dinsdag 17 december 2013

Systeemdenken geeft inzicht

Het lijkt een open deur. Als je systematisch werkt aan het oplossen van problemen lukt dat beter dan wanneer je dat op een chaotische manier probeert. (Persoonlijk ben ik er van overtuigd, dat je best een beetje chaos mag gebruiken om creativiteit en dus oplossingsgericht denken te stimuleren.) Oplossingen bedenken doe je pas als je het probleem helder hebt. Systeemdenken helpt daarbij.

Nog niet zo lang geleden heb ik een workshop gehouden om bestaande problemen binnen een complex proces in kaart te brengen. Daarvoor hebben we gewerkt met causaliteitsdiagrammen. Causaliteitsdiagrammen vormden indertijd de basis voor het wereldmodel van Forrester, waar de rapporten van de Club van Rome over 'Grenzen aan de groei' op zijn gebaseerd. 

Met een causaliteitsdiagram breng je oorzaak en gevolg in een systeem (proces) met elkaar in verband. Op die manier ontstaat inzicht in de werking van het systeem. Welke factoren beïnvloeden elkaar? Een factor waar veel pijlen vandaan komen, biedt perspectief als aangrijpingspunt voor veranderingen in het systeem. Een factor, waar veel pijlen bij elkaar komen, is geschikt als indicator.

Tijdens mijn workshop heb ik in elk geval ervaren, dat systeemdenken voor veel mensen niet zo heel simpel is. Het opstellen van zo'n diagram is in de praktijk  minder makkelijk dan het in eerste instantie lijkt. Het belangrijkste probleem is de manier waarop mensen de betekenis van de pijlen interpreteren. Er zijn twee typen pijlen: versterkend en omkerend. De eerste pijl betekent in feite niets anders dan: 'als dit groter wordt, wordt dat ook groter' (meer studenten betekent meer inkomsten). Het betekent natuurlijk ook: 'als dit minder wordt, wordt dat ook minder' (minder studenten = minder inkomsten).  

De tweede pijl betekent dan: 'als dit groter wordt, wordt dat kleiner' (meer uitvallers betekent minder studenten). 
In een uitleg is het allemaal heel simpel. Het probleem is, dat men de pijlen vaak als 'positief' en 'negatief' aanduidt, (zoals ook hier op Wikipedia). En juist dat maakt het lastig. Zo gauw een pijl er voor zorgt dat er een factor afneemt, wordt die als snel als negatief bestempeld, terwijl het ook kan gaan om een versterkende pijl (dus eigenlijk een +-teken). Dan ontstaat er verwarring in de groep. Goede ervaring om een volgende rekening mee te houden! 

Inmiddels bleek een van mijn collega's, Vincent Ruijter (in samenwerking met Twan Zoetmulder), een mooie Prezi te hebben gemaakt, die het systeemdenken nog eens duidelijk uitlegt. Doe er je voordeel mee!

maandag 2 december 2013

LeerKRACHT voor excellent onderwijs

Mijn kinderen zijn het huis al uit, maar ik kan me nog een ouderavond herinneren waarbij de juf de avond voor alle ouders aftrapte met: "Ik ben de leerkracht van jullie kind. Eigenlijk vind ik het woord 'leerkracht' een erg lelijk woord". Zo, de toon was gezet. Ik zei, dat ik toch wat anders over dacht: "Je bent letterlijk de kracht die kinderen laat leren. Prachtig toch?"

De afgelopen jaren staat de kwaliteit van docenten heftig in de belangstelling. Je leest in elk geval overal dat de kwaliteit van het onderwijs valt of staat met de kwaliteit van docenten. Ook de McKinsey-rapporten, waar ik onlangs over schreef, geven dat aan.

De stichting LeerKRACHT wil inspelen op de ambitie om ook als Nederland te excelleren op onderwijsgebied. Daarbij geven ze aan dat "het Nederlandse onderwijs beter is dan we denken maar niet zo goed als we zouden willen". In elk geval blijft het Nederlandse onderwijs al jarenlang op hetzelfde niveau hangen, ondanks alle vernieuwingen en innovaties.
LeerKRACHT gelooft met het McKinsey-rapport in de hand, dat het mogelijk is om het onderwijs te verbeteren door docenten zelf een rol te geven in hun eigen professionalisering. De kern van de aanpak is in wezen heel simpel: het gaat om een serie interventies waarin vier processen centraal staan:
  1. Lesobservaties om docenten van elkaar te laten leren en elkaar feedback te geven (‘peer review’)
  2. Gezamenlijke voorbereiding van lessen. Docenten wisselen ervaringen uit en helpen elkaar lessen beter te maken.
  3. Effectieve, korte teammeetings, waarin docenten en schoolleiders leerlingresultaten bespreken en verbeteracties afspreken.
  4. Schoolleiders die sterk aanwezig zijn op de werkvloer en in de les. Schoolleiders die 20% tot 40% van hun tijd aan docenten en de verbetering van onderwijskwaliteit besteden.
In deze aanpak gaat het niet om een groots plan en vage vergezichten. Onder het motto 'elke dag een beetje beter' werken docenten en schoolleiders samen aan een andere cultuur op basis van een aantal uitgangspunten.



De aanpak is op 16 pilotscholen uitgeprobeerd. De bedoeling is, dat de aanpak de komende jaren verder wordt uitgerold op veel meer scholen.

PS: In een recente blog van Frank van Hout geeft hij een reactie op het boek 'Het Alternatief' onder de titel 'Het alternatief bestaat niet, maar een alternatief is hard nodig'. Misschien is dit een goede stap in die richting?