woensdag 30 november 2011

Onderwijs verliest het vertrouwen in de politiek

DUO-onderwijsonderzoek (niet te verwarren met een afdeling van DUO, de Dienst Uitvoering Onderwijs) heeft een onderzoek uitgevoerd naar de mate waarin leraren en directeuren van het basis - en voortgezet onderwijs vertrouwen hebben in regering, Minister en Staatssecretaris van Onderwijs en politieke partijen.



Eén ding is zeker: als het onderwijs het voor het zeggen had, zou er een politieke aardverschuiving plaatsvinden.  Het onderzoek is voor het eerst uitgevoerd in 2010, toen het kabinet Rutte net was aangetreden. Het tweede onderzoek dateert van september 2011, toen het kabinet het eerste jaar volgemaakt had.

Vrijwel zonder uitzondering is het vertrouwen in de regering, de minister en straatssecretaris voor Onderwijs fors gedaald. In 2010 had nog ongeveer 75% vertrouwen in de Minister van Onderwijs, dan wel gaf men haar het voordeel van de twijfel. Die score is gezakt tot ongeveer 40%. Op de stelling "dit kabinet helpt het basis/voortgezet onderwijs vooruit" is de score dramatisch gedaald.

Waar 50% in 2010 nog aangaf het niet met die stelling eens te zijn, is dat in 2011 opgelopen tot 75%. In het onderwijs zou men dit kabinet dus graag zien vertrekken. Helaas, waar men vorig jaar nog dacht dat het kabinet waarschijnlijk de rit niet zou uitzitten, is men inmiddels gaan inzien dat dat er toch wat beter (voor het kabinet) dan wel slechter (voor het onderwijs) uitziet.

Er is ook geïnformeerd naar het vertrouwen in de plannen van de politieke partijen. In het basisonderwijs scoren VVD en PVV verreweg het minst, de beste plannen voor het basisonderwijs komen van D66, PvdA en Groen Links. In het voortgezet onderwijs zijn de verschillen nog wat groter. Ook hier scoren VVD en PVV slecht, D66 steekt met kop en schouders boven de rest uit. SP, PvdA en Groen Links hebben nog een beetje krediet.

Hoe zou de Tweede Kamer er uit zien? Eerst het basisonderwijs...

Vervolgens het voortgezet onderwijs:

Leuk, goed dat we dit weten, toch?

Ik heb het onderzoek met veel belangstelling (en een beetje leedvermaak) gelezen. Toen ik het uithad, kwamen de echte vragen. Wat kunnen we hiermee? Wat is het verhaal achter de cijfers? Dat is in het onderzoek niet terug te vinden. Wie heeft eigenlijk de opdracht gegeven voor dat onderzoek? Ook dat is nergens terug te vinden. Wat maakt nu, dat men zo weinig vertrouwen heeft in de politiek? Daar kun je wel van alles bij bedenken, maar is dat wel zo? Dat is immers niet onderzocht. Wat dat betreft: leuk verhaal, maar erg dun en weinig toepasbaar. Eigenlijk een beetje zonde.

Dan toch maar zelf op een klein onderzoekje uitgegaan. Neem nu het succes van D66. Een hoge waardering van de D66-onderwijsplannen, resulterend in een hoge score bij de virtuele verkiezingen. Eens even kijken wat D66 dan te bieden heeft. Een klein citaat:
Bij D66 staat onderwijs op één. D66 investeert structureel €2,5 miljard extra in het onderwijs. Goed onderwijs is de basis voor de zelfontplooiing van ieder individu en voor de toekomstige welvaart en het welzijn van Nederland. D66 wil, juist in deze economisch moeilijke tijden, investeren in onderwijs en kennis, omdat dit de beste belegging is voor de toekomst. Investeren in het salaris, de opleiding en de arbeidsvoorwaarden van docenten, in voor- en vroegschoolse educatie, in vermindering van schooluitval en in kennis en innovatie. Zodat ieder individu de kans krijgt het beste uit zichzelf te halen. Een leven lang.
Dat klinkt goed, daar trek je duidelijk kiezers mee. In grote lijnen: ok. Ik zou wel wat concreets terug willen zien voor die salarisverbeteringen.
Maar toch, dit is wel weer weinig cijfers achter het verhaal. 2,5 miljard, onderwijs op één. Meer cijfers zijn er niet (nou ja 66 in D66). Laat men zich daardoor niet een beetje lijmen? Ik heb dan ook een donkergroen vermoeden dat de uitwerking van deze plannen ook wel eens wat deceptie in een politieke barometer zou kunnen laten zien...

dinsdag 29 november 2011

BYOD volgens het boekje

BYOD is een 'hot item'. Ik heb er al eerder aandacht aan besteed naar aanleiding van een (korte) presentatie op de Dag van de Verbindingen. Kern van dat betoog was, dat een onderwijsinstelling niet te vergelijken is met andere organisaties, zowel vanwege de omvang als vanwege de complexiteit.
Dat is geen pleidooi om BYOD in het onderwijs maar tegen te gaan. (Nog even los van het feit dat het een fenomeen is, dat zich niet laat tegenhouden. Docenten én studenten beschikken gewoon over allerlei apparaten en die willen ze graag gebruiken.)
Natuurlijk zijn er allerlei didactische en organisatorische beren op de weg te bedenken. Gelukkig zijn er ook mensen zoals Lisa Nielsen die die argumenten met prima tegenargumenten kunnen weerleggen. Lees vooral haar '7 myths about BYOD debunked' (via Anneth Smit).

Maar toch. Het invoeren van BYOD is nu ook weer niet iets, dat je als onderwijsorganisatie moet overkomen. Het is van belang om goed na te denken over de het aanschafbeleid, de ondersteuning die geboden wordt aan de gebruikers en met name aan de beveiliging! Tijdens een mini-symposium over BYOD werd daar uitvoerig bij stil gestaan. Onderstaand fimpje werd toen getoond als aansprekend voorbeeld hoe makkelijk het is om met een verloren apparaat in te breken in iemands accounts...


(Bron: M&I/Partners)

woensdag 23 november 2011

Open masterclass: breng leven in een leercommunity

Eerder schreef ik al over het fenomeen van de Open Masterclasses van de OpenU. Eén masterclass die ik graag gevolgd had, vond plaats op een tijdstip, dat ik niet kon: Hoe breng je leven in een online community? Maar ja, online is online en dus plaats- en tijdonafhankelijk. Op een moment dat ik voor mijn werk bezig was met het onderwerp kon ik mooi teruggrijpen op de opnamen van die masterclass.

Rob Koper en Jan van Bruggen gaan in op het thema Leernetwerken. Over dit onderwerp is in oktober ook een boek gepubliceerd door de OU.
Er zijn veel Communities of Practice: dat zijn communities met een gemeenschappelijk doel. De communities zijn georganiseerd via het internet. Samen leren kan ook zo'n doel zijn: leernetwerken. Voor het ondersteunen van die communities zijn er enorm veel tools beschikbaar. Bekend zijn blogs of discussiefora. Maar daarmee heb je nog geen community. Een community moet je zien als een sociaal netwerk. Daarvoor is het nodig dat mensen een bepaalde verbondenheid moeten voelen met die communitie.

