde dozen schenen vond, mocht die ondanks een ruim verstreken termijn toch terugsturen. Vervolgens stuurt het bedrijf een condoleancebloemetje. Zo krijg je nieuwe fans.
Een restaurant in Amsterdam geeft mensen, die niet gereserveerd hebben, een drankje aan de bar en regelt vervolgens een plekje in een ander restaurant in de buurt. Die klanten komen geheid weer terug en vertellen dat verhaal ook nog rond!
En natuurlijk kost dat allemaal geld, maar veel minder dan wat een beetje bedrijf in reclame stopt!

Burgers gaat verder in wat dat betekent voor je gedrag in het contact met de klant. Hij heeft daarbij als stelregel: Begin niet over de boren als je de behoefte aan gaten van de klant niet kent. Door juist niet in te gaan op de 'boorvragen' van de klant komt het gatenverhaal vanzelf aan bod. Mensen voelen zich dan veel beter begrepen, worden fan van je bedrijf.

Hij licht de wet van Snuf even toe.
Snuf is zijn hond. Wat er ook gebeurt, die hond is altijd blij als je thuiskomt, ook als je twee uur te laat bent en niet hebt gebeld. Dat kun je van je eigen partner niet altijd zeggen! Als je dan nagaat wie er het meest geknuffeld wordt: Snuf. Kortom, de wet van Snuf zegt, dat je terugkrijgt terug wat je zelf geeft.

Als je bij willekeurig welke vraag of reactie van een klant begrip toont, krijg je ook altijd begrip terug. Dat vertaalt hij in een ABC:
Aandacht geven, begrip tonen, complimenten geven.
Dat vertaalt zich in een aantal aandachtspunten voor de ruimte die je je medewerkers biedt om daadwerkelijk aandacht en begrip te tonen en complimenten te geven aan de klant.
  1. Omgaan met regels. Er zijn altijd regels en er zijn omstandigheden om daar van af te wijken. Medewerkers moeten ruimte hebben om daar verstandig mee om te gaan 
  2. Bevoegdheden. Het zijn vooral de medewerkers die contact hebben met de klanten. Je moet dan ook zorgen dat die bevoegdheden hebben om zelf initiatief te nemen. Zo is er een verzekeringsmaatschappij, die de callcentrummedewerkers €1000 ruimte geeft om kleine problemen bij klanten op te lossen. Dat blijkt vele malen goedkoper dan alles formeel af te handelen en levert bijzonder tevreden klanten op.
  3. Laat je beter maken. Accepteer kritiek. 
  4. Zeg nooit nee, zeg 'nee, maar' dan wordt het eigenlijk een ja.
    'Nee, dat product kunnen we nu niet leveren, wat we wel kunnen doen ...'
Burgers is een makkelijk verteller met veel voorbeelden en anekdotes en een prettige, droge humor. Tegelijkertijd zet hij je ook aan het denken over wat er werkelijk toe doet bij de manier waarop je omgaat met je klanten. 
Het boekje moet ik nog lezen. In elk geval geeft het me ook stof tot nadenken over de manier waarop je in het onderwijs dingen beter, makkelijker, leuker kunt maken. Daar moe ik nog een keer op terug komen. 

maandag 19 december 2011

Wanneer ben je effectief?

(bron)
Werkdruk staat hoog op het lijstje van stressbevorderende factoren bij veel mensen. Ik heb dat niet statistisch onderzocht, ik stel dat een beetje vast aan de hand van mijn eigen ervaring en op grond van de signalen bij mensen om mij heen.

Via de LinkedIn-blog kreeg ik een lijstje onder ogen: 7 things highly productive people do. Nu blijkt dat lijstje gebaseerd te zijn op één bron, ook niet bepaald een statistisch hoogstandje. Het komt neer op een paar tips:
  • Werk terug vanuit doelen naar mijlpalen naar activiteiten
  • Stop met multitasken, dat kun je gewoon niet.
  • Zorg, dat je tijdens het werk niet afgeleid kunt worden
  • Organiseer je email zodat dat je evenmin afleidt
  • Gebruik de telefoon voor conversaties, niet je email
  • Houd je eigen agenda bij, laat dat niet door een ander bepalen
  • Werk in intervals van 60-90 minuten
In eerste instantie dacht ik dat het ging over  'seven habits of highly effective people', het bekende boek van Steven Covey. Dat gaat voor een klein deel over dezelfde dingen, voor een groot deel over persoonlijke eigenschappen, waar je je zelf in kunt trainen. Het boek is bijzonder aan te raden!
(Een mindmap met een samenvatting vond ik op www.spagaat.com)
Het blijk echter beperkt te zijn tot wat tips over timemanagement. Eigenlijk gaat het om niet afgeleid te raken van je taken. Dat is 'nooit' verkeerd. Nou ja, zeg nooit nooit...

Voor je persoonlijke productiviteit is het goed om bijvoorbeeld je emails op te sparen tot het einde van een dag, of juist het begin van een nieuwe dag. Als je echter vanuit logistiek redeneert, moet je voorkomen dat ergens voorraden of wachttijden ontstaan. Als je een sleutelfiguur bent in een kritisch proces moet je er voor zorgen dat anderen niet op je hoeven te wachten. Denken in processen, heet dat. Daar ga ja dan met het opsparen van email en jezelf afzonderen! Het is natuurlijk een kwestie van een goede balans zoeken, afspraken maken wanneer men een antwoord kan verwachten of wanneer je gestoord kunt worden. Je kunt juist die belangrijke zaken ook tussendoor inplannen.

zondag 11 december 2011

Information is beautiful

Alweer een paar maanden geleden schreef ik over de blog van Reinout van Brakel: Onderwijs in Grafieken. Reinout heeft inmiddels al heel wat grafieken over gepresenteerd en beschreven op zijn blog. Het mooie is, dat het steeds gaat over een visualisatie van informatie.

Recent heb ik een boek gekregen waarin David McCandless informatie, die op internet te vinden is, op een een of andere manier heeft gevisualiseerd: Information is Beautiful.
...Swamped by information, I was searching for a better way to see it all and understand it. Why not visually? 
Waar het vooral om gaat is het verhaal achter de plaatjes. Je kunt makkelijk praten over die miljarden, die er verdampen bij een beurskrach, die er in een Euro-reddingsfonds moeten worden gestopt of die uitgegeven zijn aan de oorlog in Irak. Maak er maar eens een plaatje van.

Wil je weten hoe het nu zit met de zeespiegelstijging als gevolg van het broeikaseffect? Wil je een idee hebben van de omvang van grote rampen? Dat en veel meer heeft McCandless uitgezocht en gevisualiseerd.

Het boek is net als de website prachtig prachtig om door te bladeren. Dat smaakt naar meer. Dat zou je in opdrachten kunnen verwerken. Dat is precies wat Katy Schrock doet op haar Googlesite Ínfographics as a creative assignment. Ze heeft daar een enorme lijst met bronnen en verwijzingen naar manieren waarop je met infographics in het onderwijs aan de slag kunt.

Toch wat anders dan infographics maken is gebruik maken van de enorme database aan gegevens die het internet biedt. Zo bewaart Google alle zoekopdrachten. Elke keer, dat je een zoekvraag op internet stelt, wordt die database weer wat groter. Dat betekent dat je met diverse tools kunt nagaan wat op een bepaald moment door veel mensen belangrijk gevonden werd. Google heeft daar inm,iddels verschillende tools voor gemaakt: Google Insight (om zoektermen met elkaar te kunnen vergelijken), Google Trends om zoekgedrag naar een bepaalde term over een bepaalde periode te zien. Er zijn dan ook weer allerlei sites, die informatie geven over hoe je die tools het beste kunt gebruiken.
Recent kwam ik ook Google NGram tegen. Daarmee wordt in Google books naar een bepaalde term gezocht.

Terecht: information is beautiful!

dinsdag 15 november 2011

De grote uittocht

Het is alweer anderhalf jaar geleden dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken (en nog wat andere partijen) een rapport presenteerden over 'de grote uittocht'. Wat staat de overheid in brede zin (dus inclusief de zorg en het onderwijs) de komende jaren te wachten op het gebied van de arbeidsmarkt?

Van de 1 miljoen mensen, die in 2010 bij de overheid werkten, zal 70% daar in 2020 niet meer werken. In die periode gaan er ongeveer 275.000 mensen met pensioen. Voor de rest zullen mensen om andere redenen vertrekken.
Er staat een foutje in het plaatje, bij de middelste rij gaat het waarschijnlijk om 2015.

Door de vergrijzing zal het moeilijk zijn om op een krappe arbeidsmarkt voldoende personeel te vinden. Dat niet alleen, de vergrijzing vereist juist een toenemend aantal mensen in de zorg. Juist door de krappe arbeidsmarkt zullen mensen eerder geneigd zijn een baan elders te nemen waardoor het effect van de vergrijzing wordt versterkt.

