dinsdag 17 december 2013

Systeemdenken geeft inzicht

Het lijkt een open deur. Als je systematisch werkt aan het oplossen van problemen lukt dat beter dan wanneer je dat op een chaotische manier probeert. (Persoonlijk ben ik er van overtuigd, dat je best een beetje chaos mag gebruiken om creativiteit en dus oplossingsgericht denken te stimuleren.) Oplossingen bedenken doe je pas als je het probleem helder hebt. Systeemdenken helpt daarbij.

Nog niet zo lang geleden heb ik een workshop gehouden om bestaande problemen binnen een complex proces in kaart te brengen. Daarvoor hebben we gewerkt met causaliteitsdiagrammen. Causaliteitsdiagrammen vormden indertijd de basis voor het wereldmodel van Forrester, waar de rapporten van de Club van Rome over 'Grenzen aan de groei' op zijn gebaseerd. 

Met een causaliteitsdiagram breng je oorzaak en gevolg in een systeem (proces) met elkaar in verband. Op die manier ontstaat inzicht in de werking van het systeem. Welke factoren beïnvloeden elkaar? Een factor waar veel pijlen vandaan komen, biedt perspectief als aangrijpingspunt voor veranderingen in het systeem. Een factor, waar veel pijlen bij elkaar komen, is geschikt als indicator.

Tijdens mijn workshop heb ik in elk geval ervaren, dat systeemdenken voor veel mensen niet zo heel simpel is. Het opstellen van zo'n diagram is in de praktijk  minder makkelijk dan het in eerste instantie lijkt. Het belangrijkste probleem is de manier waarop mensen de betekenis van de pijlen interpreteren. Er zijn twee typen pijlen: versterkend en omkerend. De eerste pijl betekent in feite niets anders dan: 'als dit groter wordt, wordt dat ook groter' (meer studenten betekent meer inkomsten). Het betekent natuurlijk ook: 'als dit minder wordt, wordt dat ook minder' (minder studenten = minder inkomsten).  

De tweede pijl betekent dan: 'als dit groter wordt, wordt dat kleiner' (meer uitvallers betekent minder studenten). 
In een uitleg is het allemaal heel simpel. Het probleem is, dat men de pijlen vaak als 'positief' en 'negatief' aanduidt, (zoals ook hier op Wikipedia). En juist dat maakt het lastig. Zo gauw een pijl er voor zorgt dat er een factor afneemt, wordt die als snel als negatief bestempeld, terwijl het ook kan gaan om een versterkende pijl (dus eigenlijk een +-teken). Dan ontstaat er verwarring in de groep. Goede ervaring om een volgende rekening mee te houden! 

Inmiddels bleek een van mijn collega's, Vincent Ruijter (in samenwerking met Twan Zoetmulder), een mooie Prezi te hebben gemaakt, die het systeemdenken nog eens duidelijk uitlegt. Doe er je voordeel mee!

maandag 2 december 2013

LeerKRACHT voor excellent onderwijs

Mijn kinderen zijn het huis al uit, maar ik kan me nog een ouderavond herinneren waarbij de juf de avond voor alle ouders aftrapte met: "Ik ben de leerkracht van jullie kind. Eigenlijk vind ik het woord 'leerkracht' een erg lelijk woord". Zo, de toon was gezet. Ik zei, dat ik toch wat anders over dacht: "Je bent letterlijk de kracht die kinderen laat leren. Prachtig toch?"

De afgelopen jaren staat de kwaliteit van docenten heftig in de belangstelling. Je leest in elk geval overal dat de kwaliteit van het onderwijs valt of staat met de kwaliteit van docenten. Ook de McKinsey-rapporten, waar ik onlangs over schreef, geven dat aan.

De stichting LeerKRACHT wil inspelen op de ambitie om ook als Nederland te excelleren op onderwijsgebied. Daarbij geven ze aan dat "het Nederlandse onderwijs beter is dan we denken maar niet zo goed als we zouden willen". In elk geval blijft het Nederlandse onderwijs al jarenlang op hetzelfde niveau hangen, ondanks alle vernieuwingen en innovaties.
LeerKRACHT gelooft met het McKinsey-rapport in de hand, dat het mogelijk is om het onderwijs te verbeteren door docenten zelf een rol te geven in hun eigen professionalisering. De kern van de aanpak is in wezen heel simpel: het gaat om een serie interventies waarin vier processen centraal staan:
  1. Lesobservaties om docenten van elkaar te laten leren en elkaar feedback te geven (‘peer review’)
  2. Gezamenlijke voorbereiding van lessen. Docenten wisselen ervaringen uit en helpen elkaar lessen beter te maken.
  3. Effectieve, korte teammeetings, waarin docenten en schoolleiders leerlingresultaten bespreken en verbeteracties afspreken.
  4. Schoolleiders die sterk aanwezig zijn op de werkvloer en in de les. Schoolleiders die 20% tot 40% van hun tijd aan docenten en de verbetering van onderwijskwaliteit besteden.
In deze aanpak gaat het niet om een groots plan en vage vergezichten. Onder het motto 'elke dag een beetje beter' werken docenten en schoolleiders samen aan een andere cultuur op basis van een aantal uitgangspunten.



De aanpak is op 16 pilotscholen uitgeprobeerd. De bedoeling is, dat de aanpak de komende jaren verder wordt uitgerold op veel meer scholen.

PS: In een recente blog van Frank van Hout geeft hij een reactie op het boek 'Het Alternatief' onder de titel 'Het alternatief bestaat niet, maar een alternatief is hard nodig'. Misschien is dit een goede stap in die richting?  

vrijdag 29 november 2013

Hoe maak je een goed onderwijssysteem?

Begin 2013 kwam Coen Free, de voormalig voorzitter van het CvB van het Koning Willem I College met een schotschrift over het onderwijs: 'His Masters Voice'. Daarin hield hij een pleidooi voor een nieuw onderwijsbestel. Meestal wordt in dergelijke pleidooien Finland aangehaald als het voorbeeld van een goed onderwijssysteem. Dat levert nog wel wat vragen op.
Zou het werken als je dat één op één zou kopiëren naar Nederland? Wij hebben immers een andere cultuur en traditie. Hoe moet je dat eigenlijk aanpakken, een nieuw onderwijsbestel?