Een leernetwerk is meer dan een klas: daar zitten leerlingen bij elkaar op één plaats, dat is een sociale groep maar nog geen leernetwerk. Naar de opvatting van van Bruggen is een leernetwerk:
Een online sociaal netwerk dat is ingericht voor informeel leren.
Hoe breng ik leven in een online community?
Er is afstemming nodig tussen individuen in een groep, de activiteiten die zij verrichten, de toiols die ze gebruiken en de context waarin dat gebeurt.

Volgens het model van Wenger  is er sprake van verschillende orientaties van een leernetwerk, zoals overleg, gesprekken, projecten, inhouden, toegang tot expertise, relaties, individuele deelname, bevorderen van communities, context steunen. Er zijn enorm veel tools, die die verschillende orientaties kunnen ondersteunen. Maar er is meer nodig.

Een leernetwerk doorloopt een aantal fasen waarin bepaalde activiteiten worden uitgevoerd, deels als groep, deels individueel. Er is sprake van zekere fase-overgangen, waar het in de praktijk vaak mis gaat. Daar moet je heel alert op zijn.
Het model van Stahl biedt daarvoor handreikingen.Het model bestaat uit twee domeinen, die met elkaar verbonden zijn: opbouw van gemeenschappelijke (groeps-)kennis en het opbouwen van individuele kennis. Tussen die twee domeinen zijn er relaties. Van Bruggen geeft een voorbeeld.

Een hobbyist schrijft iets over zijn hobby in een clubblaadje. Als het op een bepaald moment fout loopt omdat de muis het niet meer doet, ontstaat er een probleem. Voor het oplossen van dat probleem doorloopt de hobbyist een aantal stappen in een leercyclus. Er gebeurt immers iets, dat je niet had verwacht, dat niet past in het (impleciete) manier waarop hij 'de wereld kent en begrijpt'. Dat probleem krijgt op een bepaald moment de aandacht. Als het probleem wordt opgelost, ontstaat er een leercyclus, er wordt iets toegevoegd aan de kennis. 
Het probleem kan worden aangemeld op een forum. Het moet dan wel expliciet gemaakt worden. Als het eenmaal is aangemeld, is het de vraag wat er mee gaat gebeuren. Als er al snel een reactie komt, is de kans groot dat het wordt opgelost, als er niet binnen enkele uren een reactie is gekomen zakt de vraag weg in de vergetelheid. Het is ook zoiets als je in het water valt. Je moet niet 'help' roepen, je moet iemand adresseren: 'Hè jij daar, gooi eens een touw'. Als je in een forum iemand kunt aanspreken is de kans veel groter dat het vraagstuk wordt opgepakt.
Het is belangrijk, dat er in het forum iemand is, die de vraag toewijst aan een deskundige. Dat is een overgang in het leernetwerk. Vervolgens zal de groep er mee aan de slag moeten gaan. Ook dat is een overgang die niet vanzelfsprekend is. In dat proces moeten er een gedeeld begrip zijn van het probleem, daarna kan er groepskennis worden opgebouwd. Het is belangrijk, dat er sprake is van vertrouwen. Dat vertrouwen kan worden opgebouwd door bijvoorbeeld gebruik te maken van profielen.
In de laatste fase wordt een product opgeleverd (curtural artefact). In feite is dat het externaliseren (expliciet maken) van de groepskennis. Ook dat is weer een faseovergang.
(Model van Stahl, Bron: OU)
De groepskennis kan worden uitgewerkt tot bijvoorbeeld een FAQ. Maar je kunt er ook voor kiezen omdat niet te doen, omdat dan het groepsproces wordt bevorderd.


Hoe zorg je nu voor leven in de community? Van Bruggen geeft een aantal voorbeelden.
  • Articulatie: tools kunnen helpen om een bijdrage aan een forum te categoriseren en daardoor te articuleren. Is het een opinie? Is het om kennis op te bouwen? Daaronder kun je weer subcategorieën onderscheiden. Hier kan een tool dus helpen bij de discussies in een leernetwerk. Gevaar is wel, dat de discussie wordt overgestructureerd.
  • De omvang is belangrijk. Een community heeft een zekere kritische ondergrens van pakweg 50 tot 100 mensen om effectief te kunnen zijn en blijven. 
  • Dan is er nog de 90-9-1 regel: 90% bestaat uit lurkers, 9% doen wel wat, 1% is echt actief. Hoe krijg je een groter aantal actieve mensen. Dan moet er een zeker sociaal verband, een gemeenschappelijk doel zijn. De groep is verantwoordelijk voor het eindresultaat maar de individuen hebben daarin een eigen verantwoordelijkheid.
    In een heel actieve community zijn er voldoende antwoorden te vinden, zonder dat je daar zelf aan hoeft bij te dragen.
  • Zeker in het begin van een community heeft een moderator een belangrijke rol om vragen te kunnen koppelen aan zekere experts. Ook om niet-passende bijdragen te redigeren of te verwijderen. In een later stadium zou dat minder nodig moeten zijn.Een groepsblog kan ook een modererende rol krijgen.
  • Tooling is belangrijk. Niet een grote hoeveelheid van tools maar een beperkt aantal waarmee belangrijke aspecten in het leernetwerk vormgegeven kunnen worden (articulatie, profilering, moderatie). Wiki's kunnen ook belangrijk zijn om gemeenschappelijke kennis te maken.
  • Een leernetwerk heeft zekere gedragsregels. Maar een gedragscode is een emergente eigenschap van de community: het ontstaat geleidelijk.
Tijdens de masterclasses kwamen ook vragen binnen waarop antwoord gegeven werd:
  • Waarom werken veel communities niet die bijvoorbeeld op BlackBoard rondom cursussen worden ingericht? Simpel, mensen kennen elkaar en ontmoeten elkaar. Waarom dan moeilijk doen met zo'n forum? Hier is er geen meerwaarde.    
  • Vaak wordt Yammer gebruikt als tool. Wat je daarbij veel ziet, is dat de fragen die worden gesteld over de persoonlijke projecten. Er wordt niet echt kennis opgebouwd. 
  • LinkedIn zelf is geen community. Maar LinkedIn biedt wel een platform voor groepen. De tooling is wel erg beperkt om te spreken van leernetwerken. 
  • Kan Facebook of Hyves worden gebruikt voor leernetwerken met studenten. Studenten hebben vooral het gevoel, dat die tools van henzelf zijn, daar moet een school niet komen.


Belangrijkste conclusie om meer leven in een community te krijgen: structureer activiteiten, ga er niet vanuit dat het vanzelf gaat!

Meer informatie is te vinden op portal van de ou. Ook dat zijn leernetwerken!

maandag 21 november 2011

30 jaar laboratoriumonderwijs: een verhaal over fusies en onderwijsvernieuwing

Afgelopen vrijdag werd bij ROC Eindhoven een reünie georganiseerd van medewerkers van 'het MLO', (middelbaar laboratoriumonderwijs) in Eindhoven. Deze opleiding werd nieuw gestart in 1981. Zelf heb ik daar gewerkt tussen 1982 en 1997 of 1998 toen ik een definitieve overstap naar een ICT-functie maakte.