In het rapport wordt een aantal arbeidsmarkt gerelateerde trends genoemd:
  • De bevolking verandert van leeftijd en samenstelling
    We worden ouder, er komen minder jongeren en en ondanks immigratie neemt de beroepsbevolking af.
  • De arbeidsmarkt wordt flexibeler maar ook krapper
    Er is vooral behoefte aan hoogopgeleiden, mensen wisselen vaker van baan, de participatie stijgt. Er is eerder sprake van werkzekerheid dan van baanzekerheid
  • Krappe overheidsfinanciën
    Vergrijzing en de economische crisis eisen hun tol
  • Het werkende individu wil combineren
    Werknemers worden flexibeler, willen werk en thuis (zorg) combineren, employability is belangrijk
  • Organisaties veranderen
    Invloed van technologie op productiviteit, organisatiegrenzen vervagen, maar ook de verhouding privaat-publiek staat ter discussie. Wat als de markt goedkoper en beter onderwijs kan verzorgen?
  • Burgers zijn minder tevreden
    Burgers zijn als belastingbetaler, kiezer, onderdaan en klant kritisch op wat ze krijgen 
Naast deze trends zijn er enkele fundamentele onzekerheden die een rol spelen. De eerste onzekerheid is het economisch klimaat, de tweede onzekerheid heeft betrekking op hoe de burger aankijkt tegen de overheid, op solidariteit. Deze onzekerheden zijn in een viertal scenario's weergegeven waarbij 'groei' en 'stagnatie' op de ene as en 'zelf' en 'samen' op de andere as zijn uitgezet.
Elke kwadrant kent zijn eigen uitdagingen en aanpak.

De overheid heeft op basis van de trends en de mogelijke scenario's in elk geval een aantal uitdagingen:
  1. Wat je als overheid doet, doe je goed
  2. Inzet op sociale innovatie
  3. Vergroten van professionele ruimte en statusherstel van professionals
  4. Talenten van professionals beter benutten
  5. Verder verhogen van arbeidsdeelname
  6. Investeren in loopbaan en gezondheid
  7. Beter combineren van werk en privé
  8. Marktconforme loonontwikkeling
  9. Bevorderen van mobiliteit zowel binnen als buiten de overheid
Natuurlijk is het rapport gericht op de overheid, zowel in de rol van werkgever als in de rol van bestuur. Dat neemt niet weg, dat onderwijsinstellingen de komende jaren te maken krijgen met een grote uitdaging. Vergrijzing betekent zoveel meer dan dat een aantal oudere collega's gaan vertrekken. Het gaat niet alleen om het invullen van vrijkomende uren. Met hen vertrekt ook veel kennis en ervaring en verdwijnen relatienetwerken. Toenemende werkdruk voor diegenen die achterblijven zal er voor zorgen dat het imago van het docentschap verder onder druk komt te staan met als consequentie dat nog minder mensen voor het onderwijs kiezen. Zo ontstaat een vicieuze cirkel die met krappe budgetten niet te doorbreken zal zijn.

Hoog tijd om eens door te denken over de mogelijkheden die er zijn om met minder geld en mensen toch kwalitatief goed onderwijs te blijven leveren! Dat vraagt om creativiteit en innovatie!

dinsdag 8 november 2011

Het geheugenpaleis

Dat kon natuurlijk niet uitblijven. Nadat ik al eerder aandacht besteedde aan Joshua Foer wilde ik zijn boek, het Geheugenpaleis ook wel eens lezen. Dat bleek nauwelijks een opgave. Lekker vlot geschreven en een boeiend verhaal.
Foer beschrijft hoe hij er toe komt om te gaan trainen voor het Amerikaans geheugen-kampioenschap en dat als nieuwkomer ook nog wint!
Het begint allemaal als hij op zoek gaat naar de slimste mens ter wereld. Die blijkt niet zo makkelijk te googlen als bijvoorbeeld de sterkste man ter wereld. Hij vindt wel iemand die zeer getalenteerd is in het memoriseren van allerlei zaken. Ben Pridmore was in staat om in 32 seconden de volgorde van een set speelkaarten van buiten te leren.
Foer vroeg zich af, of je een beter journalist, student of partner, kortom een beter mens kunt worden als je alles beter kunt onthouden. Hij bezoekt in 2005 de Amerikaanse geheugenkampioenschappen om dat uit te zoeken en maakt kennis met een aantal van de deelnemers. Daar ontdekt hij, dat die deelnemers geen 'savants' waren maar gewone mensen, die door middel van enkele trucs en heel veel oefenen in staat waren tot allerlei geheugenprestaties. Hij laat zich overhalen om ook te gaan trainen om het jaar daarop mee te doen met de geheugenkampioenschappen.

zondag 30 oktober 2011

Epidemie van geheugenverlies

Joshua Foer gaat in de 'van der Leeuwlezing' in op de epidemie van geheugenverlies dat met de boekdrukkunst is ontstaan.
Ik wil u vragen mee te doen aan een kort experiment in zelfonderzoek. Denkt u eens terug aan de colleges uit uw eerste studiejaar. Hoeveel van de kennis die u toen is bijgebracht, kunt u zich nog herinneren? Of denk eens aan een boek dat u vorig jaar hebt gelezen. Wat kunt u zich daar nog van herinneren? Hoeveel zult u zich er over een jaar nog van herinneren? En over tien jaar?
Vóór mensen konden lezen moest alles, wat moest worden overgedragen, ook worden onthouden. De menselijke cultuur kon zich alleen ontwikkelen dankzij het geheugen. Met de komst van het schrift en boeken werd een extern geheugen geïntroduceerd. In eerste instantie had dat nog niet zo veel effect: toen er nog niet veel boeken waren, wist men dat men een bepaald boek hoogstwaarschijnlijk maar één keer beschikbaar had en moest de inhoud worden gememoriseerd.Met de komst van de boekdrukkunst werd extern geheugen enorm uitgebreid en hoefde niet alles meer onthouden worden.
Larry 'Google' Page heeft als visioen dat het mogelijk zal worden om onze hersenen aan te sluiten op het internet en het denken over een vraag al voldoende zal zijn om een antwoord te krijgen. (Leuk thema voor een science fiction boek.)

In het onderwijs is het memoriseren grotendeels vervangen door ervaringsleren. Eerdere onderwijssystemen waren veel meer gericht op het kunnen onthouden van allerlei feiten. Dat gebeurde niet alleen vanwege de kennis zelf maar ook omdat men er van uit ging dat daardoor het vermogen om dingen van buiten te leren werd versterkt. Eigenlijk een onderdeel van het verborgen curriculum.
Foer stelt, dat het leren van nu vooral is gericht op het het verwerven van voldoende korte termijn kennis om een examen te halen. Daarna mag alles weer vergeten worden.
Hier valt wel wat op af te dingen. Niettemin zien we in het onderwijs dat het belang van feitenkennis en het vermogen om zaken te memoriseren behoorlijk is verwaterd. Tegelijkertijd vermoed ik, dat meer aandacht voor het vermogen om dingen van buiten leren een positief effect op de kwaliteit van het onderwijs zou kunnen hebben.

Er zijn veel parallellen te trekken tussen Joshua Foer en Nicholas Carr. Beiden waarschuwen voor negatieve effecten van het internet op de hersenen. Waar Carr een relatie legt tussen internet en het afnemende vermogen om geconcentreerd te lezen en je daarbij in te leven in de tekst, gaat Foer nog een flinke stap verder. Hij ziet lezen (en met name het bestaan van toegankelijke informatiebronnen) als een aantasting van het vermogen tot herinneren. Foer heeft het daarbij over het 'verwoestende effect' op het geheugen.
Hoewel ik erg geïntrigeerd ben door zijn benadering van het geheugen en me ook nog wel iets kan voorstellen bij (de consequenties van)  het afnemende vermogen om te memoriseren, vind ik de omschrijving 'verwoestend' toch wel overtrokken.
Eens kijken hoe ik er over denk na het lezen van het Geheugenpaleis.

dinsdag 18 oktober 2011

Nieuwe media, kans voor dienstverlening en interactie

Een hele mondvol voor deze publicatie van KING en de werkgroep Antwoord© in samenwerking met een aantal partijen (waaronder M&I/Partners en HowAboutYou) over de kansen die er liggen voor gemeentes als zij nieuwe media slim in weten te zetten.

Het boekje gaat in op de samenleving, die verandert als gevolg van nieuwe media. In de introductie wordt dat met een verhaaltje gedemonstreerd. Daarin wordt Bert Burger gevolgd, nadat hij van zijn gemeente een bericht heeft gehad, dat zijn rijbewijs kan worden opgehaald. Via een app 'Nooit meer in de rij' weet hij wanneer hij het beste naar het gemeentehuis kan gaan. Bij het gemeentehuis kan hij met behulp van een QR-code door middel van augmented reality de verschillende ontwikkelingsplannen voor een nieuw gemeentehuis kan zien. Hij kan stemmen op het plan dat zijn voorkeur heeft. Zijn rijbewijs betaalt hij met de betaalfunctie van zijn mobieltje.
Het boek gaat in op de veranderende verhouding tussen de gemeentelijke overheid en de burgers en de manier waarop zij dichter bij elkaar kunnen komen doordat de overheid beter in staat is naar de individuele burger te luisteren en burgers meer weten over en betrokken worden bij de plannen van die overheid.

In een eenvoudig model worddt een matrix geschets met vier vlakken met op de ene as het denken van vandaag en van morgen en op de andere as het doen van vandaag en morgen.

