vrijdag 11 december 2009

Is er leven na de subsidie?

Recent ben ik betrokken geweest bij een vraagstuk rondom digitale leermiddelen in het VO. Nu kende ik de materie al van 'vroeger' toen ROC-i-Partners zich samen met Kennisnet bezighield met de Educatieve Contentketen.

Met het maken van digitaal lesmateriaal ben je er niet, al is dat materiaal nog zo goed. Er zijn allerlei randvoorwaarden die het succes bepalen zoals vindbaarheid, technische bruikbaarheid (hierbij gaat het vooral om het voldoen aan allerlei standaarden: interoperabiliteit), authenticatie en authorisatie (in goed Nederlands: Identy Management). Maar ook op de scholen zelf is gebruik van goed materiaal niet vanzelfsprekend. Deskundigheid van de docenten op gebied van ICT, het kunnen volgen van de vorderingen van de leerlingen, de onderwijsvisie van de instelling, maar ook de ervaring die een school heeft met het implementeren van het materiaal in het onderwijs. En dan nog het Not Invented Here Syndrome: het feit dat veel docenten materiaal zelf ontwikkelen ondanks de beschikbaarheid ervan (over doelmatigheid gesproken). Alles bij elkaar dus een hoop aandachtspunten.

Met de gratis schoolboeken is het er voor de scholen niet makkelijker op geworden. Een boek uitzoeken voor een boekenlijst als dat boek door anderen (ouders) wordt betaald, maakt dat degene die kiest helemaal niet terughoudend hoeft te zijn. Nu scholen met een eigen budget het moeten zien te rooien, worden die keuzen ineens minder vanzelfsprekend, zal er beleid moeten worden opgesteld: leermiddelenbeleid. In dat beleid moet ook worden nagedacht wat de school wil met digitale leermiddelen, bijvoorbeeld ook, of er geld gestopt wordt in het zelf ontwikkelen of aanschaffen van digitaal lesmateriaal (of in het aanschaffen van laptops, wat ook gebeurt!).

Eén van de problemen met educatieve content is, dat het duur is om te ontwikkelen. Naast uitgevers, die digitaal lesmateriaal toevoegen aan bestaande methodes, zijn veel consortia bezig met het ontwikkelen van digitaal lesmateriaal. Daarmee maken de deelnemende scholen zich onafhankelijker van de vaak vakgerichte (en dure) methodes van de uitgevers. Meer vakoverstijgend, thematisch onderwijs wordt dan mogelijk. Maar ook meer flexibiliteit omdat leerlingen in verschillende snelheden of met verschillende onderdelen bezig kunnen zijn dankzij dat materiaal. Er zijn in het VO verschillende consortia op dit terrein actief, zoals de OVC (Onderwijsvernieuwingscoöperatie) of DigilessenVO. De VO-raad werkt aan een initiatief om al die content via één portaal aan scholen aan te bieden: de Leermiddelenbank. Via het portaal VO-content moet al dat materiaal dan te vinden zijn. Inmiddels zijn al afspraken gemaakt om dit initiatief te koppelen aan WikiWijs.

Consortia krijgen vaak subsidie om gedurende een bepaalde tijd het materiaal te ontwikkelen en te implementeren. Subsidies maken veel mogelijk maar brengen ook problemen met zich mee. Eigenaarschap bijvoorbeeld. Van wie is nu die content? Wie mag het gebruiken? Er speelt al een hele discussie over Open Content: het gratis beschikbaar stellen van educatief materiaal. Een Creative Commons licentie regelt voor een deel het probleem rond eigenaarschap. Kort door de bocht geredeneerd stelt de eigenaar de content het tegen bepaalde voorwaarden ter beschikking zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen. Een product dat met een subsidie is ontwikkeld, zou goedbeschouwd dan al helemaal gratis ter beschikking moeten worden gesteld, het wordt dan 'Open Content'.
Hierbij speelt ook het fenomeen dat 'men' vindt, dat wat op internet staat, gratis zou moeten zijn. Zo gauw er kosten aan verbonden zijn, haken velen af (een boeiend boek over deze materie is 'Free' van Chris Anderson).
Maar ja, Open Content is nog geen gratis content. Consortia maken vaak gebruik van specialisten of specialistische organisaties om hen te ondersteunen bij de ontwikkeling van het lesmateriaal. Er zijn dus wel degelijk kosten verbonden aan het doorontwikkelen en onderhouden van die content. Het leven na de subsidie!