Natuurlijk is het leuk om een hele hoop oud-collega's weer eens terug te zien, maar ik zag het ook als een mooie gelegenheid om eens te kijken wat er in die dertig jaren is gebeurd en veranderd in de opleidingen.

Toen ik 1982 startte bij het toenmalig IHBO (Instituut voor Hoger Beroepsonderwijs) wist ik nog niet wat voor organisatorische perikelen ik allemaal mee zou maken. Het MLO was indertijd nog gekoppeld aan het HLO, omdat daar de kennis van laboratoriumonderwijs aanwezig was maar ook omdat het in verband met de dure laboratoria goedkoper was om HLO en MLO in één instelling onder te brengen.
Het begon allemaal met de STC-operatie: Schaalvergroting, Taakverdeling en Concentratie waarmee een enorme fusiegolf in het HBO losbarstte. Het (toch al niet zo kleine) IHBO werd toen de Hogeschool Eindhoven. Kort daarop kwam er een vergelijkbaar proces in het MBO op gang op basis van de Wet SVM: Sectorvorming en Vernieuwing in het Middelbaar beroepsonderwijs.
In het kader daarvan moest het MLO ondergebracht worden bij andere scholen voor middelbaar beroepsonderwijs. Het bestuur van de Hogeschool besloot om het MLO eerst af te splitsen van het HLO. Een zelfstandige MBO-school met een eigen bestuur zou immers een betere positie hebben in de fusiebesprekingen dan een MBO-opleiding, waar de Hogeschool 'nog iets mee moest'. Eind jaren '80 kwam er een zelfstandig MLO Eindhoven tot stand. Alweer twee jaar later ging die school op in het Technisch Lyceum Eindhoven, het resultaat van een fusie met enkele andere MTS-scholen. Daarna kwam er nog een fusie: vrijwel alle instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs in Eindhoven gingen in 1996 formeel en in 2000 daadwerkelijk op in ROC Eindhoven. Daarmee was het voor de laboratoriumopleidingen niet gedaan. De School voor Laboratoriumtechniek verhuisde naar het gebouw van Fontys, je weet wel, de opvolger van Hogeschool Eindhoven zodat de laboratoriumopleidingen weer samen met HLO-opleidingen gebruik konden maken van de laboratoria. Een cyclus van bijna 20 jaar die uiteindelijk uitmondde in het zelfde resultaat als waar het mee begon.

Wat onderwijs betreft, is er inmiddels veel veranderd. En dat is maar goed ook. Toen het MLO van start ging, zag het lesrooster er nog heel overzichtelijk uit. Keurige theorievakken naast een behoorlijk aantal praktika. Ook Nederlands en Engels stonden op het rooster. Ik kan me herinneren dat de inhoud van de vakken vaak niet aansloot bij wat er in de beroepspraktijk nodig was. Op basis van het lesprogramma werden onderwerpen behandeld waarvan je je achteraf kunt afvragen, welke hobbyist er voor gezorgd had dat die onderwerpen behandeld moesten worden.

Inmiddels ziet het lab-onderwijs er in Eindhoven heel wat anders uit. Het onderwijs is er georganiseerd in leerlijnen. De integrale leerlijn omvat de beroepsgerichte vakken en loopt vooral langs 'integrale beroepsopdrachten', pgo-opdrachten waar studenten in kleine groepen aan werken. De opdrachten zijn allemaal gedocumenteerd terug te vinden in de elo (Fronter).
Daarnaast zijn er workshops en ondersteunende lessen waar aan de theorie wordt gewerkt. In de ondersteunende leerlijn zitten vooral de algemene vakken. Met name wis- en natuurkunde worden heel flexibel aangepakt op basis van een methode, die door één van de docenten in de afgelopen jaren is uitgewerkt. In de loop van de opleiding wordt de zelfstandigheid van de studenten steeds groter en wordt de didactiek daar op afgestemd.
Is er naast een onderwijskundige vernieuwing ook nog een andere vernieuwing waar te nemen? In de praktijk is er immers in de afgelopen jaren veel vernieuwd, veel onderzoek is vrijwel helemaal geautomatiseerd. Dat heeft het beroep van laborant heel erg veranderd. Wat er in elk geval is bijgekomen is de DNA-techniek. Het analyseren van DNA-monsters is tegenwoordig een fluitje van een cent.
Hoewel de schoollaboratoria in Eindhoven behoorlijk wat nieuwe apparatuur lieten zien, waren aanblik en werkwijze nog goeddeels te vergelijken met de laboratoria van dertig jaar geleden. Voor een onderwijsinstelling is die moderne apparatuur nou eenmaal niet te betalen! Voor een deel wordt dat ook wel goedgepraat: je leert nu eenmaal niet zoveel van een onderzoek, als een monster aan de ene kant in een machine gaat en er wat getallen aan de andere kant uitkomen. Didactisch kan het waardevol zijn om ook nog wat ouderwets handwerk te kunnen verrichten en de verschijnselen te kunnen verklaren.

zaterdag 19 november 2011

Het web-log drama (epiloog)

Eigenlijk wilde ik er geen aandacht meer aan besteden. Al mijn ergenissen over het gedoe bij www.weblog.nl naar aanleiding van een volkomen mislukte conversie van TypePad naar WordPress. "Niet zeuren, gewoon opnieuw beginnen", dacht ik op een gegeven moment.

Toen mijn oude weblog eindelijk weer in de lucht was, heb ik met wat hulp de inhoud kunnen overzetten naar deze weblog. Maar nog steeds 182 berichten zoek!
Niet alleen kwamen er dagelijks meerdere spam-berichten binnen bij weblog.nl, toen eenmaal de verdwenen berichten weer beschikbaar waren was er  gewoon een nieuwe import gedaan van het complete bestand. Met als gevolg dat ik in plaats van 475 berichten er ineens ruim 750 had. Alle berichten van na mei 2008 stonden er gewoon twee keer in... Wat een service.

Dus heb ik een nieuwe export gemaakt en in WordPad alle berichten, die ik al had overgezet, weer verwijderd. Vervolgens heb ik op het overgebleven bestand de WordPress > Blogger conversietool nog even losgelaten en het bestand geïmporteerd in Blogger.

Met als resultaat een dubbel feestje: ik heb weer een complete blog én ik heb inmiddels de heugelijke grens van 500 berichten ongemerkt gepasseerd...
Nou ja, feestje. Ik heb nog wel wat wensen...

  • In mijn geïmporteerde berichten staan nog verwijzingen naar eerdere berichten met een weblog-link. En ook de plaatjes staan nog allemaal bij weblog. Als ik daar de stekker uittrek, kloppen de verwijzingen niet meer en zien veel van mijn oude berichten er ineens wat leger uit. 
  • De DNS-verwijzing naar www.onderwijsvanovermorgen.nl heb ik ook moeten terugdraaien omdat dat heel vreemde resultaten gaf. 
Maar goed, je moet nog wat te wensen overhouden, niet waar?

dinsdag 15 november 2011

De grote uittocht

Het is alweer anderhalf jaar geleden dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken (en nog wat andere partijen) een rapport presenteerden over 'de grote uittocht'. Wat staat de overheid in brede zin (dus inclusief de zorg en het onderwijs) de komende jaren te wachten op het gebied van de arbeidsmarkt?