In 2007 kwam McKinsey met het rapport "How the World’s Best-Performing School Systems Come Out on Top". Het rapport stelt, dat ondanks alle investeringen en innovaties in het onderwijs het rendement nauwelijks is toegenomen. Dat leidt tot de vraag wat eigenlijk de kernindicatoren zijn van een goed onderwijssysteem.
De kernconclusie van dat rapport kwam neer op drie elementen:
  • Getting the right people to become teachers;
  • Developing them into effective instructors; and
  • Ensuring the system is available to deliver the best possible instruction for every child.
Dit werd uitgewerkt naar een aantal factoren:

Het rapport beschrijft een aantal schoolsystemen van landen of regio's met goede onderwijsresultaten. Singapore, Canada, Finland zijn beende voorbeelden van landen die consequent hoog scoren op intenationale prestatierankings zoals PISA.

Recent kwam een vervolg uit op dat rapport: "How the World’s Most Improved School Systems Keep Getting Better". Dat rapport beschrijft de factoren die er toe leiden dat een onderwijssysteem steeds beter wordt: van matig naar redelijk, van redelijk naar goed, van goed naar heel goed en van heel goed naar excellent. In het rapport worden 20 onderwijssystemen onderzocht, waarin in de afgelopen jaren een sterke verbetering is gerealiseerd. Het onderzoek richtte zich onder meer op de interventies die zijn ondernomen, afhankelijk van de fase waarin een systeem zich bevindt. Een globaal overzicht van die interventies:

  • Van matig naar redelijk
    In dit stadium gaat veel aandacht naar de basisvaardigheden als rekenen en taal in het curriculum, ondersteuning van leraren, een basiskwaliteitssysteem waar alle scholen aan moeten voldoen.
  • Van redelijk naar goed
    Meten van prestaties, verantwoordelijkheden beleggen bij docenten en scholen en verder zorgen voor een goede financiering, organisatiestructuur en pedagogische modellen.
  • Van goed naar heel goed
    Waardering van het beroep van docent en schoolleider. Dit vergt goede opleidingen en carrièrepaden om status aan het beroep te kunnen verlenen, vergelijkbaar met arts of advocaat. 
  • Van heel goed naar excellent
    Hier gaat het om het verleggen van de sturing van de verbetering van het systeem naar de scholen. Hier gaat het om kwaliteitsverbeteringen door een andere cultuur in scholen: peer-based learning voor docenten zodat ze ervaringen uitwisselen en samenwerken. Het systeem ondersteunt innovatie en experimenten.

Over de fasen heen is te zien dat het accent verschuift van een centrale aansturing naar een sturing op school niveau en een verantwoordelijkheid bij professionele docenten.

Naast de min of meer fase gebonden factoren is er sprake van interventies die over alle fasen heen gaan maar wel verschillen per fase. Het gaat om interventies als aandacht voor een vernieuwing van het curriculum, de beloningsstructuur voor docenten, professionalisering van docenten en schoolleiders, examinering, registratiesystemen en ruimte voor innovatie en experimenten in beleid en wetgeving.

Nederland was niet opgenomen in het lijstje, ondanks al onze hervormingen en investeringen zijn we er blijkbaar niet in geslaagd een duidelijke meerwaarde te realiseren. Sterker nog, we zijn niet voor niets met een inhaalslag taal en rekenen bezig.
Wat voor initiatieven zijn mogelijk om ook het Nederlandse onderwijs daadwerkelijk een stap vooruit te helpen? Daar komen we nog op terug...

zaterdag 9 november 2013

Framing - of hoe verkoop je je boodschap echt?

Sarah Gagestein (www.taalstrategie.nl) neemt ons in een workshop mee in de wereld van framing.
Framing gaat over het overdragen van ideeën. Je presenteert een beeld van de werkelijkheid door een bepaald deel van het verhaal te vertellen en andere delen weg te laten. Je speelt met de gevoelswaarde, lang niet altijd met argumenten. Denk aan de manier waarop Youp van 't Hek Böckler de das om deed. Mensen die Böckler dronken, werden weggezet als losers. 
Framing gaat niet over waarheid maar over werkelijkheid en de perceptie daarvan. Er zit ook iets in van manipulatie. Dat kan 'positief' gebruikt worden (dialoog) maar ook 'negatief' (zenden).
Een frame is een verhaal met specifieke woorden en/of beelden dat bepaalde delen van de werkelijkheid belicht en andere delen uitsluit om de luisteraar onbewust naar een beoogde interpretatie te sturen.
Kahneman geeft aan dat ons denken is onder te verdelen in systeem 1 en systeem 2. Systeem 2 is logisch, bewust, rationeel. Systeem 1 is het onderbewuste, associatief. Daar komen de dingen binnen en wordt een eerste perceptie gedaan. Pas later komt de waarneming en met name de perceptie ervan systeem 2 binnen. Soms leidt dat tot een herdefinitie van de perceptie, je denkt dan na over het waarheidsgehalte. Meestal gebeurt dat echter niet en blijven de eerste associaties hangen. In de praktijk is het dus ons 'slimme onbewuste' dat de controle over ons denken en gedrag heeft. 

Zonder gevoel kun je niet goed denken, beslissingen nemen. Met een beschadigde amygdala (emotioneel centrum) kun je geen beslissingen nemen omdat je geen gevoel hebt bij de alternatieven. Bij mensen die door een hersenbeschadiging alleen nog maar een korte termijn geheugen hebben, kunnen geen nieuwe kennis opnemen. Uit onderzoek blijkt echter dat er wel een emotioneel geheugen is. Systeem 2 is defect, maar toch blijkt het systeem 1 geheugen nog wel te werken.

Framing wordt veel gebruikt in de reclame. Een product moet een warm gevoel oproepen. Ook actiegroepen of politieke partijen weten er goed raad mee. Wakker Dier heeft een tijd geleden een actie gehad om 'scharrelei' te vervangen door 'schuurei' juist vanwege de minder positieve associatie daarvan. Om de tegenovergestelde reden spreken we niet van 'ontwikkelingshulp' (beeld van hand ophoudende, zielige mensen) maar van 'ontwikkelingssamenwerking' (je moet er wel iets voor doen). In Amerika hebben republikeinen de term 'estate tax' (erfbelasting) vervangen door 'death tax'. Dat roept een veel negatievere associatie op. Een 'estate' geeft het beeld van een landgoed als erfenis. Daar mag de staat best een beetje van meeprofiteren. Als Democraat heb je echter wat uit te leggen als je voor een 'death tax' bent. Zo is ook 'global warming' veranderd in het veel neutralere 'climate change'. Krantenkoppen zijn goede voorbeelden van framing. 'Asfaltdenken' of 'buurtterroristen' zijn bedoeld om mensen al een bepaalde richting in te laten denken.
Frames kunnen, zeker met herhaling, zich vastbijten in ons hoofd. Het is dan heel lastig om daar tegenin te gaan. De kunst van framing is tegelijkertijd om nieuwe paden in de hersenen aan te leggen.