  • Denken en doen van vandaag:
    Accent ligt op de basis op orde
  • Denken van vandaag en doen van morgen
    Veranderen binnen bestaande kaders, optimalisatie van de huidige processen (iPads ipv documenten voor de gemeenteraad)
  • Denken van morgen en doen van vandaag
    Voorlopers de ruimte geven om nieuwe dingen uit te proberen
  • Denken en doen van morgen
    De transitie van gemeente naar gemeenschap, van burger naar gelegenheidscoalitie, van burgerparticipatie naar overheidsparticipatie.
Sociale netwerken kunnen in een dergelijk traject drempelverlagend werken. Het boekje gaat vervolgens in afzonderlijke hoofdstukken in op mobiele technologie (wat kun je allemaal met mbobile devices en apps?), open data (toegang tot allerlei informatiesystemen waarvan burgers gebruik kunnen maken: 'nooit meer in de rij' is zo'n app die gebruik maakt van de gegevens in het klantinformatiesysteem van de gemeente) en cloudcomputing.
Bestuurders wordt opgeroepen het denken van vandaag los te laten en ruimte te geven aan de ontwikkelingen.

Leuk boek, aanrader. Vooral om over na te denken wat je hiermee kunt in het onderwijs. Nu worden er al boeken volgeschreven over het gebruik van allerlei social media in het onderwijs, om het leerproces te faciliteren. Prima, vooral doen, ga zo door! 
Maar wat nu, als je je medewerkers en studenten eens mee laat denken over het onderwijsbeleid? Over de organisatie van de school? Waarom zou je ouders of bedrijven er niet bij betrekken? Volgens mij liggen hier heel veel kansen om bestuurders en medewerkers dichter bij elkaar te brengen, elkaar te versterken! Impliciet neem je wat drempels weg voor het gebruik van ICT en doe je tegelijkertijd aan professionalisering! Ik zou er graag eens over door willen denken met wie daar voor in is...


maandag 10 oktober 2011

Het maakbare brein

Onlangs bleek dat ik nog een 'digitale boekenbon had staan bij Bol.com op het moment dat er een aantal e-boeken in de aanbieding waren. Ik heber meten drie besteld waaronder 'Het maakbare brein' van Margriet Sitskoorn.

Het is een toegankelijk boek met een vaste hoofdstukopbouw die maakt dat de inhoud beter beklijft. Elk hoofstuk begint met een verhaal waarin het brein een rol speelt. Dan volgt een inhoudelijk hoofdstuk met aan het eind een samenvatting in de vorm van de hoofdpunten van het hoofdstuk. Tot slot heeft elk hoofdstuk een toegift waarmee de inhoud nog een keertje wordt benadrukt. 

Het eerste hoofdstuk beschrijft de invloed van de hersenen op het gedrag. Het hoofdstuk beschrijft de gedragsverandering, die de Rode Baron onderging, nadat hij tijdens een luchtgevecht door een mitrailleurkogel in het hoofd werd geraakt. In dit hoofdstuk wordt verder beschreven dat de huidige informatiemaatschappij een groter beroep doet op de cognitieve eigenschappen.Dat eist ook zijn tol in de vorm van (over)vermoeidheid en informatiestress.
In het tweede hoofdstuk wordt de bouw van de hersenen nog eens uit de doeken gedaan en wordt beschreven op welke manier de hersenen het gedrag bewerkstelligen. In de toegift wordt de manier waarop de verschillende delen van de hersenen samenwerken mooi geïllustreerd aan de hand van een voorbeeld van wat er op een doorsnee-ochtend zoal in die hersenen gebeurt.
Hersenen zitten op een bepaalde manier in elkaar, elk deel heeft zo zijn basisfuncties. De hersenen zijn echter verregaand in staat tot reorganisatie. In het derde hoofdstuk wordt dat gedemonstreerd aan de hand van een violiste met zwaar epilepsie, bij wie een groot deel van de hersenen wordt weggehaald. De ontwikkeling van de hersenen wordt beschreven in drie vormen van plasticiteit: ervaringsonafhankelijke plasticiteit (erfelijke factoren), ervaringsverwachte plasticiteit (de 'normale' ontwikkeling op basis van je omgeving zoals lopen, praten, fietsen, taal, enzovoorts), en de ervaringsafhankelijke plasticiteit (wat je persoonlijk kunt leren, afhankelijk waarvoor je oefent). In de toegift wordt duidelijk gemaakt dat het een mythe is, dat je maar een beperkt deel van je hersenen gebruikt. Sterker nog: wat je niet gebruikt verdwijnt!
Hoofdstuk 4 gaat verder met die plasticiteit en zoomt in op voorbeeld waarbij duidelijk is, dat functies in elkaar kunnen overlopen. Denk aan fantoompijn, maar ook het feit dat je geamputeerde ledematen kunt voelen als je een bepaald deel van het lichaam aanraakt.
(In dit hoofdstuk wordt professor Ramachadran aangehaald. Ik heb daar ooit een presentatie van meegemaakt tijdens een Educauseconferentie in de VS.)
Tijdens de ontwikkeling van de hersenen worden veel nieuwe verbindingen gemaakt (synaptogenese) en afgebroken (pruning). Dat gebeurt onder invloed van de omgeving, omstandigheden, opvoeding, training.

'Het maakbare brein' is een weliswaar inmiddels bekend boek, dat een groot accent legt op de nieuwste inzichten in de manier waarop de hersenen werken. en met name de plasticiteit van de hersenen. En juist die plasticiteit maakt, dat we blijvend kunnen leren en veranderen. 'Het brein bepaalt je gedrag en je gedrag bepaalt je brein'.



dinsdag 4 oktober 2011

Trendrapport MBO

De werkgoep Innovatie van saMBO~ICT heeft in samenwerking met Kennisnet een Trendrapport MBO uitgebracht. Daarin worden trends die van invloed kunnen zijn op het MBO in kaart gebracht. Het boekje werd gepresenteerd tijdens de saMBO~ICT conferentie van enkele weken geleden, ik had tot nu toe geen kans gezien er een bericht over te schrijven.

De auteurs, Pieter Vorstenbosch, Wilfred Rubens en Stephanie Ottenheim beschrijven de voor het MBO meest relevante technologieën vanuit twee invalshoeken: de maatschappelijke ontwikkelingen en de uitdagingen voor het MBO.

Als belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen onderscheiden zij een aantal verschuivingen op het gebied van:

  • Het ontstaan van de netwerksamenleving waar iedereen met iedereen continu in contaxt kan staan
  • De omschakeling van aanbod- naar vraaggerichte productie en dienstverlening waarin consumenten meer en meer op maat worden bediend
  • De ontwikkeling van nieuwe organisatie- en verdienmodellen waarbij geld op een andere manier wordt verdiend dan met traditionele productie en dienstverlening
  • De technologisering van het leven houdt in dat informatietechnologie ver is doorgedrongen in allerlei apperaten en processen


Het MBO staat voor een aantal uitdagingen:

  • Het organiseerbaar houden van het onderwijs is met name voor het MBO een grote uitdaging omdat het een grotere diversiteit kent dan welke andere onderwijssoort dan ook.
  • De samenwerking tussen MBO-instellingen en het bedrijfsleven moet geoptimaliseerd worden.
  • Studenten moeten worden beschouwd als volwassen internetconsumenten die hun eigen apparaten meebrengen en eisen stellen aan de internetverbinding.
  • En ook het MBO zal meer voor elkaar moeten krijgen met minder middelen.

Op welke manier kunnen technologische ontwikkelingen een meerwaarde bieden voor het onderwijs? Het rapport onderscheidt er zes. Daarbij wordt de technologie omschreven en wordt aangegeven wat de impact op het MBO kan zijn. Vervolgens beschrijven de auteurs de (mogelijke) toepassingen, enkele aandachtspunten en voorbeelden.

  1. Cloudcomputing. Kort gezegd komt het neer op het aanbieden van informatie en applicaties via het internet (in plaatjes altijd weergegeven als een wolkje). Dat gebeurt natuurlijk al lang maar zal alleen nog maar toenemen. 
  2. Social media bieden allerlei mogelijkheden om mensen met elkaar in contact te komen. Dat kan zowel in het primaire als in de ondersteunende processen worden ingezet.
  3. Verrijkte content biedt een student zoveel meer dan alleen maar tekst met wat statische plaatjes. 
  4. Augmented reality biedt een extra informatielaag over (een representatie van) de wereld om ons heen. Kijk door een speciale bril, venster of camera naar je omgeving en er wordt allerlei informatie gepresenteerd over die omgeving. Dit zit nog in het stadium 'leuk', echte (onderwijs)toepassingen zijn echter snel te verwachten.
  5. Het sematisch web heeft betrekking op het zoeken en presenteren van informatie. Het gaat een stap verder dan zoeken op basis van trefwoorden. Als je wilt weten of van Gogh ooit in Nice heeft gewerkt krijgt ook commentaren van mensen, die zijn werk 'very nice' vinden. In het semantisch web wordt ook de context meegenomen. Dan 'snapt' een computer op basis van andere gegevens beter welke informatie nu eigenlijk gezocht wordt. Dit kan van grote invloed zijn op leermateriaal!
  6. Met learning analitics wordt het mogelijk voorspellingen te doen over bijvoorbeeld het leertraject van een student.
In de praktijk zal het boekje terecht vooral terecht komen bij mensen die er al het een en ander van weten.Voor hen biedt het een 'wel aardig maar bekend' helder overzicht over de ontwikkelingen, die op de stoep staan. Voor de mensen die met dit boekje in de hand denken 'dat stuur ik even door naar Frits, die is met dit soort dingen bezig': Niet doen, Frits weet het allemaal wel, heeft dit boekje waarschijnlijk zelf al ergens vandaan gehaald. Sla open en lees het zelf!
Mocht je vervolgens nog vragen of ideeën hebben, meld je dan aan bij LinkedIn voor de groep 'De Onderwijsdagen en neem deel aan de discussie 'Welke technologie heeft de meeste impact op het onderwijs de komende jaren?'  