Van de 1 miljoen mensen, die in 2010 bij de overheid werkten, zal 70% daar in 2020 niet meer werken. In die periode gaan er ongeveer 275.000 mensen met pensioen. Voor de rest zullen mensen om andere redenen vertrekken.
Er staat een foutje in het plaatje, bij de middelste rij gaat het waarschijnlijk om 2015.

Door de vergrijzing zal het moeilijk zijn om op een krappe arbeidsmarkt voldoende personeel te vinden. Dat niet alleen, de vergrijzing vereist juist een toenemend aantal mensen in de zorg. Juist door de krappe arbeidsmarkt zullen mensen eerder geneigd zijn een baan elders te nemen waardoor het effect van de vergrijzing wordt versterkt.

In het rapport wordt een aantal arbeidsmarkt gerelateerde trends genoemd:
  • De bevolking verandert van leeftijd en samenstelling
    We worden ouder, er komen minder jongeren en en ondanks immigratie neemt de beroepsbevolking af.
  • De arbeidsmarkt wordt flexibeler maar ook krapper
    Er is vooral behoefte aan hoogopgeleiden, mensen wisselen vaker van baan, de participatie stijgt. Er is eerder sprake van werkzekerheid dan van baanzekerheid
  • Krappe overheidsfinanciën
    Vergrijzing en de economische crisis eisen hun tol
  • Het werkende individu wil combineren
    Werknemers worden flexibeler, willen werk en thuis (zorg) combineren, employability is belangrijk
  • Organisaties veranderen
    Invloed van technologie op productiviteit, organisatiegrenzen vervagen, maar ook de verhouding privaat-publiek staat ter discussie. Wat als de markt goedkoper en beter onderwijs kan verzorgen?
  • Burgers zijn minder tevreden
    Burgers zijn als belastingbetaler, kiezer, onderdaan en klant kritisch op wat ze krijgen 
Naast deze trends zijn er enkele fundamentele onzekerheden die een rol spelen. De eerste onzekerheid is het economisch klimaat, de tweede onzekerheid heeft betrekking op hoe de burger aankijkt tegen de overheid, op solidariteit. Deze onzekerheden zijn in een viertal scenario's weergegeven waarbij 'groei' en 'stagnatie' op de ene as en 'zelf' en 'samen' op de andere as zijn uitgezet.
Elke kwadrant kent zijn eigen uitdagingen en aanpak.

De overheid heeft op basis van de trends en de mogelijke scenario's in elk geval een aantal uitdagingen:
  1. Wat je als overheid doet, doe je goed
  2. Inzet op sociale innovatie
  3. Vergroten van professionele ruimte en statusherstel van professionals
  4. Talenten van professionals beter benutten
  5. Verder verhogen van arbeidsdeelname
  6. Investeren in loopbaan en gezondheid
  7. Beter combineren van werk en privé
  8. Marktconforme loonontwikkeling
  9. Bevorderen van mobiliteit zowel binnen als buiten de overheid
Natuurlijk is het rapport gericht op de overheid, zowel in de rol van werkgever als in de rol van bestuur. Dat neemt niet weg, dat onderwijsinstellingen de komende jaren te maken krijgen met een grote uitdaging. Vergrijzing betekent zoveel meer dan dat een aantal oudere collega's gaan vertrekken. Het gaat niet alleen om het invullen van vrijkomende uren. Met hen vertrekt ook veel kennis en ervaring en verdwijnen relatienetwerken. Toenemende werkdruk voor diegenen die achterblijven zal er voor zorgen dat het imago van het docentschap verder onder druk komt te staan met als consequentie dat nog minder mensen voor het onderwijs kiezen. Zo ontstaat een vicieuze cirkel die met krappe budgetten niet te doorbreken zal zijn.

Hoog tijd om eens door te denken over de mogelijkheden die er zijn om met minder geld en mensen toch kwalitatief goed onderwijs te blijven leveren! Dat vraagt om creativiteit en innovatie!

zondag 13 november 2011

Learning Analytics als nieuwe trend


In mijn gastblog voor de Onderwijsdagen schreef ik al over het rendement van conferenties. Je moet er herhaaldelijk bij zijn om trends en ontwikkelingen te zien en de waarde voor de eigen organisatie er van in te schatten. 
Voor mij was het thema 'Learning Analytics' wel een van die onderwerpen die tijdens de OWD daadwerkelijk als nieuwe trend is komen bovendrijven. Erik Duval ging er op in tijdens zijn keynote. Is het dan echt een nieuw thema? Welnee. Al veel eerder hebben we in allerlei projecten nagedacht over flexibel onderwijs. Eén van de punten waarover toen al werd gesproken over stuurinformatie in de individuele leerroutes. Maar toen konden we er nog nauwelijks handen en voeten aan geven. Inmiddels is het blijkbaar 'ineens' een hot topic

Begin 2011 heeft de eerste nationale conferentie over Learning Analytics & Knowledge (Lak 2011) plaatsgevonden. Daar werd als definitie gehanteerd:
Learning analytics is the measurement, collection, analysis and reporting of data about learners and their contexts, for purposes of understanding and optimising learning and the environments in which it occurs
Wilfred Rubens schreef onlangs een uitgebreide blogpost over Learning Analytics. Daarin verwees hij ook naar het Horizon Report 2011, waarin Learning Analytics wordt beschouwd als een trend, die over 4 of 5 jaar algemeen beschikbaar kan zijn. Ook het Trendrapport van Kennisnet besteedt aandacht aan dit onderwerp.


Inmiddels heeft Surf Foundation een programma opgesteld rond het thema om te zien of het in het Hoger Onderwijs een rol kan spelen. Daar wordt overigens nog iets aan de definitie toegevoegd ten opzichte van die van het LAK (automatisch geregistreerde gegevens):
Learning Analytics is gebaseerd op de analyse van automatisch gegenereerde gegevens van het online gedrag van student en docent binnen een digitale omgeving, zoals een Elektronische Leeromgeving of Digitale Leer- en Werkomgeving. De analyse van deze gegevens kan inzicht verschaffen in studiegedrag, de kwaliteit van het onderwijsmateriaal, het gebruik van de digitale leer- en werkomgeving, kwaliteit van toetsitems, studievoortgang, etc
Wat in elk geval interessant is, is dat Surf een innovatieregeling rondom dit thema heeft opgezet. Hogescholen en universiteiten kunnen voorstellen indien om met dit thema aan de slag te gaan. Hopelijk vindt dit ook navolging voor het MBO! 

woensdag 9 november 2011

Keynote van Russell Prue op #OWD11

Wie is Russell Prue? Dat is een vraag vanuit de wandelgangen bij de Onderwijsdagen. Wat doet een ICT Evangelist eigenlijk?

Je kunt de presentatie krijgen als je OWD smst naar +44 76249802272. Als je de goede telefoon hebt tenminste. Anders neem je die van je kind... Twitteren doet hij ook al @russellprue...

