zondag 17 december 2006

Naar een nieuwe competentiematrix

Competentiegericht leren vergt een andere manier van beoordelen, zoveel is wel duidelijk. De competentiematrix moet daarbij een rol spelen, ook dat wordt door (bijna) iedereen die zich met deze materie bezighoudt ook wel onderschreven. Maar hoe dat er dan uit moet zien, hoe je dat in een digitale tool verwerkt, tja, dan gaat het ineens alle kanten op.
Op basis van oudere versies van de kwalificatiedossiers is er heel wat geëxperimenteerd met een competentiemeter. Ik heb inmiddels heel wat die meters voorbij zien komen. Van heel simpel (links de competenties, bovenin de niveaus) tot erg complex (links kerntaken, bovenin de competenties, kruisjes in de cellen met daaraan beroepsproducten gekoppeld, die vervolgens weer gerelateerd zijn aan allerlei (integrale) opdrachten, als die beoordeeld worden, verkleuren de cellen in de competentiematrix, heel vernuftig). Er zijn ook meters op basis van een 'platte' competentiematrix: links de competenties vervolgens daaronder de kerntaken (of werkprocessen). De kolommen worden gebruikt om de opdrachten weer te geven, in de cellen van de matrix wordt dag aangegeven op welke competenties en welke kerntaken de opdracht betrekking heeft. Voordeel van deze laatste vorm is de eenvoud, nadeel is het feit, dat de competenties en kerntaken niet echt met elkaar gekoppeld zijn, competenties staan daardoor niet echt in een praktijkgerichte context.

Toch even voor alle duidelijkheid: het beoordelen gebeurt niet in een (digitale) competentiematrix. Die wordt gebruikt om het beoordelingsresultaat te registreren. Nu wilde we met het competentiegericht leren natuurlijk ook af van die heel fijnmazige eindtermen. De kunst is nu om de registratie van de beoordelingen op basis van het competentiegerichte onderwijs niet zo heel erg fijnmazig te maken maar toch wel het geheel af te dekken.
In de laatste versie van de kwalificatiedossiers is een beroep beschreven in de vorm van kerntaken. Elke kerntaak bestaat uit een aantal werkprocessen. Er is ook een gestandaardiseerde lijst van 25 competenties benoemd die gerelateerd worden aan de kerntaken en de werkprocessen.
Dat levert een matrix op met links de kerntaken en bovenin de competenties. Op de kruispunten (cellen in de matrix) staan dan eventuele relaties aangegeven met een kruisje.
In de dossiers zijn kerntaken tot op het niveau van werkprocessen allemaal uitgewerkt. Onder elk werkproces staan de bijhorende competenties weergegeven met daaraan gekoppeld de bijbehorende gedragskenmerken, kennis en vaardigheden. Het lijkt er op dat er naar een competentiematrix per kerntaak gewerkt wordt. Als op dat niveau beoordeeld en vooral geregistreerd moet worden, is dat Informatietechnisch een behoorlijke gruwel: het gaat om gigantische bergen informatie die geregistreerd moeten gaan worden.

Nu zijn we afgelopen week bezig geweest met het bekijken van een competentiemeter in het LMS dat we binnen ROC Eindhoven gebruiken (Fronter). Samen met de bouwers van de applicatie hebben we gekeken naar het hele gebeuren. En dan kom je tot soms heel verrassende inzichten.
Je kunt het geheel in een slimme boomstructuur bouwen (opleiding - kerntaak - werkproces - competenties - (en evt) competentienivaus) op een manier dat een kerntaak, die in meerdere opleidingen terugkomt, of competenties, die onder meerdere werkprocessen vallen, enzovoorts, aan elkaar worden gekoppeld. Dat zou wel eens een hele hoop voordelen op kunnen leveren:
1. De hele boomstructuur is wellicht door middel van een XML-bestand vanuit COLO in te lezen. Daar wordt immers aan gewerkt.
2. Je hoeft eigenlijk geen moeilijk dingen te bedenken ten aanzien van het digitaal weergeven van eigenlijk een drie-dimensionale matrix (kerntaak of werkproces - competentie - niveau).
3. Doordat de elementen van de boomstructuur aan elkaar gekoppeld zijn kun je ook eens kijken hoe je er voor zou staan als je een andere opleiding zou willen gaan volgen in het kader van een overstap of vervolgstudie.
Dit vergt nog wat nader onderzoek ... wordt vervolgd.