Dat framing werkt, laat onderzoek zien. Een aantal mensen kregen het probleem van criminaliteit voorgeschoteld in 2 verschillende metaforen:

  • steeds meer mensen raken geïnfecteerd door de criminaliteit (virusmetafoor)
  • mensen worden steeds meer opgejaagd door de criminelen (monstermetafoor).
Toen mensen werden gevraagd mee te denken aan oplossingen kwam de eerste groep vooral met oplossingen om de infectiebron aan te pakken (opvang van jongeren, onderwijs) terwijl de andere groep het vooral zocht in het opjagen van de criminelen (meer blauw op straat, strafverhoging).

Hoe kun je framing toepassen?

  1. Begin met luisteren (de 'lieve lezers en luisteraars'-factor). Zoek naar de waarden die mensen voelen en sluit daar bij aan. Afhankelijk van wat je wilt bereiken gebruik je waarden als betrokkenheid, mededogen, verantwoordelijkheid of juist verspilling, hypocrisie, macht.
  2. Vertel het verhaal ( de 'nog lang en gelukkig'-factor)
    Je kunt hetzelfde verhaal vanuit meerdere invalshoeken vertellen: positief, negatief of ergens daar tussen in. Denk daarbij het verhaal van overspel vanuit het frame liefde, romantiek of juist vanuit het frame bedrog, leugen.
  3. De stelling (de 'hij komt binnen'-factor).
    Met name door in een stelling metaforen te gebruiken kunnen bepaalde frames worden getriggerd. Ook het gebruik van bepaalde woorden of zinnen werken versterkend: 'Yes, we can!'
Ik mocht in de rol van Jet Bussemaker bezuinigingen op de publieke omroep verdedigen tegen Matthijs van Nieuwkerk. Dit is wat ik er van maakte:
Nederland is een van de weinige landen die beschikken over een publieke omroep. Ik vind dat een groot goed. Tegelijkertijd zijn we een land in crisis. We moeten keuzes maken. Ik kom net van een basisschool. Ik heb daar gesproken met een groep ouders van kinderen in een klas met 42 leerlingen. Moet ik die mensen uitleggen dat een praatshow waar bn'ers ouwehoeren over andere bn'ers belangrijker is dan het verkleinen van klassen? Natuurlijk vindt een topper als Matthijs van Nieuwkerk dat we niet mogen bezuinigen op de publieke omroep. Het zou hem sieren als hij zijn pleidooi begint met het noemen van zijn jaarsalaris.

maandag 4 november 2013

Leren van leerlingen

Het is alweer een (veel te lange) tijd geleden dat ik een nieuw bericht heb gepost op mijn blog. Niettemin gebeuren er soms dingen die de moeite waard zijn om te delen. En wei weet, misschien krijg ik de smaak wel weer te pakken!

De afgelopen tijd heb ik een aantal projecten gedaan over het onderwijs in de toekomst. Niets hoogdravends, geen hemelbestormende nieuwigheden, gewoon een aantal scholen die nadenken over de manier waarop ze het onderwijs effectiever en efficiënter kunnen maken. 
In de regel worden daarvoor projectgroepen in het leven geroepen die met een opdracht aan de slag gaan om het nieuwe (andere? verbeterde? toekomstige?) onderwijs te beschrijven. Toch wel apart dat daarbij leerlingen vaak vergeten worden. Het zijn vaak docenten die beschrijven wat leerlingen goed onderwijs vinden, wat hen motiveert, wat ze nodig hebben. In de projecten, die ik momenteel uitvoer, hebben we ook leerlingen laten meedenken, meekijken, meepraten. Leren van leerlingen...

Een aantal scholen in Amsterdam denkt na over onderwijs dat beter aansluit bij wat individuele leerlingen nodig hebben. Maatwerk dus. Flexibel onderwijs. Vier leerlingen dachten mee in de werkgroep. En zoals het wel vaker gaat, een aantal van hen was op het laatste moment gevraagd en wist eigenlijk niet zo goed, wat er van hen verwacht werd. "Wat bedoelt u eigenlijk met 'flexibilisering'?", was de eerste vraag, die ik zo'n beetje halverwege mijn openingszin kreeg. Het antwoord vond hij wel duidelijk, maar of het nu meteen zo'n goed idee was? 
Vervolgens nodigde ik de leerlingen uit, vooraan plaats te nemen. "Het is nu november 2017 en jullie zitten op een school waar 4 jaar geleden (vandaag dus) een groepje docenten en leerlingen een aantal ideeën hebben geformuleerd over flexibel onderwijs. En dat is geweldig gelukt. Het is een droomschool geworden. Hier zit een aantal leraren en docenten van wat andere scholen, die heel jaloers naar die droomschool kijken. Die willen jullie wat vragen stellen over hoe het er aan toe gaat bij jullie op school."
Bijna een half uur lang hebben ze hun droomschool beschreven, kwamen er (steekhoudende) argumenten van wat er 'vier jaar eerder' niet zo goed was aan het onderwijs en wisten ze best wel raad met al die vragen van die docenten. 
Ik was meer dan tevreden met hun inbreng. De grote verrassing kwam er meteen achteraan, toe de rollen werden omgedraaid en een aantal docenten en leidinggevenden hun rol in die droomschool in de toekomst mochten toelichten. Nu kwamen de leerlingen met goede vragen en suggesties. Met elkaar hebben ze een flink aantal geeltjes volgeschreven met kenmerken van dat nieuwe onderwijs. 

Achteraf gaven ze aan, dat ze het erg leuk hadden gevonden. Ze zouden zo weer mee willen doen met  een vervolgopdracht. "Ik vind het erg leuk en zo kan ik goed oefenen, want ik wil later in de politiek!"

In de evaluatie gaf een van de deelnemers aan: "Goed, dat we dit zo gedaan hebben. We maken eigenlijk veel te weinig gebruik van onze leerlingen voor dit soort dingen! Dubbel jammer eigenlijk. Het gaat per slot van rekening over hen. Maar daarnaast blijkt heel duidelijk dat ze echt iets toe te voegen hebben."