ICT verandert alles.
Rechter Lord Stevens gebruikte afgelopen april voor de eerste keer in de geschiedenis videoconferencing bij een rechtszitting. Stevens zelf zat lekker thuis in Spanje.
ICT brengt allerlei nieuwe mogelijkheden voor mensen die er een goed gebruik van weten te maken. Engeland kent al ruim 400.000 bloggers die bloggen voor hun beroep. Het 'enige' dat je hoeft te doen om $75.000 per jaar te verdienen is 100.000 mensen naar een website trekken.
Facebook is inmiddels een belangrijk kanaal voor meer dan alleen maar 'vrienden onderling'. De zakenwereld heeft Facebook ontdekt. Het kost dan ook niks om een Facebook pagina te maken om dicht bij je (potentiële) klanten te komen. Inmiddels doen zelfs ministers een cursus in het gebruik van social media.
YouTube heeft inmiddels een dergelijke omvang dat je het gerust kunt beschouwen als een disruptive technology. De meest simpele videootjes trekken miljoenen kijkers. Twee pubers playbacken "I'm an ugly girl" en krijgen een miljoen hits. Lauren Luke maakt filmpjes over hoe je je op kunt maken als jong meisje. Momenteel heeft ze een eigen merk makeup. Een knul maakt een remix als een mashup van een film met geluid en krijgt een contract van Disney.

Kinderen leren van jongs af aan met technologie om te gaan. Wat verwacht hij straks van de school? Hij zal niet vragen om een iPad, die brengt die mee. Hij vraagt om een goede verbinding. Hij vraagt niet om computers, laat staan een computerlokaal. (Dat is zoiets alsof je je pen alleen maar in een bepaald lokaal mag gebruiken.) Dat studenten meer kunnen dan de docent is iets waar docenten maar aan moeten wennen, die moet anders gaan lesgeven, meer faciliteren
(waar heb ik dat meer gehoord?).

If you still do what you ever did, you will get what you ever had.
Insanity is doing the same thing over and over and expecting different results.

Elke maand verschijnen er nieuwe telefoontjes. Jongeren zoeken steeds nieuwe modellen, die meer kunnen.
Maak geen reglementen, die het gebruik van mobieltjes in de les blokkeren! Inmiddels zijn er al mobieltjes met een beamer er in waarmee je het scherm kunnen projecteren. Daar kun je niet tegenop met oud spul.

Op dit moment is er in Engeland een wet in de maak dat scholen mobieltjes kunnen innemen en zelfs de data mogen wissen. Dat zijn de mensen die hun telefoontjes op een conferentie niet uit kunnen zetten. Studenten lossen dat wel op, die nemen gewoon twee telefoontjes mee...

Vervolgens toont Prue allerlei nieuwigheden, gadgets, slimme toepassingen voor het onderwijs, leuke websites waar van alles te halen is. Dat ging te snel om allemaal te bloggen, dat vind je terug in zijn presentatie...


Ict in de Sterrenschool op de #OWD11

Inmiddels is het concept van de Netwerkschool vrij breed bekend. De PO-tegenhanger, de Sterrenschool is veel minder bekend. Kees Kraaijenveld (Argumentenfabriek) en Michael van de Wetering (Kennisnet) geven een toelichting op het concept.

Hoe denk je na over innovatie in het onderwijs?
Stel dat je helemaal opnieuw kon beginnen met een nieuwe school. Gebaseerd op al beschikbare, moderne kennis van organisaties, leren, onderwijs, ICT, en dat alles mag niet duurder worden. Die werkwijze heeft in eerste instantie geleid tot de Netwerkschool, bedoeld voor de 12+ leerlingen.

Vijf sterren
De Sterrenschool is bedoeld voor 12-. De Sterrenschool is een 5-sterren kindcentrum voor kinderen van 0-12.

  • Kinderen leren in één klimaat. 
  • De school het hele jaar open. 
  • Er is een binding met de buurt. 
  • De nadruk op taal, rekenen en lezen. 
  • Maatwerk voor ieder kind, zodat die zoveel mogelijk uit het eigen talent kan halen.

Er zijn verschillende boekwerken verschenen. Sterrenschool 2.1 gaat in op het maatwerk. Dat leidde tot een vervolg over de digitale doorbraak: functionele eisen aan de Sterrenschool-ICT.

Maatwerk met ICT
Een kind individueel bedienen kan alleen maar met een goede inzet van ICT. De Cloud is een belangrijk uitgangspunt. Het materiaal en de noodzakelijke informatie is dus overal beschikbaar. Dus ook thuis, op school of op andere locaties. De cloud brengt ook een stuk ontzorging met zich mee, je neemt functionaliteiten af.
De digitale omgeving kent vier functionele componenten:

  • Digitale leeromgeving. Die serveert lesmateriaal uit langs de individuele leerlijn. Dat hoeft lang altijd te gaan om digitaal materiaal, een verwijzing naar een boek of een uurtje sport kan ook geserveerd worden..
  • De stille kracht zit in het Plannings- en boekingssysteem. Daaronder hangen allerlei 'registers' met gegevens die nodig zijn om inzicht te krijgen in de actuele situatie van alle leerlingen en om daarop te kunnen plannen (Learning Analytics!) 
  • Het Administratief systeem vult de registers en koppelt bepaalde gegevens aan andere gegevens, bijvoorbeeld de kosten van de geregistreerde uren afgenomen kinderopvang.
  • Het Informatieoverzicht is in feite een portaal dat de informatie biedt aan ouders en andere betrokkenen over het kind.

Het uitgewerkte concept vormt een functionele beschrijving dat scholen en andere partijen moet uitdagen om er mee aan de slag te gaan. Het belangrijkste element is de continue adaptatie van de individuele leerreis van de leerlingen. Dat omvat een schema met daarin zitten allerlei terugkoppellussen die de voortgang volgen en een passende ondersteuning bieden.

Inmiddels zijn er verschillende scholen die volgens het Sterrenschoolconcept aan de slag zijn gegaan onder andere in Zevenaar en Apeldoorn.









Toine Maes op de #OWD11: Inspiratie ligt aan je voeten

Vorig jaar had Toine Maes het tijdens de Onderwijsdagen over een noodzakelijke versnelling. Dat vraagt om doorbraken. Hij ziet in elk geval een aantal doorbraken in het afgelopen jaar, wat hem een stuk optimistischer maakt over die versnelling.

Op de eerste plaats is er de Educatieve Contentketen, deel 2. Een samenwerkingsverband tussen SLO, uitgevers en Kennisnet. Daar worden grote stappen voorwaarts gezet op het gebied van standaarden. VO-contant en Wikiwijs zijn voorbeelden waar de resultaten zichtbaar zijn.
Een 'pas op de plaats' in oktober heeft bij alle partijen de urgentie van samenwerking nog eens duidelijk gemaakt. Er volgt een actieplan op 1 december met een duidelijk resultaat op 1 september 2012.