vrijdag 15 december 2006

Open Innovation & Open Business Models

TiasNimbas organiseert in samenwerking met de provincie Noord-Brabant een lezingencyclus rondom het thema Innovation Challenges vanuit het programma 'Brabant innoveert'.
Tijdens de eerste lezing gaf Henry Chesbrough (wat hebben die Amerikanen toch met van die lange cv's?) inzicht in zijn concept van Open Innovation, dat vervolgens werd toegelicht door Rick Harwig, CTO van Philips Electronics aan de hand van de inrichting van de High Tech Campus in Eindhoven.
Het oude innovaie concept gaat uit van een r&d afdeling binnen een organisatie waarbij enkele van de resultaten van het onderzoek uiteindelijk de moeite waard blijken te zijn om in ontwikkeling en uieindelijk in productie te worden genomen. Maar de research levert vaak meer op. Ook buiten de eigen poorten wordt natuurlijk van alles en nog wat onderzocht.
Het Open Innovation concept gaat er van uit dat ook resultaten, die niet verder worden ontwikkeld de moeite waard kunnen zijn desnoods buiten de eigen organisatie in de vorm van patenten. Op die manier levert research meer op dan alleen eigen producten. Ook researchproducten uit andere organisaties kunnen worden opgenomen en gecombineerd met eigen resultaten zodat er uiteindelijk meer resultaten te boeken zijn.
Philips heeft dit concept verder uitgewerkt in de High Tech Campus door allerlei bedrijfjes en bedrijven samen te brengen binnen één infrastructuur. Dit levert heel wat meer innovatieve resultaten op.
Een ander leuk fenomeen dat naar voren kwam, was het Open Business Model. Bij een busisness model is het uitgangspunt dat er een product of dienst wordt geleverd. Dat brengt kosten en opbrengsten met zich mee. Het traditionele model gaat er van uit dat degene die het product of de dienst afneemt daarvoor en prijs betaalt. Door slim te kijken kan dat ook anders.
Ooit afgevraagd hou RyanAir dat nou doet voor die prijs? Eigenlijk heel simpel. RyanAir vliegt eigenlijk alleen op regionale vliegvelden en betaald geen landingsgeld. Met het vliegveld worden afspraken gemaakt over een zeker aantal passagiers per dag. RyanAir brengt op die manier een zeker aantal klanten binnen die ook uitgaven doen op het vliegveld. Het vliegveld betaalt RyanAir voor het aanbrengen van de klanten en draagt daarnaast een zeker percentage van de omzet van de shops en restaurants af aan de vliegmaatschappij. RyanAir probeert extra klanten te lokken door het aanbod van goedkope tickets.
Een ander voorbeeld ging over bushokjes. Een bedrijf had in Engeland bijna de volledige markt in handen met een overigens prima product. Vervolgens wist een concurrent een groot marktaandeel te veroveren door bushokjes gratis te leveren. De inkomsten kwamen van adverteerders die in de bushokjes reclame konden maken.
Zo zijn er nog veel meer voorbeelden voorbij gekomen die de moeite waard zijn om eens te nader te bekijken. Het kan wellicht voorbeelden opleveren hoe onderwijs geinnoveerd en georganiseerd zou kunnen worden...