Misschien nog een aardige toevoeging, dat we het hier niet hebben over leerlingen uit de bovenbouw VWO maar over leerlingen uit klas twee en drie vmbo en havo. Hier zit veel potentieel voor de toekomst!

dinsdag 16 april 2013

Het Onderwijsschandaal, schotschrift van Coen Free

Coen Free heeft met zijn schotschrift 'het Onderwijs-schandaal' een fraai stukje proza afgeleverd met een plaatje van 'His Master's Voice' op de voorkant. Het boekje werd uitgedeeld tijdens de afgelopen CVI Managementconferentie. Tijdens de conferentie heb ik er weinig over gehoord, wat niet vreemd is natuurlijk. Toen had niemand nog tijd gehad om het te lezen. Jammer dat Free er weer niet voor gekozen heeft, het boekje online te publiceren. 

Ik heb het inmiddels gelezen en voel me geroepen er op te reageren, zoals ik al eerder reageerde op uitspraken en uitgaven van Free. Ik moet zeggen, dat dit keer mijn weerstand groeide naarmate ik verder kwam in het boekje. Free doet allerlei nogal wat nogal ongenuanceerde uitspraken over van alles en iedereen. 
Dat er in Nederland nog zoveel leerlingen en studenten in de diverse onderwijstypen een diploma halen, kan verklaard worden door de 'Wet van Posthumus' (docenten passen beoordelingen aan aan het niveau van de studenten). 
Loek Nieuwenhuis is 'oliedom' omdat die een onderwijsstelsel propageert met en publiek-private samenwerking. 
Werkgevers wentelen opleidingskosten af op de belastingbetaler, door middel van de kwalificatiestructuur wordt cao- en loonpolitiek bedreven. 
Er is sprake geweest van intimidatiepraktijken, dreigementen met repressieve maatregelen en ergelijke politieke spelletjes van Tweede Kamerleden tegen onderhandelings-vertegenwoordigers van het onderwijs bij de totstandkoming van de WEB
Etc. etc..  
Mensen, die kritisch zijn op de huidige situatie worden de hemel in geprezen, degenen die er anders over denken zijn oliedom. Het boekje is één grote aanklacht tegen het huidige onderwijsbestel waar leerlingen veel te vroeg moeten kiezen en daarom veel talent verspild wordt. In het document worden (Free's) conclusies regelmatig met vette letters beklemtoont, alsof het volume even flink omhoog moet. 
Pas helemaal aan het einde (in de bijlage!) komt een klein beetje uit de verf waar Free eigenlijk naar toe wil: een 'comprehensief  onderwijsmodel' naar Amerikaans of Fins model. (Ik heb even moeten opzoeken wat er nu precies bedoeld wordt met zo'n comprehensief model.)

Terwijl ik na het lezen nadacht over een reactie, moest ik denken aan 'cést la ton qui fait la musique'. De toonzetting van Free zal behoorlijk mensen in het harnas jagen. De vraag is, of hij op die manier bereikt, wat hij wil bereiken. Ik verwacht niet zo veel in een atmosfeer waarin het onderwijsdebat vooral wordt gedomineerd door snel in de wiek geschoten mensen.

Maar toch...
Ik heb me de vraag gesteld, of Free ondanks de toon misschien wel gelijk heeft? Is een comprehensief model de oplossing voor het onderwijs en daarmee voor de economie en welvaart op langere termijn voor Nederland? Eerlijk gezegd ben ik wel gecharmeerd van het idee. Tegelijkertijd denk ik na over het masterplan, dat nodig zal zijn om het onderwijs op die manier te hervormen. Groter dan de Mammoetwet en de WEB samen! In veel gevallen is een 'cold turkey' een goede veranderstrategie, de vraag is of dat hier ook voor geldt. Het zou Free sieren als hij ook zijn licht laat schijnen over zo'n veranderstrategie, en liefst wat uitgebreider dan te verwijzen naar hoe Noorwegen dat een tijd terug heeft gedaan. Het zou waarschijnlijk een stuk inspirerender en motiverender overkomen om het voor elkaar te krijgen dan via een schotschrift als dit.

Blijft voor mij alleen nog de vraag, waarom dat plaatje van 'His Master's Voice' op de voorkant prijkt. Is dat een verwijzing naar dat ene zinnetje over onderzoekers en adviseurs die veel geld verdienen door goed 'te luisteren naar 'His Master's Voice'? Of is het door Free een beetje subliminaal bedoeld om zichzelf als zodanig te willen afficheren? Dat mag van mij best voor een groot denker en vernieuwer  die Free onmiskenbaar is. Maar dan graag een wat aangenamer arrangement en een wat minder oorverdovend volume...  

donderdag 11 april 2013

Kun je met zoveel repressieve maatregelen nog wel spreken van governance in het MBO?

De MBO-raad denkt momenteel na over de Governance in het MBO. Geert Wammes geeft tijdens de Managementconferentie een toelichting.
De definitie van governance is behoorlijk uitgebreid maar komt neer op 'goed bestuur'. Het gaat om sturen, toezicht houden, realisatie van doelstellingen, communiceren en afleggen van verantwoording.

Er zijn veel aanleidingen om er nu aandacht aan te besteden. Hoewel er maar bij betrekkelijk weinig opleidingen zijn met problemen, straalt dat onmiddellijk af op de hele sector. Amarantis heeft geleid tot veel rapporten en inzichten. Alles bij elkaar zijn er enkele instellingen, waar het financieel beheer niet in orde is.
Wanneer een instelling failliet gaat, de consequenties door alle overige instellingen moet worden opgevangen. Er is momenteel een governancecode (Goed bestuur in de BVE-sector van 2009) die niet overal goed wordt nageleefd, zoals blijkt uit een evaluatie vorig jaar. Allerlei elementaire dingen als een klachtenregeleing, een klokkeluidersregeling ontbreken in instellingen. Kwaliteitszorg en - borging blijven achter. Dat blijkt uit het Inspectieverslag over 2011 -2012. Er komt overigens een nieuw toezichtskader van de Inspectie, dat strenger zal zijn dan het voorgaande. Het thema zal dus prominenter terug komen.
De hoge beloningen van sommige bestuurders staat ook in het lijstje. Dat heeft ook gevolgen voor het imago. Als laatste thema spelt de transparantie en verantwoording. Ook daar zijn verbeteringen mogelijk.
Alles bij elkaar zorgden deze aanleiding voor een 'wake up call', waarbij het MBO-bestuur streeft naar een groter 'zelfreinigend vermogen'.

De actuele context wordt voor een belangrijk deel gevormd door de Amarantisrapporten en de reacties daarop in de beleidsreacties van de minister, een conferentie op 11 februari en het kamerdebat van 20 maart. Medio april komt de minister met een governancebrief waarin wordt uiteengezet hoe het ministerie hier op gaat sturen.
Een ander interessant gebeuren in deze context is het voornemen van Zadkine/Albeda om vanuit een innige samenwerking te komen tot de vorming van een aantal MBO-colleges. Het zou wel eens een trend kunnen zijn in de sector.