Er wordt ook gewerkt aan een administratieve keten. Er is nu een samenwerkingsverband van de 6 onderwijsplatforms die samen ervoor zorgen dat in de informatieketen tussen instellingen van gegevens ook infomatie kan worden gemaakt. Zo worden allerlei resultaten beter zichtbaar.
'Vensters voor verantwoording' krijgt ook navolging in andere sectoren. Het gaat dan niet alleen om een verticale maar ook om horizontale verantwoording.
En ook de recente Vier in balans monitor van Kennisnet laat ook weer vooruitgang zien in het gebruik van ICT in hrt onderwijs.

Inspiratie ligt aan je voeten. Het onderwijs verdient wat wij hier al hebben. Elke docent en elke student een eigen device. Niet meer 5 studenten per computer, iedereen heeft dan toegang tot alle informatie.
Hij gunt het onderwijs ook een tweede professional. Hij vertelt een anekdote over een geschiedenisleraar die eerst had getwijfeld over een keus tussen tekenen en geschiedenis. Uiteindelijk koos die voor geschiedenis maar tekende hij de onderwerpen. Mooi maar niet elke les was effectief. Een andere docent verbond juist allerlei onderwerpen met elkaar, maar ja, die gaf les aan een andere klas. Hoe zorg je er voor dat het beste van alle docenten beschikbaar is voor alle studenten? De mogelijkheden daarvoor zijn er!
Verder maken we met zijn allen gewoon gebruik van internet. Zo moeten studenten ook kunnen beschikken over op zijn minst een goede combinatie van gesloten en open leermateriaal.

Het is allemaal mogelijk, het is te doen. Inspiratie ligt aan je voeten.

dinsdag 8 november 2011

Keynote van Bas Haring op 'Dé Onderwijsdagen' #OWD11

 Als 'volksfilosoof' weet Bas Haring niet zo veel van filosofie maar vindt hij het leuk om het te doen. Hij laat nog even in het midden waar hij het gaat hebben.

Vooraf deelt hij nog wat dingen met het publiek, zoals het feit dat hij is gepromoveerd op ICT om duidelijk te maken dat hij een relevante achtergrond heeft. In die context vertelt hij over een project in de beginjaren van internet rond online surveilleren. Met webcams in een studentenkamer kijken om te zien of er niet gespiekt wordt bij een online tentamen.
Dat ICT impact heeft maakt hij duidelijk met wat voorbeelden. Zo heeft hij concurrentie van bijvoorbeeld de TED-talks. Studenten vinden dat blijkbaar boeiender en blijven weg uit het college.
Verder vindt hij het eigenlijk niet leuk dat er getwitterd wordt. Hij heeft het verhaal voorbereid voor specifiek dit publiek. Door al dat getwitter moet hij in zijn verhaal rekening moet houden met de hele buitenwereld.
Hij heeft drie reflecties over ICT en onderwijs en wil die als ballonnetjes oplaten:

Eerste reflectie
Het start zijn eerste reflectie met een verhaal over een interview dat hem werd afgenomen bij het hiphop-programma Lijn 5. In eerste instantie vond hij dat een vreemde context voor een interview over filosofie. De interviewer liet weten dat hij het gedachtegoed in het boekje vergelijkbaar vond dat van auteurs als Daniël Denneth, Richard Dawkins en Susan Blackmore. Dat waren dan ook precies de drie inspiratiebronnen geweest voor Haring voor het desbetreffende boekje.
Achteraf bleek dat de interviewer de boeken helemaal niet gelezen had maar hier en daar wat flarden had gelezen en wat youtube-fimpjes had gezien. Blijkbaar had het leren van flarden voldoende basis geboden om een gefundeerde mening te hebben.
Sijmen Noorda vindt het helemaal niet vreemd dat studenten zo leren. In zijn studietijd moest hij dikke boeken lezen waarvan hij uiteindelijk maar een paar paragrafen heeft onthouden. Waarom niet meteen die paragrafen geleerd. Het leren in flarden zou wel eens het leren van de toekomst zou kunnen zijn, gefaciliteerd door ICT.

Tweede reflectie
Ook nu weer een introductieverhaaltje: Juf schrijft op het bord 'vakantiehuisje' met de opdracht om er zoveel mogelijk andere woorden mee te vormen. Haring had ontzettend zijn best gedaan om zo veel mogelijk woorden te maken.Achteraf bleek dat er alleen punten te verdienen waren voor woorden die niemand anders had. Ondanks zijn lange lijst van woorden was geen enkel woord uniek. Er was een leerling met slechts één woord, dat echter niemand anders had. Ondanks het beperkte resultaat won hij toch omdathij de enige was met een uniek woord.
Zou die leerling ook gewonnen hebben als hij had kunnen spieken? Waarschijnlijk niet. Als dat zo is, dan betekent dat dan  voor twitteren? Het alsmaar delen van ideeën leidt er toe dat dat er minder ideeën ontstaan. Men bedenkt ze niet maar twittert over andermans ideeën.
Eenzelfde fenomeen is ook zichtbaar uit de eilandenecologie. Op een afzonderlijk eiland (een afgezonderd gebied kan ook als eiland worden beschouwd) ontstaan door gebrek aan uitwisseling van genen met elders nieuwe soorten (ook wel aangeduid als 'genetic drift'). Doordat er steeds meer contacten zijn tussen verschillende eilanden neemt de soortenrijkdom af, treedt vervlakking op en sterven soorten uit door de concurrentie of jacht door nieuwe soorten.
Als iedereen in plaats van naar Bas Haring te luisteren voor zich zelf wat ideeën te formuleren zou dat meer ideeën opleveren. Delen van ideeën leidt dus tot verarming.

Derde reflectie
Jongeren worden gestimuleerd om zelf onderzoek te doen bijvoorbeeld in een profielwerkstuk. Eigenlijk zijn die jongeren daar maar heel beperkt toe in staat. Hijzelf  heeft hij een uitmuntend cijfer gehaald voor een eigen natuurkunde-experiment waarvan hij nu toegeeft dat hij het op de Diederik Stapel manier heeft gedaan: Hij bedacht een vraagstelling bij zelf bedachte resultaten...
Computers zouden een rol spelen bij het experimenteren. Als je studenten een programmeeropdracht geeft, zouden ze veel meer kunnen opsteken. Een computer is wat dat betreft een mini laboratorium waarin je je eigen onderzoek kunt opzetten. Van programmeren word je wijzer, het is inspirerend. Daar zou veel meer mee kunnen gebeuren.
Computers kunnen ook ingezet worden om reeds beschikbare gegevens te verzamelen en te analyseren.
  • Een voorbeeld: John Trinkhaus is een econoom die zich in zijn onderzoek laat inspireren door dingen die hij irritant vindt. Eén van de vragen die hij zich stelde was: "houden kinderen van de Kerstman?". Daar kun je achter komen door het ze te vragen al weet je niet hoe betrouwbaar dat is. Je kunt het gedrag observeren maar dat is een enorm tijdrovende klus.
    Trinkhaus zocht op Flickr naar foto's op basis van de zoekwoorden  'Santaclaus' en 'lap' (schoot) vond 700 foto's van kinderen bij Kerstman op schoot. Hij liet die foto's door een studentenpanel beoordelen. De meerderheid van de kinderen zat te huilen. Internet biedt ongelooflijk veel data die is te gebruiken voor allerlei onderzoeken.
  • Een ander voorbeeld: Drie jaar geleden was er een uitbraak van Legionella. Maar hoe vind je een bron als er een incubatietijd is van twee weken? Door de levensloop van de zieken van de afgelopen paar weken te reconstrueren, bleek dat de bron ergens in Amsterdam lag. Nu ontwikkelt Legionella zich vaak in grote airconditioningsystemen. Een slimme onderzoeker van het RIVM vroeg bij alle leveranciers onderhoudscontracten voor airco's op. Door de lijst met adressen op Google Earth op te zoeken (airconditioningsystemen zijn zichtbaar als installatie op het dak) werden plaatsen zichtbaar waar wel een airco stond  maar geen onderhoud werd gepleegd. Op die manier werd een locatie gevonden waar alle getroffen mensen in de buurt waren geweest. Onderzoek door een slim gebruik van gegevens op het internet.
Bas Haring sluit af met een stukje uit eigen werk over het onderwijs.
De Koningin kan wat zij kan, niet omdat ze koningsgenen heeft, maar door goed onderwijs. Goed onderwijs werkt!