donderdag 19 mei 2011

Maatwerk voor beter leren

Wie kent ze niet, al die managementmodellen waarmee organisaties, processen, relaties in kaart worden gebracht of geduid worden. Het IPVO (Innovatieplatform VO), heeft een boekje uitgebracht met daarin een mix van modellen uit organisatie- en menswetenschappen en uit de Nederlandse onderwijskunde. In totaal 59 modellen die een ondersteuning kunnen bieden bij het realiseren van maatwerk voor leerlingen in het VO.
De oorspong ligt in een project 'Schoolorganisatiemodellen, maatwerk voor beter leren onderzocht'. In dat project heeft een twintigtal schoolleiders nagedacht over het bieden van maatwerk aan leerlingen in het VO.
"Onderwijs gaat over het omgaan met verschillen. Verschillen in karakter, in ambitie, in interesse, en in kunnen. Verschillen tussen leerlingen, tussen docenten en verschillen in de schoolleiding."
Rond maatwerk kwamen vijf deelgebieden naar boven:
  • Talentontwikkeling voor docenten
  • Gedistribueerd leiderschap
  • Differentiatie in de klas door de docent
  • Ondernemerschap organiseren
  • Verschillen tussen jongens- en meisjesachtige leerstijlen.
Het beschrijven van de werkelijkheid aan de hand van modellen, heeft natuurlijk zijn beperkingen.
"Modellen zijn handig, maar bevatten geen waarheden en al helemaal geen kant-en-klare oplossingen. Effectief worden ze slechts door degene die ze weet in te kleuren met een creatieve, persoonlijke blik. Modellen laten zien wat we intuïtief al lang weten en bieden nieuwe woorden voor soms oude inzichten."
(Oftewel: Modellen zijn een benadering van de werkelijkheid, het enige model dat ook in de werkelijkheid bestaat is een fotomodel en zelfs dat is maar een benadering.)
De modellen in het boek zijn stuk voor stuk herkenbaar, benaderd vanuit het onderwijs. Naar mijn idee is het een boekje dat veel breder gaat dan maatwerk in het VO, het is gewoon een prima naslagwerk voor iedereen die op een een of andere manier actief betrokken is in het onderwijs.

zondag 9 januari 2011

Het raadsel van informatie

Ik vind 'informatie' een heel erg boeiend fenomeen. Een boekje als 'het raadsel van informatie' (onder redactie van Bennie Mols) vind ik dus altijd de moeite waard. Een aantal gerenommeerde wetenschappers geven een doorkijkje in hun vakgebied vanuit de invalshoek van informatie.
  • Johan van Benthem gaat in op de logica van de taal. Als je kijkt naar de complexiteit van het uitwisselen van informatie is het bijna een wonder dat wij er in onze communicatie zo makkelijk mee omgaan.
  • Arnold Smeulders beschrijft de complexiteit van het interpreteren van beelden. Onze hersenen doen het schijnbaar moeiteloos, beelden omzetten in taal. Het bleek ongelooflijk ingewikkeld om een computer beelden te laten herkennen. Het lukt al wat beter door computers te leren patronen te herkennen. Probeer dan toch maar eens om een huis te herkennen in een omgeving. Omdat een computer dat moet doen door expliciete regels te interpreteren (daar is-t-ie goed in) is dat lastig omdat er zo ontzetten veel verschillende varianten zijn.
  • Roelien Bastiaanse laat zien hoe taal gevormd wordt in de hersenen. Door patiënten met bepaalde stoornissen te onderzoeken, ontstaat inzicht in de manier waarop woorden en zinnen worden gebouwd.
  • Marien de Bruyne onderzoekt de manier waarop geurinformatie wordt verwerkt.
  • Maarten van Lohuizen doet de werking van het DNA nog eens uit de doeken. Boeiend daarbij is het verhaal over de epigenetica: de manier waarop de vertaling van de erfelijke eigenschappen vanuit het DNA naar eiwitten in zijn werk gaat. Met name dat bepaalde omstandigheden er voor kunnen zorgen dat de interpretatie van die informatie kan veranderen en dat dat toch weer overgeërfd kan worden. Krijgt Lamarck toch nog een beetje gelijk?
  • Harry Buhrman gaat in op kwantuminformatie. Daarbij komen de kwantumeigenschappen van elektronen voorbij (tegelijkertijd golf en deeltje, op meerdere plaatsen tegelijkertijd kunnen voorkomen) en de mogelijkheden van kwantumcomputers. Bizar, maar met ongekende mogelijkheden.
  • Gerard 't Hooft beschrijft wat er gebeurt met informatie in zwarte gaten. Zelfs zwarte gaten blijken niet helemaal zwart te zijn: ze geven straling af doordat net buiten de waarnemingshorizon (een schil rondom een zwart gat waarbinnen zelfs licht niet meer aan de zwaartekracht kan ontsnappen) deeltjes kunnen splitsen, waarbij één deeltje in het zwart gat valt en het andere deeltje als straling van het zwarte gat afvliegt. En in die straling, die daarmee instaat zit weer informatie.
  • Hendrik Lenstra analyseert de Escher-prent 'de Prentententoonstelling'. Daarin zit op een bepaalde manier een Droste-effect verwerkt: een man kijkt naar een prent waarop hij zelf staat. In de prent zit in het midden een wit gat. Welke informatie zit er in dat gat? Door het toepassing van wiskundige technieken is het mogelijk om dat witte gat te vullen en Eschers prent verder af te maken.
Heel boeiend allemaal. Maar toch...
Geen van de artikelen gaat echt in op het wezen van informatie. Nou is dat best lastig. Er is wel een definitie of omschrijving te geven. Dat gebeurt in de inleiding van het boekje: 'in het algemeen betekent informatie zoiets als kennis, inlichting, mededeling, bericht, betekenis'. Wikipedia zegt:
Onder informatie (van Latijn informare: "vormgeven, vormen, instrueren") verstaat men in algemene zin alles wat kennis of bepaaldheid toevoegt en zodoende onwetendheid of onbepaaldheid vermindert. In striktere zin wordt wel gesteld dat pas van informatie gesproken kan worden als die voor mensen interpreteerbaar is. Het interpreteren en integreren van deze informatie resulteert in kennis.
Zoals ik er tegen aan kijk, komt informatie overeen met 'ordening'. Een aantal elementen kunnen op een bepaalde manier ten opzichte van elkaar geordend zijn. Door de ordening te veranderen, verandert ook de informatie-inhoud. Een 'kat' en een 'tak' bevatten alle twee dezelfde elementen. Door de ordening te veranderen ontstaat een andere informatie-inhoud. Een tak is geen achteruitlopende kat (en als dat wel zo zou zijn, zou er dus ook sprake zijn van een verandering van informatie!).
De toevoeging die in Wikipedia wordt gemaakt (het moet te interpreteren zijn), is naar mijn idee fundamenteel, hoewel dat niet alleen voor mensen hoeft te gelden, natuurlijk. Ook dieren zijn in staat informatie te interpreteren.
Nu zijn er volgens mij maar twee (misschien drie) informatie-interpretatiesystemen.
  1. Het eerste interpretatiesysteem is de menselijke kennis (laten we voor het gemak dieren er even buiten houden). Kennis is in feite informatie die in de hersenen is opgeslagen en er voor kan zorgen dat informatie kan worden geïnterpreteerd en kan leiden tot nieuwe kennis. Kennis kan in de vorm van taal worden geuit en gedocumenteerd maar dat maakt deel uit van hetzelfde interpretatiesysteem. Een idee dat in hoofden van mensen zit en door communicatie kan worden overgedragen, heeft op die manier als het ware een eigen entiteit.  
  2. Het tweede interpretatiesysteem is de manier waarop erfelijke eigenschappen zijn opgeslagen en worden overgedragen. De volgorde van de bouwstenen van DNA bepalen de erfelijke eigenschappen. Het celmetabolisme is het interpretatiesysteem dat de informatie vertaalt niet eiwitten en daarmee structuren waaruit het organisme bestaat. Een gen is informatie die in verschillende organismen terug kan komen en heeft dus op die manier ook een soort eigen entiteit.

    Ik twijfel over een derde interpretatiesysteem:
  3. Computerprogramma's lijken erg veel op het formele kennissysteem. Het grote verschil is, dat het informatieproducten zijn, die door mensen zijn bedacht. In die zin horen ze in feite tot het kennissysteem. Maar wanneer die computerprogramma's zeer geavanceerde algoritmes bevatten die er voor kunnen zorgen dat het computerprogramma zichzelf verbetert en in stand houdt, zou dat wel eens een derde vorm kunnen zijn.
Er is heel wat over te filosoferen over informatie en alles wat er aan vast zit. De verschillen tussen het fysieke en het informatiedomein bijvoorbeeld. In het fysieke domein geldt zoiets als behoud van materie en energie. In het informatiedomein geldt die niet. Als ik je een appel geef en jij geeft me een peer terug, dan is er iets uitgewisseld. Informatie kan echter gekopieerd worden: als ik je informatie geef en jij geeft me informatie terug, beschikken we alletwee over de oude én de nieuwe informatie. Een mooiere ruil dan een kennisruil is er dus eigenlijk niet!

maandag 11 mei 2009

Dat ben ik...