De MBO-raad heeft een aantal uitgangspunten geformuleerd. Daarbij wil men geen stelselwijzigingen en een handhaving van de huidige sturingsfilosofie van de WEB. De minister denkt echter na over meer mogelijkheden om grip te krijgen op de situatie. Hoofdelijke aansprakelijkheid, ontslagmogelijkheden, een eed voor bestuurders, versterking van de OR. Een en ander lijkt wel op repressie wat zal leiden tot een pittig debat.
Een uitgangspunt voor de MBO-raad is ook, dat bij voorkomende incidenten niet alleen gewezen wordt naar de sector en de MBO-raad maar dat ook Inspectie en ministerie in actie komen: proportionele verhoudingen tussen alle actoren.
De MBO-raad stelt verder een aantal maatregelen voor, waaronder informatie, detectie en risicomanagement met bijbehorende borgingsmechanismen. Ook een beter financieel toezicht. denk aan het feit dat Amarantis al twee jaar onder verscherpt toezicht stond van de Inspectie, maar dat heeft niet geleid tot maatregelen,mdie de problemen hadden kunnen voorkomen. Tot slot wil de MBO-raad aandacht voor cultuur, gedrag en een moreel kompas.

In de aanpak wil de MBO-raad komen de volgende elementen terug. Het zal niet het bestuur van de MBOraad zijn, die acteert, maar de vereniging. Er moet sprake zijn van zelfregulering met zelfcorrigerend en zelfreinigend vermogen. Er wordt gestuurd op een intercollegiale aanpak. Als er problemen zijn bij een instelling, springen andere instellingen te hulp. Daarmee wordt aangetoond dat de sector zelf in staat is zaken aan te pakken. Instellingen worden vooral in hun kracht gezet.

Er komt een interne Governance Agenda voor het MBO. daarin:
1. Jaarlijkse risicoanalyse van elke instelling. Hiervoor worden de gegevens gebruikt uit de benchmark, gegevens van DUO, etc.
2. Indien er sprake is van een risico veindt er een gesprek plaats tussen bestuur MBO-raad en CvB om de situatie verder in kaart te brengen en een aanpak met een ondersteuning af te spreken.
3. Als er geen verbetering optreedt, komt er een commissie van deskundigen die een advies geven.
De instelling zal altijd zelf aan het stuur blijven.

De commissie Hooge heeft hetnonderzoek gedaan naar het naleven van de governancecode. Daaruit is een aantal aanbevelingen gekomen, die door de MBO-raad worden meegenomen in de voogetselde aanpak. Naast afspraken over het op orde brengen van de naleving wordt ook nagedacht over een nieuwe code waarbij het naleven daarvan wordt opgenomen als integrale lidmaatschapseis. Handhaving daarvan kan leiden tot royement van een instelling als lid.

Persoonlijke noot: governance is vooral bedoeld als een manier om een instelling te besturen vanuit een eigen verantwoordelijkheid. Een governancecode zou dan eigenlijk nodig zijn om met elkaar af te spreken, wat je precies verstaat onder die verantwoordelijkheid. Als de minister maar in feite ook de MBO-raad dreigt met allerlei repressieve maatregelen en de code een handhavingsinstrument wordt, is er dan nog wel sprake van governance?

woensdag 10 april 2013

Afstandsleren: van onderwijstijd naar leertijd op de #cvimc


Tijdens de Managementconferentie verzorg ik samen met Albert Vlaardingerbroek van het Noorderpoort een presentatie over afstandsleren. De presentatie  is vooral pleidooi om meer te experimenteren met verschillende vormen van, zeg maar, 'zelfstandig leren ondersteund met ict' en over het uitwisselen van ervaringen hierbij.

De presentatie is het verhaal over de zoektocht die we afgelopen jaar samen (met Marc Keizer van SchoolMaster) hebben uitgevoerd naar de mogelijkheden van afstandsleren binnen de kaders van begeleide onderwijstijd in het MBO. De verschillende vormen van afstandsleren hebben we uitgewerkt in een aantal scenario's. De verschillende scenario's hebben we toegepast op een eigenlijk heel eenvoudig verhaal van een docent, die enkele lessen voorbereidt en uitvoert. In het verhaal volgen we ook één van de studenten. De verhalen zijn na te lezen op www.digitaalverantwoordafstandsleren.nl.
De verschillende scenario's leggen we vervolgens langs de meetlat van begeleide onderwijstijd. En dan blijkt er veel mogelijk, meer dan menigeen denkt. En het ziet er naar uit dat de regels voor begeleide onderwijstijd worden versoepeld. Je zou zeggen dat niets een goede toepassing van afstandsleren meer in de weg staat.

Tijdens de presentatie gaan we in het waarom van afstandsleren en op de meerwaarde, die ict daarbij biedt.
Natuurlijk is ict geen een absolute voorwaarde voor afstandsleren, maar voegt wel veel toe! Een goede en goed gedoseerde toepassing van afstandsleren maakt van onderwijstijd echte leertijd! En daar is iedereen toch om te doen?
We hebben een aantal stellingen klaargezet waar deelnemers tijdens de presentatie direct op kunnen stemmen. Na afloop laat ik hier wel weten hoe men over dit thema denkt.

zondag 7 april 2013

Interactief presenteren op de Managementconferentie #cvimc


Ik vind het altijd een uitdaging om een presentatie interactief te maken. Natuurlijk kun je wat stellingen inbouwen in je presentatie en daarmee de aanwezigen tot een discussie verlokken. Dit keer pakken we het wat anders aan.

Op donderdag geef ik met een copresentator een presentatie over elearning en onderwijstijd. Daarbij willen we gebruik maken van wat ICT-mogelijkheden om tijdens de presentatie het publiek te laten reageren op een aantal vragen en stellingen. Ik heb het een en ander ingericht met PollEverywhere.
Je kunt een account aanmaken op de site waar verder geen kosten aan verbonden zijn. Er zijn betaalde varianten maar voor het gebruik dat ik er van wil maken is dat niet nodig. Het aantal antwoorden per poll is dan wel beperkt tot 40. Je kunt bij het aanmaken van een account aangeven dat je uit het onderwijs komt. (wat voor extra mogelijkheden dat oplevert, heb ik verder niet onderzocht...).