Keynote Erik Duval op 'Dé Onderwijsdagen' #OWD11

De zaal loopt vol, de twitterwall ook, er is een livestream beschikbaar: iedereen zit klaar voor 'Dé Onderwijsdagen 2011'.

Erik Duval bespreekt in de eerste keynote het thema van  Learning Analitics. De presentatie komt hier op SlideShare.

Met een korte introductie over open standaarden (erg belangrijk, niet meer zo spannend) en open content (al 1 miljoen objecten op Ariadne) gaat Duval wat dieper in op Open Learning.

Onderwijs gaat momenteel een beetje langs de jongeren heen omdat het niet aansluit bij hun dagelijks leven. Duval werkt met blogs, wiki's en laat studenten op die manier elkaar becommentariëren. Op die manier moet een community of practice ontstaan. Omdat dat in verbinding met de wereld gebeurt komen er ook reacties van buitenaf op de blogs en wiki's. Als studenten tijdens het werk ook Twitteren, biedt de mogelijkheid om direct te reageren.

Inmiddels zijn er 'Massive open online courses' (MOOC) waar iedereen aan kan deelnemen. Er zijn cursussen waar 250.000 mensen op inschrijven. Dat wordt wel veel om allemaal bij te houden.
Dat vraagt om Learning Analytics. Dat biedt uitkomst bij grote groepen maar is ook nuttig bij kleine groepen.

Learning Analytics komt vanuit andere domeinen, zoals hardlopen. Met allerlei devices kunnen prestaties worden bijgehouden. Daar kunnen anderen weer op regeren. Door gegevens van meerdere lopers te analyseren kunnen er adviezen worden gegeven, alternatieve routes worden voorgesteld of maatjes worden gekoppeld.
Voor computergebruik zijn er tools die precies bijhouden wat je allemaal doet. Daar kun je weer allerlei doelen bij stellen: niet meer dan 1 uur per dag emailen. De tool geeft dan een signaal als er doelen al dan niet worden gehaald.
Er zijn gadgets in de vorm van een armband met sensores, die communiceren met je iPhone en op die manier alles registreren. Ook bloggers zijn ook bekend met allerlei analytics.
In hoeverre kunnen die technieken ook worden toegepast worden op het onderwijs?

Dat vraagt om een dashboard waarmee inzichtelijk wordt gemaakt in hoeverre bepaalde doelen worden bereikt. Dat kan in de vorm van allerlei widgets, waarmee je  in bijvoorbeeld in iGoogle je eigen dashboard samenstellen.
Duval bouwt dat soort tools en evalueert in hoeverre die daadwerkelijk helpen bij het volgen van studenten. Maar met analyseren alleen ben je er niet. Het is de bedoeling, dat er ook adviezen gegeven kunnen worden op basis van de trackingresultaten. Dan worden onderwijsresultaten inzichtelijk en kunnen allerlei uitspraken (in feite opinies) over het onderwijs worden getoetst.
Door datasets aan te leggen en te analyseren kunnen die opinies over onderwijs worden weerlegd of juist worden bevestigd.

Duval geeft aan het einde toch nog wat relativerende aandachtspunten:
Een gevaar van analytics is, dat de uitkomst ook bepalend is voor het vervolg: de uitkomsten van analyses kunnen op die manier zelfversterkend werken.
(Een mooi voorbeeld is het fenomeen dat wetenschappers steeds minder literatuur doorwerken omdat ze afgaan op de scores die bepaalde artikelen al hebben gekregen. Daarmee worden die artikelen steeds bekender maar verdwijnen andere artikelen naar de achtergrond. Serendipiteit neemt daardoor sterk af!)
Daarnaast dreigt ook het gevaar dat er een dwangmatigheid ontstaat door het gebruik van die tools: de tool geeft een waarschuwing dat je nog iets 'moet' doen.
Verder is er nog de vraag of datgene wat gemeten wordt wel echt relevant is. Welke metrieken zijn nu echt van belang om te meten, wat je wilt weten?.
En dan is er nog een privacy discussie. Wil je alles wel online zetten? De vraag is of privacy niet te ver doorgetrokken wordt. Wees in elk geval open over het wat en waarom van het registreren.

Duval houdt nog een klein pleidooi om te experimenteren, vooral spannende dingen te doen. Beter iets geprobeerd dat is mislukt dan helemaal niets gedaan.

Het geheugenpaleis

Dat kon natuurlijk niet uitblijven. Nadat ik al eerder aandacht besteedde aan Joshua Foer wilde ik zijn boek, het Geheugenpaleis ook wel eens lezen. Dat bleek nauwelijks een opgave. Lekker vlot geschreven en een boeiend verhaal.
Foer beschrijft hoe hij er toe komt om te gaan trainen voor het Amerikaans geheugen-kampioenschap en dat als nieuwkomer ook nog wint!
Het begint allemaal als hij op zoek gaat naar de slimste mens ter wereld. Die blijkt niet zo makkelijk te googlen als bijvoorbeeld de sterkste man ter wereld. Hij vindt wel iemand die zeer getalenteerd is in het memoriseren van allerlei zaken. Ben Pridmore was in staat om in 32 seconden de volgorde van een set speelkaarten van buiten te leren.
Foer vroeg zich af, of je een beter journalist, student of partner, kortom een beter mens kunt worden als je alles beter kunt onthouden. Hij bezoekt in 2005 de Amerikaanse geheugenkampioenschappen om dat uit te zoeken en maakt kennis met een aantal van de deelnemers. Daar ontdekt hij, dat die deelnemers geen 'savants' waren maar gewone mensen, die door middel van enkele trucs en heel veel oefenen in staat waren tot allerlei geheugenprestaties. Hij laat zich overhalen om ook te gaan trainen om het jaar daarop mee te doen met de geheugenkampioenschappen.

zaterdag 5 november 2011

Het rendement van 'Dé Onderwijsdagen'


Op de website van 'Dé Onderwijsdagen' kwam ik onder actueel wat berichten tegen van gastbloggers. "Da's leuk", dacht ik nog. Maar ja, moet je daarvoor worden uitgenodigd of mag je zelf ook initiatief nemen? Ik heb daarom eens geïnformeerd naar de criteria om tot dat illustere gezelschap te mogen behoren. "Je bijdrage is van harte welkom", was de reactie. En dus hierbij mijn bijdrage... 