'Ben ik dat?' is de titel van een boek van Mark Mieras waar ik al eerder aandacht aan heb besteed. In één van de hoofdstukken beschrijft hij zijn ervaring met een fMRI-scan:
...Gebiologeerd staar ik even later op het computerscherm naar de kronkels in mijn eigen brein, naar kwabben en orgaantjes. Dat ben ik, denk ik. Daar zitten mijn gedachten en herinneringen, mijn gevoelens en neuroses. En daar zitten dus ook ergens de centra die nu deze beelden zitten te bekijken...
Afgelopen week heb ik het zelf kunnen ervaren. Mijn zoon mag zich inmiddels drs noemen en houdt zich als AIO bezig met, jawel, hersenonderzoek in een fMRI. En bij zijn onderzoek heeft hij regelmatig proefpersonen nodig. Dat leek me wel wat.
Dus meldde ik me tegen vijf uur op de universiteit (wetenschappers werken net als adviseurs ook buiten kantoortijden) en na wat formaliteiten, wat uitleg en het afleggen van alles wat van metaal was of metaal bevatte, mocht ik gaan liggen en werd ik met mijn hoofd in een smalle koker geschoven.
Na anderhalf van allerlei testjes werd ik weer bevrijd.
Het onderzoek in de scanner was op zichzelf niet zo sensationeel maar wel heel erg doordacht. Het ging om de relatie tussen gezichtsherkenning en het opslaan van geassocieerde informatie bij gezichten als beroep, hobby, woonplaats, huisdier, muziekvoorkeur, enzovoorts. Het was nog maar een voorzonderzoek dat zich richtte op het localiseren van de plaats in de hersenen waar die bijbehorende informatie wordt opgeslagen. Als die locatie eenmaal bekend is, kan het echte onderzoek worden opgezet.
Een fMRI-scanner werkt op wisselingen in magnetische velden door de aanwezigheid van hemoglobine. Actieve plekken in de hersenen krijgen extra zuurstof wat leidt tot een sterkere doorbloeding wat in een fMRI weer zichtbaar wordt door een verstoring van het magnetisch veld. Nu zijn er in de hersenen voortdurend allerlei plekken actief. Een onderzoek als dit moet dusdanig slim worden opgezet dat niet relevante hersenactiviteit moet kunnen weggefilterd. Het waarnemen van woorden leidt immers op veel verschillende plaatsen tot activiteit: in de visuele schors, in een gebied waar woorden worden waargenomen, in een gebied waar woorden worden herkend, enzovoorts. In het onderzoek werd eerst aandacht besteed aan het lezen van woorden zonder betekenis, daarna aan woorden die bij een bepaald plaatje werden aangeboden en vervolgens aan diezelfde woorden, die met gezichten moesten worden geassocieerd. Door in de hersenen de gebieden met elkaar te vergelijken die bij die verschillende activiteiten actief werden, moest een patroon zichtbaar worden dat de locatie van het gezochte hersengebied verraadde. Kom er maar eens op!
Wie het idee heeft dat je tijdens zo'n onderzoek op een schermpje kunt gaan zitten kijken naar oplichtende hersengebiedjes, zit er behoorlijk naast. Er worden met een zeer geavanceerd computerprogramma (zie www.brainvoyager.com) gigantische hoeveelheden data ingelezen en verwerkt voordat de patronen zichtbaar kunnen worden. Het verwerken van alle gegevens van één proefpersoon kost dan ook al gauw een paar uur. Pas daarna kunnen de patronen zichtbaar worden gemaakt.
In het bijgaande plaatje een schermafdruk van mijn eigen hersenactiviteiten. In de grafiek rechts zijn de hersenactiviteiten op één punt in de hersenen zichtbaar bij het uitvoeren van de verschillende taken (blauw en rood). Linksonder een grafiek met een statistisch gemiddelde van die hersenactiviteit waarbij de verschillen in activiteit van dat ene puntje in de hersenen bij bepaalde taken zichtbaar worden.
Met weer wat andere instellingen wordt in de plaatjes duidelijk wanneer de hersenen actiever zijn bij de rode of juist bij de blauwe taken.
Breinjef
Bij een dergelijk onderzoek blijkt, dat het interpreteren van de resultaten heel complex is. Meet je echt wel wat je wilt meten? Het feit dat je de ene taak leuker vind dan de andere kan al tot onvermoede afwijkingen leiden. Als je in zo'n scanner ligt en hoopt dat het allemaal niet zo lang meer duurt omdat je nodig naar de toilet moet, lichten er in de hersenen ook weer gebiedjes op die een nietsvermoedende onderzoeker op het verkeerde been kunen zetten.
De beweringen van de neuroloog Verbeke tijdens een uitzending van Pauw en Witteman dat dergelijke scans binnen een jaar of vijf zullen worden gebruikt bij sollicitaties moet dan ook naar het rijk der fabelen worden verwezen, al is het alleen maar dat er in de presentatie sprake is van misleiding. Een doorsnede van de hersenen is net zo individueel als een vingerafdruk. De gepresenteerde plaatjes toonden twee keer dezelfde hersenen.

vrijdag 9 mei 2008

Onderwijs in de Sociale Agenda

Het is alweer een tijd geleden dat de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) is samenwerking met het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken (TSS) en de Volkskrant een project uitvoerden om het publiek te vragen mee te denken over een sociale agenda. Het resultaat is een boekwerk '30 plannen voor een beter Nederland', dat ik sinds vorige week heb. In dit boekwerk wordt op 7 terreinen door een deskundige op basis van de resultaten van het project een visie gegeven, die vervolgens door 2 co-referenten nog eens onder de loep worden genomen. Er werd specifiek gevraagd om ook te kijken naar de kosten en de baten van de plannen.

Jaap Dronkers is gevraagd om zijn visie te geven op de manier waarop het onderwijs kan zorgen dat talenten van jongeren beter worden benut. Hij beperkt zich tot het basis- en voortgezet onderwijs omdat daar het rendement van de investeringen het grootst is, zowel in omvang van het aantal leerlingen als in het realiseren van de noodzakelijke basiskennis en -vaardigheden, nodig voor een succes in een latere loopbaan. Het is niet helemaal duidelijk of de maatregelen, die hij noemt, nu expliciet voor die sectoren geldt of ook doorgetrokken dienen te worden naar het beroepsonderwijs en hoger onderwijs.
Hij noemt een aantal maatregelen effectiever te maken (hij noemt er vier maar gooit er een paar op een hoop, zodat ik eigenlijk op wat meer maatregelen uitkom).

  1. Hij pleit voor een bepaalde vorm van concurrentie door grootschalige scholen bestuurlijk op te knippen in kleinere eenheden. Die concurrentie om leerlingen en leerkrachten moet de kwaliteit positief beïnvloeden.
    Het gaat daarbij overigens niet zozeer om het realiseren van kleine scholen, die blijken niet effectiever te zijn dan grote scholen.
  2. Het bestuur van een school moet een aangelegenheid zijn van ouders, onderwijsgevenden en maatschappelijke partijen. Dat bevordert het gevoel van betrokkenheid en daarmee de kwaliteit.
  3. Een centraal schriftelijk examen, zodat de resultaten onafhankelijk getoetst kunnen worden. Er moet meer nadruk worden gelegd op kennis dan op diploma's.
  4. De invloed van de inspectie moet worden beperkt tot de resultaten. In elk geval geen bemoeienis van de inspectie met de processen. De inspectie moet de mogelijkheid hebben om sneller scholen te sluiten of zelfs failliet te kunnen laten verklaren als ze slecht presteren in termen van gerealiseerde kennisontwikkeling.
  5. De professionaliteit moet worden verbeterd door meer universitair geschoolden in te zetten, in eerste instantie op sleutelposities, later op meer plaatsen.
  6. Stapelen en doorstromen moet worden gestimuleerd. Talenten kunnen zich ontwikkelen, ook in een later stadium. Door daar geen gelegenheid voor te bieden, worden talenten verspild.

Dronkers gaat in een paar aparte paragrafen in op het (beter) benutten van talenten. In zijn analyse laat hij zien dat echt onbenut talent onder autochtonen nauwelijks nog voorkomt maar des te meer bij (kinderen van) migranten. Over de kosten en baten geeft Dronkers aan, dat eigenlijk alleen de maatregelen met betrekking tot de professionalisering geld kosten, hij schat dat op pakweg € 850 miljoen structureel. Niet zoveel in vergelijking met de kosten van de klassenverkleining in het basisonderwijs van € 640 miljoen, waar menig deskundige al had aangegeven dat dat een bijzonder ineffectieve maatregel was. Bovendien is er al een behoorlijke pot van € 700 miljoen voor het tegengaan van het docententekort.

Ik had van een onderwijskundig hoofdstuk in een dergelijk boek toch meer verwacht! Het artikel is een beetje zurig van toon. Een opmerking als 'veel ROC's zijn trieste voorbeelden van dergelijke onderwijsmonopolies' past meer in een (persoonlijke) column dan in een expert-essay. Bovendien vraag ik me af, of deze maatregelen de problemen in het onderwijs echt oplossen of dat er sprake is van wishful thinking, gebaseerd op allerlei aannames (meer concurrentie, 'dus' effectievere scholen?).