Op de site heb je dan de mogelijkheid 'polls' aan te maken: vragen met een aantal antwoordmogelijkheden. Dat kan vrije tekst zijn of een meerkeuze antwoord. Deelnemers kunnen hun antwoord (tekst) of een antwoordcode (meerkeuze)  doorgeven via sms, een tweet of via een website.
De vragen kunnen worden gedownload in een Powerpoint bestand. Eén vraag per dia. De dia's kun je vervolgens kopiëren en in je eigen presentatie opnemen. Als je op de website bepaalde onderdelen van de vraag aanpast of van de instellingen aanpast, wordt dat overgenomen in je presentatie! Kan het handiger?

Komende donderdag weten we in elk geval wat beter hoe mensen aankijken tegen de relatie tussen elearning en onderwijstijd...

(Dit bericht is ook te vinden op de #cvimc/blog)


maandag 25 maart 2013

Gaat het onderwijs dan nu echt digitaliseren?


Innoveren betekent vernieuwen. Toch gaat het bij innovatie lang niet altijd niet om iets nieuws maar om het (slim) combineren van dingen die al langer bestaan. Toen de eerste auto werd gebouwd werd in feite het  paard vervangen door een motor. Dat betekende nog lang geen innovatie van de mobiliteit. Voordat voor het eerst een auto van Schotland naar Londen kon gaan, moest men paard en wagen met brandstof vooruit sturen. Pas nadat ook een heel netwerk van verharde wegen en brandstofpunten ontstond, kon de mobiliteit echt toenemen: innovatie gaat om een combinatie van factoren.

Er zijn genoeg voorbeelden van sectoren waar de digitalisering tot grote veranderingen, tot innovaties heeft geleid. Denk aan wat elektronisch betalen heeft betekend voor de banken, hoe de muziekwereld is veranderd. Wie fotografeert er nog met filmrolletjes? Vakanties boek je op internet, internetnieuws wint het van de dagbladen.
In het onderwijs wordt ICT al dertig jaar toegepast, maar door allerlei oorzaken heeft dat (kleinschalige uitzonderingen daargelaten) tot dusver niet geleid tot een echte innovatie van het onderwijs. Onderwijs is erg gebaat bij de inzet van ICT. Met name als ICT een deel van het werk van een docent
Momenteel zijn er allerlei signalen, dat een kentering aanstaande is.


Er zijn tal van mogelijkheden te noemen waarop het (Nederlandse) onderwijs gebaat is bij de inzet van ICT. De vraag is, welk van die mogelijkheden daadwerkelijk leidt tot een innovatie van het onderwijs. Bij innovatie denk ik aan ambities zoals een hoger leerrendement door nieuwe didactische werkvormen maar ook praktijkgericht onderwijs met de inzet van externe deskundigen via ICT-kanalen (crowdsourcing, cocreatie). Leertrajecten op maat, mede gebaseerd op learning analytics. De inzet van elearning om onderwijs effectiever en efficiënter te maken.
Die ambities vragen om een combinatie van factoren die afzonderlijk al beschikbaar (kunnen) zijn. Langzaam maar zeker zijn er meer en meer factoren zichtbaar die elkaar kunnen versterken en op die manier tot daadwerkelijke innovaties kunnen leiden. Een overzicht:
  • Steeds meer scholen maken gebruik van tablets. Wat voorheen niet lukte met pc's en later laptops blijkt nu een stuk makkelijker te realiseren met tablets, waarschijnlijk omdat die heel intuïtief werken.
  • Afstandsleren bestaat al lang. Denk aan de papieren cursussen van PBNA, LOI, NTI of OU. Tegenwoordig is er veel aandacht voor MOOC's, Internet maakt het mogelijk om les te krijgen van de beste geleerden van de wereld. De muren van de school vervagen, inmiddels ook in Nederland, zoals bij de UvA
  • Er verschijnen didactische concepten als flipping the classroom, waarbij ICT een belangrijke ondersteunende rol vervult, nou ja, kan vervullen.
  • Op allerlei manieren roepen tal van prominente figuren op om meer aandacht te besteden aan de mogelijkheden van ICT. Denk aan Nelie Smit-Kroes met haar recente oproep. Wellicht past hierbij ook de oproep van Marc Zuckerberg waarin hij oproept om het programmeren weer in het curriculum op te nemen in dit rijtje thuis.
  • Er is veel belangstelling voor de professionalisering waarbij ICT-vaardigheden een steeds prominentere rol krijgen.
  • En last but not least: ook in de regelgeving komt er meer ruimte (in elk geval voor het MBO). In een recente brief van Minister Bussemaker geeft ze aan dat de regels voor onderwijstijd worden veranderd. Dat biedt meer ruimte voor scholen om te experimenteren met de inzet van elearning in het onderwijs.   
We zijn er nog niet, maar ik vermoed een behoorlijke omslag binnen nu en enkele jaren.

zondag 3 maart 2013

Onderwijs anders organiseren (#cvimc)


In aanloop op de 'Managementconferentie IJzersterk' in april kwam op 1 maart een zeer divers gezelschap bij elkaar voor de preconferentie 'Onderwijs anders organiseren' in het Innovatiehuis in Den Bosch.
Rond het thema 'Beter onderwijs tegen dezelfde of lagere kosten' werd gediscussieerd en werden presentaties gehouden. Al in het voorstelrondje bleek dat veel mensen op zoek zijn naar inspiratie hoe je onderwijs (anders) kunt organiseren. Dat voorstelrondje leverde meteen een breed palet aan onderwerpen op: van vraagtekens aan de ene kant via organiseren van onderop en hanteren van krimp tot een pleidooi voor een revolutie in het beroepsonderwijs.

In eerste discussieronde over 'waar je van droomt in het onderwijs' werd in een kleinere groep een boeiend beeld geschetst van hoe het anders zou moeten. Geen opleidingen op basis van het verleden, zelfs niet op basis van vandaag. Onderwijs moet gaan over de samenleving van over 10 jaar om de jongeren van nu goed te kunnen voorbereiden. Natuurlijk weet je niet, hoe de wereld er over 10 jaar uitziet. Maar je weet wel wat op dit moment veelbelovende technieken, methoden en devices zijn. Een belangrijk deel van het onderwijs moet daarom gebaseerd zijn op en gebruik maken van die technieken. Augmented reality, tablets, 3D-printen, datamining, noem maar op. Het bedrijfsleven moet daar volop bij betrokken worden en uitgedaagd worden om mee te denken over wat er over 5 of 10 jaar van hun werknemers zal worden gevraagd.