zaterdag 9 december 2006

Architectuur op EduExchange 2006

EduExchange 2006 zit er alweer op. Als je op zo'n conferentie enkele fervente webloggers tegenkomt dan weet je zeker dat je zelf aan de inhoud en de sprekers niet meer zo heel veel aandacht hoeft te besteden. Dan verwijs je gewoon naar de weblog van Wilfred Rubens, Willem Karssenberg (met filmpje!) of Paul Gorissen.
Kernthema van EduExchange is natuurlijk standaardisatie, nodig om informatie tussen verschillende systemen te kunnen uitwisselen. Overigens staat standaardisatie als begrip niet eens op wikipedia, wel staat er het een en ander onder open standaard.
Wat verder in tal van presentaties terugkwam, is het thema (informatie-) architectuur. Ik merk dat ik er al een gewoonte van aan het maken ben om even op wikipedia te kijken wat er onder verstaan wordt. Nou, de wiki over informatiearchitectuur kan nog wel uitgewerkt worden. Nee, dan is er bij Daan Rijsenbrij (http://www.digital-architecture.net/ wel wat meer te vinden!
Zonder nou te doen alsof ik een expert ben, moet ik zeggen dat ik toch behoorlijk gecharmeerd ben van de manier waarop architectuur richting kan geven aan een organisatie en de inrichting van de technische infrastructuur. Eigenlijk is het zo simpel: als organisatie stel je op basis van de missie, visie en ambitie een aantal strategische principes (uitgangspunten, ontwerpbeperkingen) vast. Als je dat goed doet, omschrijven de principes op het hoogste niveau een aantal zaken waar iedereen achter staat. En degene, die er niet achter staat? Die kan niet gelukkig worden binnen deze organisatie en moet wellicht eens rondkijken naar iets anders.
Binnen het huidige beroepsonderwijs gaat het om allerlei uitspraken als 'het 'leertraject van de lerende wordt afgestemd op zijn ambitie en vermogens', 'de lerende heeft een eigen verantwoordelijkheid voor zijn leren',  enzovoorts. Als de organisatie zo´n uitspraak doet dan hoort daar iets bij. Als er uitspraken worden gedaan over flexibiliteit dan betekent dat iets in de zin van tijd-, en plaatsonafhankelijkheid. En dat heeft dan weer consequenties voor de inrichting van de infrastructuur )webbased, ook service buiten kantooruren, dus wellicht hosten of zelfs outsourcen'.
Nou is dit allemaal een beetje kort door de bocht geformuleerd. Het blijkt ook nog een hele kunst te zijn om heldere, eenduidige principes te beschrijven, die ook weer voldoende ruimte bieden om niet alles weer tot op de vierkante millimeter dicht te regelen.
Op dit moment wordt er door de werkgroep Referentie-architectuur van ROC-i-Partners een voorzichtige poging gedaan om eens een aantal zaken op een rijtje te zetten. De werkgroep wordt ook gekoppeld aan het project Flexibel Leren, waar ook een architectuur wordt nagestreefd die een paar antwoorden kan geven op de prangende vragen die het nieuwe onderwijs met zich meebrengt. Daarover later meer.
Natuurlijk is architectuur geen wondermiddel. En bedenk: voor Jantje met de nieuwe hamer is alles een spijker. Zo af en toe eens reflecteren dus.

zondag 3 december 2006

Project Flexibel Leren van start

Het 'nieuwe leren' of het 'nieuwe onderwijs', hoe het ook wordt genoemd, het staat in het middelpunt van de belangstelling. Terecht, er is heel wat gaande en er zijn zowel goede als minder goede dingen te melden. Natuurlijk zijn er mensen, die er een sport van lijken te maken om alleen die minder goede dingen er uit te lichten waardoor er een karikatuur van dat nieuwe leren ontstaat. Zie bijvoorbeeld Martin Sommer. Beter Onderwijs Nederland van Ad Verbruggen gaat wat minder ver maar is niet altijd consequent in de redeneringen.
Eén ding is zeker, op veel plaatsen loopt de onderwijsvernieuwing niet op rolletjes. Niet omdat de ideeën niet deugen maar omdat de implementatie te wensen over laat. Om de onderwijsvernieuwing goed uit de bus te laten komen moet er toch wat meer op de schop dan alleen de onderwijsfilosofie. Je bent er niet met wat praktijkgerichte opdrachten, een enthousiaste docent en wat computers. Om de onderwijsvernieuwing daadwerkelijk vruchten af te kunnen laten werpen zal er heel wat meer op de schop moeten, is er sprake van een compleet herontwerp van de school!
Onderwijsvernieuwing in een klein verband, dat lukt meestal wel. Op het moment dat het opgeschaald moet worden, wordt het anders. Dan komen er allerlei problemen boven water.

In een samenwerkingsverband tussen ROC-i-Partners en Kennisnet ICT op School is er een project opgestart onder de naam 'Flexibel Leren', waarin vanuit de gedachte van het herontwerp en de nieuwe kwalificatiestructuur wordt nagedacht over de manier waarop je dat nu moet organiseren en welke rol IT daarbij kan spelen.
Een Kenniskring van vooral CvB-leden en deskundigen zal zich vooral richten op de problematiek op beleidsmatig en organisatorisch niveau en formuleert de uitgangspunten. Een projectgroep gaat op basis van die uitgangspunten op zoek naar best practices zowel binnen als buiten het onderwijsveld en vertaalt die in een architectuur.
Op 1 dember 2006 kwam de projectgroep voor het eerst bij elkaar om het project te bespreken. Op 18 december 2006 gaat de Kenniskring van start. Het project moet in elk geval leiden tot een meer inzicht in de manier waarop het onderwijs georganiseerd moet worden.