In een tweetal commentaren geven Kete Kervezee (Onderwijsinspectie) en Roel Gordijn (directeur bij het Overboschcollege, een 'zwarte school' in Den Haag) weerwoord. Daarbij wordt het concurrentieverhaal en bestuurlijke betrokkenheid van tripartite besturen in twijfel getrokken. Kervezee is het eens met eindexamens, ook op basisscholen om scholen op die manier te dwingen meer openheid te geven over de leerresultaten. Zij vraagt in elk geval meer aandacht voor de ongediplomeerde uitval, het beperkte taalniveau en de toenemende agressie op scholen. Gordijn geeft aan, dat hij het accent liever op het leren legt dan op eindexamens. Over het belang van professionalisering en de inzet van hoger opgeleiden zijn ze het allemaal eens.

dinsdag 15 april 2008

Leren Organiseren

Toen ik een aantal jaren voor het eerst begon na te denken hoe je de flexibiliteit in een onderwijsorganisatie vorm moest geven en ondersteunen met ICT leidde dat een project onder de titel 'het leren organiseren'. Dat de titel nog steeds actueel is bewijst het boekje dat is uitgegeven door Artefaction in samenwerking met het Friesland College: 'Leren Organiseren'. Sietske Waslander en Maaike van Kessel hebben een onderzoek naar de organisatie van het onderwijs bij het Friesland College uitgewerkt in dit boekje. Waslander heeft overigens al meer gepubliceerd op dit terrein, wat in dit boekwerkje weer terugkomt.

Het boekje heeft me op een aantal punten weer aan het denken gezet. Op de eerste plaats is de sociologische benadering van de maatschappelijke ontwikkelingen en de manier waarop dat doorwerkt in het onderwijs heel boeiend. Vanuit drie principes (traditie, dirigisme en marktmechanisme) worden drie samenlevingen beschreven: 'woonland' (gericht op zelfvoorziening, stabiel maar niet flexibel), 'reisland' (besluitvorming door één instantie, daardoor zijn grootschalige veranderingen mogelijk maar dat lukt niet meer in meer complexe samenlevingen) en 'trekkersland' (gericht op het voorzien in individuele behoeftes door vraag en aanbod, geschikt voor grote verschillen tussen individuen maar kan leiden tot ongewenste vormen van ongelijkheid). De manier waarop het onderwijs is vormgegeven, hangt sterk samen met de vorm waarin de samenleving is georganiseerd. In een agrarische samenleving gebeurt op een traditionele manier van kennisoverdracht van vader op zoon. Dat voldoet niet meer in een industriële samenleving, waar het onderwijs onder de hoede van de overheid komt (dirigisme) maar ook volgens industriële principes van massaproductie en standaardisatie (grote groepen krijgen hetzelfde, gestandaardiseerde aanbod). De kennissamenleving leidt op die manier tot een streven naar meer geïndividualiseerd onderwijs op basis van massa-individualisatie.

In de studie wordt vervolgens ingegaan op 7 manieren waarop het onderwijs tracht maatwerk te leveren. Zes van die vormen zouden vergelijkbaar zijn met de strategieën die bedrijven hanteren om maatwerk te leveren.

  1. Cosmetische aanpassingen
    Vaak blijkt het al genoeg om naar buiten toe te zeggen dat je flexibel bent terwijl het onderwijs niet noemenswaardig is veranderd.
  2. Uitstellen van de invloed van de klant.
    Maatwerk vereist invloed van de klant. Hoe meer die invloed zich in het productieproces laat gelden, des te meer problemen zal dat opleveren. Door die invloed pas heel laat in het traject toe te laten blijven de problemen beperkt. Denk aan een iPod (gewoon standaard productieproces, de klant stelt het apparaat gewoon in naar eigen voorkeur als hij het al gekocht heeft), denk ook aan IKEA: heel veel varianten mogelijk maar de klant maakt zijn keuze pas in de winkel. In het onderwijs komt dit terug in de vorm van modularisatie.
  3. Samenwerking en combinaties.
    Door samenwerking te zoeken zijn er meer variaties te maken van producten of diensten. Denk aan een samenwerking tussen een VMBO en een MBO met gezamenlijke programma's.
  4. Terugdringen van heterogeniteit
    Klinkt een beetje vreemd maar door in de markt van veel aanbod te gaan specialiseren kun je een bepaalde klantengroep aan je binden. Een vakschool of een gymnasium zijn hier voorbeelden van. De populatie is uitermate homogeen wat de complexiteit natuurlijk beperkt.
  5. Extra resources
    Een grote variatie aan klantvragen kan natuurlijk ook opgelost worden door extra resources in te zetten, mits de klant daarvoor wil betalen, natuurlijk.
  6. Digitalisering
    En natuurlijk, alles wat kan worden gedigitaliseerd kan op maat worden gemaakt. E-learning biedt veel mogelijkheden voor flexibiliteit.

Daarnaast zien de auteurs nog een zevende vorm, die specifiek zou zijn voor het onderwijs: de eenheid van organisatie vergroten. Enkele docenten op een grotere groep studenten, waardoor de flexibiliteit binnen die groep toenemen. Naar mijn idee is dit niet een louter onderwijsaangelegenheid. Wat er in feite gebeurt, is dat er wordt gedecentraliseerd. In plaats van een centrale planning waarop docenten voor een beperkte tijd aan groepen leerlingen worden gekoppeld (=les) komt er een planning op hoofdlijnen. De verfijnde planning wordt overgelaten aan het team en de groep studenten. De voorbeelden worden -na het beschrijven van een aantal praktijkcases- achter in het boek nog eens uitgewerkt met schema's en kenmerken.

Een aantal fenomenen worden in het boekje nog eens prima op een rijtje gezet. De fricties, die ontstaan door de manier waarop de overheid stuurt op input (850 klokuren, inschrijving in een crebo) terwijl we streven naar een vormgeving op output: dat bijt elkaar. Ook de manier waarop flexibiliteit leidt tot meer coördinatie- en complexiteitskosten: dat wat je (meer) moet doen door de andere vormen van organiseren. Als er meer keuze is, moet een student meer moeite doen om te kiezen, en dat moet weer worden begeleid.

Wat me opvalt, is dat de publicatie nog een vorm van maatwerk beschrijft die echter niet expliciet in het rijtje is op genomen: zelforganisatie. De informatievoorziening maakt het mogelijk dat een deel van het werk wordt verlegd naar de klant zelf. Denk aan internetbankieren. Ook het naar je eigen hand zetten van een mobiele telefoon of iPod hoort daarbij. Het zelf samenstellen van een pakket leeractiviteiten is daar natuurlijk een onderwijsvoorbeeld van.

woensdag 26 december 2007

Ben ik dat?


Mark Mieras schreef een boek onder de titel 'Ben ik dat' waarin in 35 korte hoofdstukken de stand van zaken in het hersenonderzoek uit de doeken wordt gedaan. Het boek is een aanrader voor iedereen, die net als ik, geinteresseerd is in waarneming, leren, intelligentie, bewustzijn, kortom, in de werking van de hersenen.
Allerlei onderwerpen passeren de revue. Een paar (combinaties van) hoofdstukken geven een fascinerende kijk op 'wie ik ben'.
  1. Verschillende delen van de hersenen werken met elkaar samen om tot komen tot een totaalbeeld van wat we waarnemen. Vorm en kleur, zien en horen, ergens worden allerlei verschillende aspecten van alle waarnemingen samengevoegd tot één beleving.
    (Dat dat kan leiden tot allerlei vormen van gezichtsbedrog is al langer bekend, het feit dat dat ook geldt voor het gehoor vond ik heel frappant: zie het McGurk-effect, hier waar te nemen op YouTube - start het filmpje, doe je ogen dicht, herhaal met je ogen open!)
    Zo corrigeren de hersenen ook waarnemingen, die verminkt zijn. Het geluid uit een telefoon laat eigenlijk helemaal niet toe, dat we alles goed kunnen verstaan of dat we de persoon aan de andere kant herkennen. Doordat de hersenen bepaalde golflengten aanvullen, die door de telefoon eigenlijk zijn weggefilterd, wordt het gesprek toch weer compleet.
  2. Spiegelneuronen zijn neuronen die op allerlei plaatsen in de hersenen voorkomen. Die neuronen zijn actief bij het uitvoeren van bepaalde handelingen. Het blijkt, dat diezelfde neuronen ook actief zijn bij het waarnemen van diezelfde handelingen bij een ander. Dat maakt, dat we ons kunnen voorstellen, hoe anderen iets voelen: we beleven het zelf ook. Hier ligt een basis voor empathie.
  3. Jelle Jolles zei het al: hersenen zijn pas rijp als iemand een jaar of twintig is. Pas dan kan iemand weloverwogen keuzen maken omdat ook lange-termijnconsequenties kunnen worden overzien. Dat hangt niet alleen samen met het ontstaan van allerlei nieuwe verbindingen in de hersenen maar ook met het 'rijpen' van de isolerende myelinelaag om de zenuwuiteinden. Dat 'rijpen' gaat echter nog langer door. Ook door het slijten van bepaalde structuren gaan we anders denken, beleven we zaken anders dan wanneer we jong zijn. Dat verklaart bepaalde kenmerkende eigenschappen in ons denken en gedrag, gekoppeld aan bepaalde levensfasen. Puberaal gedrag blijkt veel minder uit hormonen voort te komen dan wel uit een verminderde activiteit van een centrum dat motivatie aanstuurt...
  4. Het boek leverde mij een nieuw inzicht in het bewustzijn. Het blijkt, dat het bewustzijn veel minder het sturende geheel is van onze persoonlijkheid, het is veel meer de waarnemer van ons gedrag. Als we een gesprek voeren, 'horen' we onszelf praten. Als we ons gezichtsveld richten op iets wat we in onze ooghoeken zien, is het aantoonbaar dat de hersenen de beweging allang in gang hebben gezet voor we ons bewust zijn van het verschijnsel in onze ooghoeken. Keuzen maken we veel beter als we dat buiten het bewustzijn om doen ('er een nachtje over slapen'), enzovoorts.
Fascinerend is de invloed van bepaalde stoffen op de hersenen, de manier waarop we keuzen maken, de rol van bepaalde hersendelen in onze persoonlijkheid.
Veel van wat we nu weten, is mogelijk gemaakt door het moderne hersenonderzoek. Door allerlei technieken zijn we nu immers in staat de hersenen aan het werk te zien. En toch is er nog een vrijwel onontgonnen interne wereld, die de komende jaren, decennia verder in kaart wordt gebracht. Ik ben benieuwd, wie ik over een paar jaar ben...