Nog heel even en dan barsten 'Dé Onderwijsdagen 2011' weer los, één van de vele onderwijs (& ICT) beurzen en -conferenties die door het jaar heen worden georganiseerd. Een paar honderd tot meer dan duizend deelnemers komen er op af om ervaringen te presenteren of juist deze op te doen. Tussen de presentaties door zoeken bekenden elkaar op, wordt de laatste stand van zaken uitgewisseld of worden afspraken gemaakt. Bedrijven presenteren hun nieuwste (versies van) van producten en diensten en maken zo gebruik van de concentratie aan potentiële klanten.
Hoewel ik graag naar zo'n beurs of conferentie ga, vraag ik me ook wel eens af wat het rendement nu werkelijk is. Dat is een vraag die je vanuit verschillende invalshoeken kunt bekijken: je persoonlijk rendement, het rendement voor je instelling of voor het onderwijs als geheel.

Persoonlijk rendement
Ik verwacht, dat de meeste bezoekers op een een of andere manier duidelijk hebben moeten maken wat het bezoek aan OWD2011 gaat opleveren. Per slot van rekening ben je twee dagen niet op je werkplek en betaal je ook nog eens een behoorlijke toegangsprijs! Nu zal er voor de meeste bezoekers niet
zo heel veel overtuigingskracht nodig zijn geweest. Als je het al niet zelf kunt bepalen waar je wel of niet naar toe gaat, dan is het argument dat je je vak moet bijhouden vaak overtuigend genoeg.
Als je je hebt voorbereid, heb je een persoonlijk programma samengesteld op de OWD-site. Als je je heel goed hebt voorbereid, heb je zelfs een aantal vragen geformuleerd waar je een antwoord op wilt hebben. Vervolgens bezoek je een aantal presentaties, spreek je met leveranciers op de beurs en
ontmoet je bekende vakgenoten.
Maar waar ga je mee terug naar je werkplek? Een paar verhalen met wat nieuwe tips, een gevoel van opluchting omdat collega's of collega-instellingen blijkbaar met dezelfde problemen worstelen, een pakketje folders waarvan de meeste weer in de ongelezen in de papierbak belanden. Maar een echt
doorbraakresultaat, een oplossing voor dat ene enorme probleem?

Het rendement voor de instelling
Wat wordt de instelling er dan beter van? Regelmatig hoor je bezoekers verzuchten, "eigenlijk zou die directeur - dat collegelid hier bij moeten zijn". Het is blijkbaar moeilijk verworven inzichten te vertalen naar de eigen instelling. Weer eenmaal op de eigen werkplek verdampen veel van de opgedane ideeën langzaam maar zeker. Op de instelling bepaalt de dagelijkse routine al weer snel de agenda en de werkzaamheden. Veel verschil zal het niet maken, lijkt het wel.

Rendement voor de onderwijssector
Wordt het onderwijs er als geheel beter van? Al zolang ik me bezig houd met onderwijs & ICT is de boodschap, dat onderwijs 'als enige sector' er maar niet in slaagt om de productiviteit door de inzet van ICT te vergroten. Steeds maar weer het verhaal over hoe lastig het is, om docenten zo ver te krijgen dat ze ICT gebruiken in hun onderwijs. Natuurlijk stijgt het gebruik van ICT in het onderwijs, zoals de jaarlijkse Vier-in-balansmonitor van Kennisnet laat zien, en is er veel bereikt in vergelijking met een aantal jaar geleden, maar een echte doorbraak hebben we nog steeds niet gezien, laat staan dat een nieuwe editie van dé Onderwijsdagen of één van die vele andere beurzen en conferenties die doorbraak wel bewerkstelligt.

Het rendement zie je pas op de langere termijn
Als zo'n beurs maar een beperkt rendement heeft, waarom zou je er dan naar toe gaan? Stel jezelf een dergelijke vraag als je bij de lunch een snack hebt afgeslagen omdat je wilt afvallen. Aan de weegschaal zul je het niet zien.
Het rendement zit helemaal niet in die ene bijeenkomst, het gaat om een lange termijn rendement! De kracht van het herhaaldelijk delen van ideeën in een grote groep. In de interactie, die tijdens de presentaties en discussies plaatsvindt, worden ideeën bijgeschaafd, aangevuld, versterkt en vooral: verder verspreid.
Goede ideeën komen in de verschillende edities van de conferenties steeds opnieuw aan bod, waardoor de ontwikkeling zichtbaar wordt. Wat twee jaar terug nog een nieuw fenomeen was, kende vorig jaar al enkele toepassingen en blijkt dit jaar 'hot' te zijn.

Antwoord over toepasbaarheid?
Het is natuurlijk geweldig als je een nieuw idee, dat je meebrengt vanuit een conferentie, direct kunt vertalen naar je eigen praktijk. Maar als dat niet (meteen) lukt, is dat helemaal niet erg. Die nieuwe ideeën en ontwikkelingen verspreiden zich ook langs andere kanalen en komen hoe dan ook in je eigen
organisatie terecht. Dan worden er vragen gesteld over de toepasbaarheid, de mogelijkheden. Dan gaat het er vooral om, dat je een antwoord hebt of dat je weet waar antwoorden te halen zijn omdat de eigen organisatie er klaar voor is. En dan is het maar goed dat je er bij was, voor jezelf, voor je
organisatie en voor het onderwijs als geheel.

donderdag 3 november 2011

Meepraten en meedenken over flexibel onderwijs

Op dinsdag 29 november organiseert M&I/Partners een interactieve bijeenkomst over flexibel onderwijs  onder het motto 'van realisme naar realisatie'. Aanleiding voor deze bijeenkomst is het boek Beelden op Flexibel Onderwijs dat Kennisnet heeft uitgebracht. Als eindredacteur heb ik begin dit jaar alle ins en outs van het boekwerk meegemaakt.
Natuurlijk is het altijd de moeite waard om die artikelen te lezen maar misschien roepen die ook weer nieuwe vragen op of worden niet alle vragen beantwoord die je eigenlijk had. Of misschien heb je ervaringen die je juist delen met anderen! Het programma geeft je er alle gelegenheid toe.

De bijeenkomst heeft een ronde tafel opzet: in enkele ronden wordt aan de hand van een aantal stellingen een discussie gevoerd met de auteurs van de verschillende artikelen in het boek. Wil je meer weten over wat studenten nu eigenlijk wel of niet willen, wat er van docenten wordt verwacht, hoe het zit met standaardiseren of met de relatie tussen flexibiliseren en de 850-uren norm? Of wil je het nut van flexibiliseren nog eens tegen het licht houden? Meld je aan, er zijn geen kosten aan verbonden.
De bijeenkomst is van 15:30 tot 18:30 (lekker buiten de files om) bij het Hoornbeeck College in Amersfoort.