En daarmee komt een ander probleem van subsidies boven water: het gaat om een tijdelijke inkomstenbron. In het verleden zijn veel ICT-onderwijsprojecten gestrand op het ontbreken van een goed businessmodel of te wel een manier om na een subsidie toch voldoende inkomsten te genereren om het product in stand te kunnen houden. Als het materiaal vanwege de subsidie gratis ter beschikking moet worden gesteld, hoe genereer je dan structurele inkomsten om continuïteit te kunnen 'garanderen'?

In een zoektocht rond dit vraagstuk kwam ineens Alexander Osterwalder bovendrijven. Osterwalder heeft een 'model' ontwikkeld waarmee een organisatie aan 'businessmodelinnovatie' kan doen. Een boeiende presentatie is hier te zien.
Ook voor digitale leermiddelen zijn hier interessante manieren te ontdekken om inkomsten te genereren, terwijl het materiaal zelf gratis ter beschikking wordt gesteld. Denk dan aan het gratis maken van het materiaal zelf maar een vergoeding vragen voor (verdiepende) opdrachten, docentenhandleidingen, de mogelijkheid om leerlingen te volgen bij het werken met het materiaal, toetsen bij de opdrachten. Een heel boeiende optie zou zijn om de kleinere, losse leereenheden gratis ter beschikking te stellen maar juist een vergoeding te vragen voor arrangementen: leertrajecten of leerlijnen op basis van meerdere basiseenheden.

Er zullen nog wel wat bits en bytes door de glasvezels stromen voordat aanbieders hier echt vernieuwende businessmodellen kunnen gaan aanbieden. Maar er lijkt in elk geval leven te zijn na een subsidie!

Uitgetwitterd

TwitterdagIk heb nooit onder stoelen of banken gestoken: Twitteren is niks voor mij. Voortdurend de rest van de wereld op de hoogte houden van mijn gedachtenkronkels en bezigheden in 160 karakters trekt me niet zo. Met alle respect voor alle gerenommeerde Twitteraars, het merendeel van wat ik (heel af en toe) lees, beschouw ik eerlijk gezegd als onzin die voortdurend de wereld in gestuurd wordt. Wie boeit het nu dat iemand richting een afspraak gaat, vertraging heeft, even een pauze gaat houden, of wat dan ook? Eventuele nuttige berichten verdwijnen in die enorme brei. En je zult toch aandacht moeten besteden aan al die berichten om de nuttige dingen er uit te vissen.

Ik heb het wel even geprobeerd: toen ik Mexicaanse verplichtingen had tijdens de Onderwijsdagen. Ik heb toen geprobeerd via Twitter een beetje mee te krijgen van de inhoud van het congres. Nou vergeet het maar. De enige nuttige toepassing, die ik ooit heb gezien, was tijdens een congres, toen de twitterwall werd gebruikt om reacties van uit het publiek richting forum te krijgen.

In de begintijd heb ik wel uit nieuwsgierigheid een Twitteraccount aangemaakt. Je moet het toch een keertje proberen, niet waar? Een positieve impuls volgde toen ik al snel enkele volgers kreeg. Die kun je niet teleurstellen. Maar nadat ik paar keer vertwijfeld met mijn vingers boven het toetsenbord heb zitten bedenken wat ik de wereld zou moeten mededelen, ben ik toch weer afgehaakt.
Ondanks dat groeit mijn legertje volgers gestaag. Steeds weer een felicitatie van Twitter, dat er alweer een dolende ziel hongerend zit te wachten op mijn gedachtenspinsels. De meesten ken ik niet, sterker nog, hun naam doet vermoeden dat ze de Nederlandse taal niet eens machtig zijn...

Twitter_3 Dus heb ik er maar een eind aan gemaakt. Het was even zoeken, maar uiteindelijk vond ik de verlossende tekst: Delete my account. Met nog wat verwoede pogingen van Twitter om me op andere gedachten te brengen, heb ik doorgezet en het account definitief opgeheven. Sorry volgers, als je wat van mijn overwegingen, gedachtenroerselen en bezigheden wilt weten, zul je door wat meer dan 160 karakters per keer moeten heenworstelen op deze blog...

Na pakweg een jaar en maar liefst 3 tweets ben ik uitgetwitterd. Het twitterfenomeen volg ik wel aan de buitenkant, want het feit dat het zo'n succesvol fenomeen is, blijft natuurlijk fascinerend!