'Ben ik dat?'

Mark Mieras schreef een boek onder de titel 'Ben ik dat' waarin in 35 korte hoofdstukken de stand van zaken in het hersenonderzoek uit de doeken wordt gedaan. Het boek is een aanrader voor iedereen, die net als ik, geinteresseerd is in waarneming, leren, intelligentie, bewustzijn, kortom, in de werking van de hersenen.
Allerlei onderwerpen passeren de revue. Een paar (combinaties van) hoofdstukken geven een fascinerende kijk op 'wie ik ben'.

  1. Verschillende delen van de hersenen werken met elkaar samen om tot komen tot een totaalbeeld van wat we waarnemen. Vorm en kleur, zien en horen, ergens worden allerlei verschillende aspecten van alle waarnemingen samengevoegd tot één beleving.
    (Dat dat kan leiden tot allerlei vormen van gezichtsbedrog is al langer bekend, het feit dat dat ook geldt voor het gehoor vond ik heel frappant: zie het McGurk-effect, hier waar te nemen op YouTube - start het filmpje, doe je ogen dicht, herhaal met je ogen open!)
    Zo corrigeren de hersenen ook waarnemingen, die verminkt zijn. Het geluid uit een telefoon laat eigenlijk helemaal niet toe, dat we alles goed kunnen verstaan of dat we de persoon aan de andere kant herkennen. Doordat de hersenen bepaalde golflengten aanvullen, die door de telefoon eigenlijk zijn weggefilterd, wordt het gesprek toch weer compleet.
  2. Spiegelneuronen zijn neuronen die op allerlei plaatsen in de hersenen voorkomen. Die neuronen zijn actief bij het uitvoeren van bepaalde handelingen. Het blijkt, dat diezelfde neuronen ook actief zijn bij het waarnemen van diezelfde handelingen bij een ander. Dat maakt, dat we ons kunnen voorstellen, hoe anderen iets voelen: we beleven het zelf ook. Hier ligt een basis voor empathie.
  3. Jelle Jolles zei het al: hersenen zijn pas rijp als iemand een jaar of twintig is. Pas dan kan iemand weloverwogen keuzen maken omdat ook lange-termijnconsequenties kunnen worden overzien. Dat hangt niet alleen samen met het ontstaan van allerlei nieuwe verbindingen in de hersenen maar ook met het 'rijpen' van de isolerende myelinelaag om de zenuwuiteinden. Dat 'rijpen' gaat echter nog langer door. Ook door het slijten van bepaalde structuren gaan we anders denken, beleven we zaken anders dan wanneer we jong zijn. Dat verklaart bepaalde kenmerkende eigenschappen in ons denken en gedrag, gekoppeld aan bepaalde levensfasen. Puberaal gedrag blijkt veel minder uit hormonen voort te komen dan wel uit een verminderde activiteit van een centrum dat motivatie aanstuurt...
  4. Het boek leverde mij een nieuw inzicht in het bewustzijn. Het blijkt, dat het bewustzijn veel minder het sturende geheel is van onze persoonlijkheid, het is veel meer de waarnemer van ons gedrag. Als we een gesprek voeren, 'horen' we onszelf praten. Als we ons gezichtsveld richten op iets wat we in onze ooghoeken zien, is het aantoonbaar dat de hersenen de beweging allang in gang hebben gezet voor we ons bewust zijn van het verschijnsel in onze ooghoeken. Keuzen maken we veel beter als we dat buiten het bewustzijn om doen ('er een nachtje over slapen'), enzovoorts.

Fascinerend is de invloed van bepaalde stoffen op de hersenen, de manier waarop we keuzen maken, de rol van bepaalde hersendelen in onze persoonlijkheid.
Veel van wat we nu weten, is mogelijk gemaakt door het moderne hersenonderzoek. Door allerlei technieken zijn we nu immers in staat de hersenen aan het werk te zien. En toch is er nog een vrijwel onontgonnen interne wereld, die de komende jaren, decennia verder in kaart wordt gebracht. Ik ben benieuwd, wie ik over een paar jaar ben...

zondag 9 december 2007

"Goed nieuws"

Van Sinterklaas gekregen: "Het grote goed nieuws boek" van Simon Rozendaal (zie hier zijn weblog bij Elsevier).
De kern van het boekje is eigenlijk dat we met zijn allen worden bedonderd door de wetenschappers, de politici, de belangenorganisaties en noem maar op. Die roepen allemaal dat het zo slecht gaat met bijna alles, terwijl het in feite ontegenzeglijk goed gaat met de wereld. Het boekje van Rozendaal somt een groot aantal feiten en wetenswaardigheden op, waarmee duidelijk wordt gemaakt dat er vroeger toch heel wat meer kommer en kwel te zien was dan nu.
Het milieu, onze gezondheid, honger, klimaat, technologie, werkdruk, inkomen, het is allemaal sterk verbeterd. Waarom er zoveel mensen zijn, die het tegendeel beweren? Die hebben er belang bij! Onderzoekers, die afhankelijk zijn van fondsen. Goede doelen, die het moeten hebben van donaties. De politiek, die draagvlak nodig heeft. Aldus Rozendaal. Het boekje biedt aardig wat aanknopingspunten om de 'beroerde' toestand van de wereld van vandaag te relativeren.

Vrijwel alle voorbeelden, die aangehaald worden, kloppen wel. Er zijn heel wat planten en dieren, die het tegenwoordig beter doen dan ooit. Gemiddeld genomen is de wereld een stuk schoner, hebben we meer en beter te eten, hoeven we minder te werken voor meer inkomen, enzovoorts, dan een tijd geleden. Er zijn veel voorbeelden te noemen van aangekondigde rampspoed, die achteraf gezien niet waar bleek te zijn. Denk aan de zure regen van de jaren '80. Ook wordt vaak veel te makkelijk vergeten dat allerlei chemicaliën (bestrijdingsmiddelen, medicijnen) heel wat meer levens hebben gered dan ze nu bedreigen.
Rozendaal steekt ook een hand in eigen boezem. Als journalist heeft hij ook meegedaan met het uitvergroten van rampen, die daardoor veel erger leken dan ze in werkelijkheid waren. Hij geeft in het laatste hoofdstuk ook aan dat hij aan 'cherrypicking' heeft gedaan: precies die voorbeelden noemen, die een positief beeld geven en de negatieve weglaten. Daar geeft hij dan ook wat voorbeelden van. Moraal van het verhaal: we hebben de problemen altijd nog opgelost, dus dat zullen we ook wel blijven doen. En zoals als het gaat volgens de 'processie van Echternach' (drie stappen vooruit, twee achteruit), een terugval is altijd tijdelijk.

Ik houd niet van dit soort boekjes. Dat feit op zichzelf zet me natuurlijk wel aan het denken. Wat vind ik nou zo vervelend aan goed nieuws? Aan een optimistische kijk? Ben ik eigenlijk gewoon een pessimist, die daarom van nature een hekel heeft aan dit soort boekjes?
Op zich is er niets tegen optimisme natuurlijk. Het punt van dit boekje is nou juist de beperktheid van de visie. Natuurlijk kun je de milieu-beweging of een vakbond afvallen, aantonen dat ze overdrijven. Daarmee wordt wel vergeten, dat de reden dat het milieu nu een heel stuk schoner is, of dat de welvaart een heel stuk beter is, juist omdat die organisaties gedaan hebben wat ze gedaan hebben.
Wat me vooral stoort aan dit soort optimisme is, dat het mensen oproept tot het negeren van allerlei waarschuwingen, tot  een houding van 'ach, wat doet het er toe, ze lossen het toch wel op', om vervolgens met een gerust hart door te gaan met 'business as usual'.

Ik ben er helemaal niet gerust op, de klimaatverandering, de afhankelijkheid van energie, het politieke (wereld)klimaat. Ik ben meer geneigd de sceptici uit te dagen tot een wat meer kritische houding, een meer integrale benadering van de problemen. Je gelooft niet in de klimaatverandering, dat kan. Maar wat is er mis met energiebesparing, zeker als je weet, dat het een positief effect kan hebben tegen een mogelijke klimaatverandering?

Ik merk aan mezelf, dat er allerlei discussies en argumenten uit mijn milieuverleden bovenkomen. Al die boeken en artikelen, die ik gelezen heb, veel te veel om hier allemaal de revue te laten passeren. Eén daarvan was een artikel over een weddenschap tussen een raspessimist (Paul Ehrlig, 'The population bomb' en Julian Simon, een wel bijzonder optimistische econoom, die er van uitging, dat de bevolkingsgroei een zegen was voor de mensheid. Die weddenschap hield in dat als Ehrlig gelijk had de prijs van grondstoffen omhoog zou gaan en als Simon gelijk had, de prijs juist zou dalen. Simon won. Commentaar van Ehrlig: "hij springt van een torenflat en roept bij de tiende verdieping, dat alles goed gaat".

Wellicht past het hele verhaal niet eens in een weblog over het onderwijs, al is er natuurlijk wel een link mee te leggen: mensen kritisch leren denken, niet alles voor waar aannemen, je eigen motieven leren beoordelen, enzovoorts. Dan is een dergelijk optimistisch boekje prima lesmateriaal!

Tja, en wat moet ik als pessimist? Niets, want een pessimist heeft het beter dan een optimist: hij heeft gelijk of het valt mee.

maandag 26 november 2007

Prioriteren

"Leren ze bij jullie ook prioriteren?", aldus Antoinette, een bijzonder vlotte dame die bij één van de ministeries ondermeer werkt als facilitator bij allerlei veranderingstrajecten. Ik ontmoette haar op een training 'Creatief probleemoplossen' (waarover later meer) als de enige niet-onderwijsdeelnemer.
"Mensen roepen maar dat ze het 'druk-druk-druk' hebben. Volgens mij is dat gewoon een kwestie van prioriteren, toch? Als zoveel mensen er last van hebben, waarom leren ze dat bij jullie dan niet?"

Tja, daar zit je dan, met je mond vol onderwijstanden, zonder goed antwoord op zo'n vraag. Nou heb ik net het boek van Stephen Covey , "De zeven eigenschappen van effectief leiderschap" gelezen. (Overigens vond ik het niet zo'n goede titel, het gaat eigenlijk niet over leiderschap maar over effectief zijn, de originele titel geeft dat al aan met 'Seven habits of highly effective people').
In het boek wordt bij één van die eigenschappen de tijdmanagement-matrix besproken.

(Bron: www.franklincovey.nl, ik vond deze op prioriteitenmatrix.utilo.nl/)
De matrix gaat over de combinatie van belangrijk-urgent waarbij het accent ligt op kwadrant II: belangrijk maar niet urgent. Dan gaat het over de langere-termijndingen, je weet wel, die dingen die je nodig hebt om te voorkomen dat je al te vaak in kwadrant I bezig moet zijn.
Ik heb het in elk geval in mijn oren geknoopt: het gaat om prioriteiten stellen, om het voor jezelf bepalen wat op een bepaald moment echt belangrijk is. Daar hoort dan ook bij, dat je leert 'nee' te zeggen. Anders schiet het nog niet op.
In het boek worden nog veel meer nuttige dingen besproken, maar er is heel wat over te vinden, blijkt na een rondje surfen. Dat hoef ik niet nog een keertje over te doen.
Op de FranklinCovey-website staat veel meer over de zeven eigenschappen, compleet met tests en tools. Er blijkt een ook in Nederland een FranklinCovey-club actief te zijn. Ik vond het boek wel aardig om te lezen, in elk geval kan ik wel wat met de inhoud. Maar dat er zo'n complete cultus omheen aan het ontstaan is. Als je dat allemaal niet wilt, kun je je ook beperken tot een simpel checklistje.

zondag 25 november 2007

Rekenvaardigheden

De Volkskrant besteed de laatste tijd nogal wat aandacht aan rekenvaardigheden. Inmiddels start ook weer de voorronde van de 'Nationale Rekentoets' (je kunt er ook aan meedoen!). In een apart artikel wordt nog eens ingegaan op de manier waarop rekenen in de hersenen plaatsvindt en hoe daar in het rekenonderwijs rekening mee gehouden wordt. Stonden de boekjes vroeger vol met allerlei abstracte sommen (optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen) en dat bladzijde na bladzijde. Er werd nauwelijks aandacht besteed aan verhalen, waaruit de sommen gehaald moesten worden. Dat is nu wel anders. Eerst verhalen, daarna abstracties, en, om te toetsen of ze het begrepen hebben: ook het tekenen van de som komt in de nieuwe methode terug (zie ook het bericht Gecijferdheid). Daarmee wordt de aandacht verlegd van routine naar strategie. (Eigenlijk een prima voorbeeld van 'nieuw leren'!) Het blijkt in elk geval veel beter te passen bij de manier waarop het brein werkt. Dat zie je bijvoorbeeld terug in de manier waarop kinderen leren om complexe delingen te maken. Wij deden dat nog aan de hand van staartdelingen, tegenwoordig gebeurt dat anders, zie ook een artikeltje in de Volkskrant.

Onderzoek toont aan dat er verschillende gebieden actief zijn bij het verwerken van rekenopgaven. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om een gebied, waar de waarde van het getal wordt ingeschat, een gebied voor de visuele representatie en een gebied voor de labeling (hoe noem je een getal?). Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van allerlei andere gebieden in de hersenen, zoals bijvoorbeeld de ruimtelijke oriëntatie. Het combineren van de resultaten uit die gebieden maakt dat er gerekend wordt. Dat verklaart, waarom verschillende kinderen dan ook verschillende methoden gebruiken om tot uitkomsten te komen.

In het boek 'Ben ik dat' van Mark Mieras komt ook terug, dat er een verband bestaat tussen het ruimtelijk inzicht en de rekenvaardigheden. Er kan een verband worden aangetoond tussen mensen met een beperkt ruimtelijk inzicht en (basale) rekenvaardigheden:

"Kinderen die te weinig kruipen, rennen en fietsen zouden minder goed worden in rekenen. Beweging helpt de hersenen om hun ruimtelijke oriëntatie te ontwikkelen en daarna gaat het rekenen ook makkelijker. De som vijf min drie is immers ook op te vatten als vijf stappen naar rechts en drie stappen naar links."

Als er problemen zijn in de ontwikkeling van een kind (denk bijvoorbeeld aan Roemeense weeskinderen, die tijdens hun vroege jeugd min of meer gevangen gehouden werden in een bijzonder prikkelarme omgeving), dan leidt dat tot tal van ontwikkelingsproblemen, waaronder het vermogen om te leren rekenen.
Nou is dat natuurlijk extreem maar het heeft me wel aan het denken gezet. Een hele tijd terug heb ik eens iets gelezen over allerlei veranderingen bij de jeugd. Er werd toen al gewezen op het feit dat doordat kinderen meer voor de tv zaten en meer met de computer bezig waren in elk geval de grove motoriek afnam (minder buiten spelen) en juist de verfijnde motoriek (muis!) toenam. Leuke Freakonomics-vraag: zou er een correlatie zijn met beperkte rekenvaardigheden?

zaterdag 22 september 2007

Freakonomics

Thumb_boek_freakonomics_2Laatst werd ik geattendeerd op het boek 'Freakonomics' van Steven Levitt en Stephen Dubner. Vragen die normaal niet door een econoom worden gesteld worden tegen een statisch licht gehouden waardoor ogenschijnlijke waarheden onderuit gehaald worden.
Bekijk de recensie, of beter nog, lees het boek als je geïnteresseerd bent in het waarom van een hele hoop dingen.

Wat mij aan het denken heeft gezet, zit eigenlijk een laagje dieper. Het boek analyseert het waarom achter bepaalde verschijnselen. Als veel ouders hun kind steevast te laat ophalen van het dagverblijf, dan zou je verwachten dat dat gedrag afneemt als daar een boete op gezet wordt. In de praktijk blijkt een dergelijke maatregel averechts te werken: meer ouders halen hun kind te laat op, sterker nog, kinderen worden nog later opgehaald. Hoe kan dat? Blijkbaar zit er achter een dergelijke maatregel een bepaalde logica, een aanname, die in de praktijk niet blijkt te kloppen. Als ouders moeten betalen, blijkt dat ze daarmee hun schuldgevoel kunnen afkopen. Voor een beetje extra geld voelen ze zich gelegitimeerd om hun kind later op te halen.
Toen Els Borst als minister van Volksgezondheid geld beschikbaar stelde om wachtlijsten in de zorg weg te werken, ontstonden er juist wachtlijsten op de plekken waar ze voorheen niet bestonden. Instellingen werden er immers voor beloond met extra geld!

Een mooie anekdote van toen mijn kinders wel jonger maar niet minder slim waren. Het irriteerde me al langer dat ze steeds de meest verse bananen opaten en de wat oudere lieten liggen, die vervolgens zo onappetijtelijk werden dat ze weggegooid moesten worden. Dus kondigt pa een maatregel af: "Je mag alleen een nieuwe banaan pakken als de oude op zijn". Met als gevolg dat ik een week later anderhalve kilo bananen in de compostbak kon gooien. Ze namen gewoon een sinaasappel...
Zoals ik onlangs al zei: een roltrap is uitgevonden om de doorstroming te bevorderen. Niemand had indertijd gedacht, dat mensen stil zouden staan op dat ding.

Als we dus met zijn allen dingen bedenken om mensen een ander gedrag te laten vertonen moeten we er bijzonder op beducht zijn dat de dingen die we bedenken, averechts kunnen gaan werken. Dat geldt voor computers in het onderwijs ('want dat vinden ze toch leuk?'), voor meer geld voor docenten ('dan komen er meer mensen in het onderwijs werken') en ook voor nieuwe onderwijsvormen ('dan leren ze beter'). Allemaal aannames, die de moeite waard zijn wat beter te analyseren voordat we er met zijn allen in gaan geloven, alleen maar omdat ze logisch lijken.