Verhalen van drie sprekers moesten vervolgens inspiratie geven voor die dromen uit de eerste ronde (zo gauw de presentaties online beschikbaar zijn, zet ik de links er bij):
1. Leon Abbink - projectleider van de Netwerkschool van het ROC van Twente 
Het motto van de Netwerkschool is beter onderwijs tegen dezelfde of lagere kosten. Bij de opzet van de Netwerkschool stond de vraag centraal: Welke keuzen zou je maken als je helemaal opnieuw mocht beginnen met het beroepsonderwijs? Op basis van 10 pijlers is er gesleuteld aan het onderwijs. En net zoals het bij een automonteur niet zou werken als je hem aangeeft dat hij een auto beter moet laten rijden maar dat hij niet aan de motor mag zitten, is dat ook zo bij een redesign van het onderwijs.
Bij de start keek men met name naar de cultuur van de netwerkschool. Binnen het project definieerde men een cultuurkaart  op basis waarvan iedereen  elkaar kan aanspreken. Het ging om kernwaarden en de werkhouding die daarbij hoorde. Geen regels maar afspraken op basis van de cultuurkaart. Het team organiseerde ook de betrokkenheid van andere partijen zoals ouders en bedrijven.
Het onderwijsmodel kent enkele fasen in de opleidingen. In eerste instantie zijn studenten intern gericht, eerst eens proeven, rondkijken. In de tweede fase zijn ze voor een zeel extern gericht: deels stage, deels intern. De laatste fase is de student vooral extern gericht, veel stage, elearning. Wellicht heb je voor de verschillende fasen ook verschillende docenten nodig.
2. Raymond Schuring - Ondernemer in de schoonmaakbranche
"In Nederland zijn we gewend snel naar een ander te wijzen, niet realiserend dat er drie vingers naar jezelf wijzen". Daarmee opende Raymond Schuring zijn betoog. Schuring had genoeg van het ondernemerschap, heeft alle schepen zich verbrand en is met helemaal niets opnieuw begonnen.
Vervolgens is hij met een nieuw concept opnieuw begonnen. Hij heeft in Nederland de eerste Nederlandse werknemerscoöperatie in de schoonmaakbranche opgezet. Het doel was om mensen alle ruimte te kunnen geven om binnen een bedrijf goed te kunnen functioneren en niet verplicht te doen wat iemand van achter een bureau bedacht. Mensen hebben dan voor 100% medezeggenschap in het bedrijf. Ze kunnen daarbij keuzen maken van wat ze wel en wat ze niet doen. Ze hebben in elk geval veel (meer) plezier in het werk, desnoods tegen wat minder inkomen. Het bedrijf heeft een maximum omvang zodat het niet weer een traditioneel bedrijf wordt omdat het vanwege de omvang weer georganiseerd moet worden. Wanneer het doorgroeit, wordt een nieuwe coöperatie opgezet.
Klanten worden alleen geaccepteerd als ze in dezelfde lijn denken. Dat levert een heel solide klantenbestand op. Maatschappelijk gezien past dit ook in een streven van het doorbreken van altijd maar groeien. Tevreden zijn met wat je hebt. Alles wat je meer hebt, kun je verliezen en leidt tot stress.
(Het verhaal doet me denken aan de uitzending van Tegenlicht over Ricardo Semler. In elk geval 'stof tot nadenken'.)
3. Marc Coenders - Spoedcursus leidinggeven
Met een gedicht van Jacob Winkler Prins als motto gaf Marc een spoedcursus leidinggeven "aan de binnenkant". Met de binnenkant bedoelt Marc eigenlijk datgene waar het bij het werk om gaat: mensen vanuit hun kennis, ervaring en passie de ruimte geven om hun werk te doen.  Elementen uit dat leidinggeven aan de binnenkant:

  • Minder blauw - verander van kijkrichting, stop het oordelen, let op je taal ('werkvloer'), neem de tijd
    • Van buiten naar binnen betekent van regelen naar leren.
    • In je eentje gelijk hebben is een makkie. Samen gelijk hebben kost iets meer tijd, neem die tijd
  • Connectiviteit - nieuwe verbindingen, structuur van betrokkenheid, regel niet te veel, word verbindingsofficier
    • Werk niet top down, maar van gepland naar spontaan
    • Wees verbindingsofficier, wees alert op cultuuraspecten (dat werkt bij ons niet), verbind communities, veilig interactieklimaat
  • Cocreatie - focus op doen, stuur op interventies, op wat mensen samen willen ondernemen in plaats van elkaar steeds maar proberen te overtuigen, wees aanwezig op de 'plek der moeite', wees co-auteur
  • Lerende cultuur - nieuwsgierigheid, energie lef flow, zorg dat de beweging niet stopt, maak de u-bocht (Theory U)
    Met de 'plek der moeite' wordt het overgangsgebied bedoeld tussen het loslaten van het oude terwijl het nieuwe nog moet worden bedacht. Dat is lastig.
Kern van de hele middag was het anders organiseren van het onderwijs. Steeds lag de nadruk op het loslaten van het regelen en meer overlaten aan de mensen zelf, aan de groep. Ik vond het inspirerend om op deze manier over onderwijs bezig te zijn. Tegelijkertijd sloot het aan bij mijn persoonlijke zoektocht naar een goede manier om scholen daarbij te helpen. 


dinsdag 22 januari 2013

Hoezo sturen op ict-projecten?

In de reeks Hoe? Zo! publiceert Kennisnet regelmatig nieuwe boekjes over relevante, ict-gerelateerde onderwerpen. Recent is in dat kader een publicatie 'Sturen op ict-projecten' uitgebracht. Voor dat boekje is een aantal mensen uit het onderwijs geïnterviewd en is een aantal belangrijke aspecten beschreven.
Eerlijk is eerlijk, over het algemeen zijn onderwijsinstellingen niet erg goed in het managen van projecten. Het is dan ook bijzonder nuttig om daar een publicatie over uit te brengen. In een aantal hoofdstukken komen achtereenvolgens de belangrijkste vraagstukken aan bod:

  • Hoe relevant zijn ict-projecten voor het management?
  • Hoe zorgen we voor betrokkenheid van het management bij ict?
  • Hoe nemen we goede besluiten over ict-investeringen?
  • Hoe zorgen we dat ict-projecten aansluiten bij onze strategie?
  • Hoe kunnen we het succes van ict-projecten vergroten?
  • Hoe krijgen we grip op ict in onze organisatie?
  • Wat zijn de valkuilen? 
Het boekje leest makkelijk weg en de belangrijkste aspecten komen allemaal wel een keer aan bod in een beetje Jip- en Janneke taal. Maar daarmee is het goede nieuws wel op. Ik houd er niet van andermans werk een beetje als een stuurman aan de wal te becommentariëren. Af en toe ontkom ik er niet aan en dit is zo'n geval. 'Sturen op ict-projecten' is nu eenmaal niet meer dan een open-deurenboekje. Het blijft allemaal een beetje steken in wolligheid.
'Om een zinnig besluit te kunnen nemen over wel of niet investeren in een project, is het goed om expliciet in kaart te brengen wat het project oplevert. Het is gebruikelijk om deze informatie vast te leggen in een businesscase. In de businesscase staat wat het project oplevert in kwalitatieve zin en – waar mogelijk – in financiële zin. Hierdoor wordt duidelijk wat de baten zijn van het project voor de instelling. In de businesscase staat ook wat het project kost. Daarbij gaat het niet alleen om de kostprijs van het systeem maar ook om bijkomende kosten en terugkerende kosten voor zaken als licenties en beheer. Ook de benodigde inspanningen – al dan niet omgerekend naar geld – vormen een onderdeel van de kosten. Tot slot wordt in de businesscase meestal ook aangegeven wat de risico’s zijn. De risico’s maken inzichtelijk hoe groot de kans is dat het project slaagt en dat het ook daadwerkelijk de beoogde resultaten gaat opleveren.'
Alles wat er staat klopt. Omschrijvingen als 'het is gebruikelijk', 'waar mogelijk', 'meestal' halen het belang van een essentieel element als een businesscase onderuit. Het bepalen van de baten wordt even aangehaald,  
in amper twee regels komt het onderwerp risico's voorbij. Nergens in het hele boekje wordt aandacht besteed aan communicatie: misschien wel het meest cruciale aspect om verwachtingen te managen en draagvlak te creëren en een project te laten slagen.
Voor een beetje projectmanager staat er helemaal niets nieuws in het boekje. Voor iemand, die echt zijn licht op wil steken over het succesvol sturen op ict-projecten wellicht wel maar op een zo'n compacte, versimpelde manier, dat die er niets mee opschiet. 

Het is natuurlijk makkelijk om op deze manier commentaar te leveren op een boekje als dit. Wat zou dan beter zijn geweest? Naar mijn idee: schrijf een herkenbaar verhaal over een projectmanager die een concreet project gaat uitvoeren. Beschrijf de problemen die hij tegenkomt en al dan niet oplost. De manier waarop er in het project gestuurd wordt, wat er mis gaat, als een opdrachtgever zijn rol niet pakt. Beschrijf in kaders de achterliggende theorie. Gebruik de Kennisnet-website om uitgewerkte voorbeelden van de bijbehorende businesscase, het projectplan, een organisatieplaatje, een risico- en een issuelog te laten zien. 

Hoezo helpt 'Sturen op ict-projecten' MBO-instellingen om beter te sturen op projecten?  

donderdag 17 januari 2013

Sambo~ICT conferentie (2) Voorspelbaarheid van studiesucces #bigdata #samboict

Noorderpoort wil het kijken of je studiesucces kunt voorspellen. Marius van Zandwijk (Kennisnet) en Martijn Broekhuizen (Noorderpoort) geven een toelichting op een project, waarbij dit aspect wordt onderzocht. In het kader van Focus op Vakmanschap is het mooi als studenten binnen de daarvoor vastgestelde tijd hun diploma halen. Ook het terugdringen van VSV speelt een rol.

In een vooronderzoek blijken 13 factoren relevant te zijn voor het kunnen voorspellen van studiesucces. Het gaat om zaken als geslacht, leeftijd, woonsituatie, etniciteit, rugzakje, motivatie, etc.

De factoren zijn uitgesplitst naar hun relevantie in bepaalde fasen van de studieloopbaan. In een vervolgstap is bekeken welke gegevens beschikbaar zijn over de betrokken factoren.
Op basis van de gegevens in het KRD (PeopleSoft) is een analyse gemaakt. Een deel van de gegevens is niet beschikbaar. Daarvoor moeten ook andere bronnen worden geraadpleegd, bijvoorbeeld de gegevens bij de Cursistendienstverlening (verlengde intake, 2e lijns trajecten). Er is een database waarin studenten worden geregistreerd, die de open dag hebben bezocht. Ook buiten het roc wordt gekeken: bij het VO, bij VO-intergrip, waar de overstap van VO naar MBO wordt gemonitord.

In Het traject moet nog een aantal stappen gezet worden. Het achterhalen welke gegevens nu echt relevant zijn: waar zitten de correlaties? Dat kan best complex zijn omdat bepaalde factoren elkaar kunnen versterken of afzwakken. Uit eindelijk moet het leiden tot de Big Five.
Op dit moment sijn er nog issues in het traject rondom privacy: het gebruik van externe gegevens. Daarnaast is het lastig om gegevens met elkaar te koppelen. Ook valt het nog niet mee om studiesucces te definiëren. Dat is wel wat anders dan een negatieve waarde van VSV!

Een aandachtspunt is nog, dat de correlaties in Groningen nog wel eens heel anders kunnen liggen dan in de Randstad. Daarbij is er nog de discussie over het verschil tussen correlatie en causaliteit. Een correlatie hoeft niet causaal te zijn: dat je een hogere verzekeringspremie moet betalen in bepaalde postcodegebieden is gebaseerd op een correlatie. Dat betekent niet dat daarmee aangetoond is, dat je meer risico's neemt waardoor er eerder schade is (causaal verband).

Het zou wellicht ook interessant Zijn om te kijken naar sociale verbanden, bijvoorbeeld door te kijken naar de Facebook vrienden of Twitterberichten. Danmkom je wel erg op het gebied van de privacy. De vraag is daarbij of je dan ook niet te veel gegevens probeert te analyseren.
Nog andere factoren spelen natuurlijk een rol. De kwaliteit van docenten, bijvoorbeeld. Dat is heel interessant en tegelijkertijd bedreigend voor de docenten.

Het zou mooi zijn als het traject oplevert dat bekend is welke factoren een rol spelen en wat je nog aanvullend kunt doen om gegevens boven water te krijgen, bijvoorbeeld een intaketoets. Het accent zal in elk geval komen te liggen op de intake.

Binnenkort komt er een rapport over het onderzoek uit bij Kennisnet.


H

Sambo~ICT conferentie bij het Nova College #samboict

De 27ste (!) Sambo~ICT conferentie had een mooie start met een presentatie bij de gemeente Haarlem over hun digitaliseringstraject. Je kunt nu eenmaal niet alles meemaken: die presentatie heb ik moeten missen. In elk geval kwam daar naar voren dat cloud niet automatisch leidt tot goedkoper werken. Bij de gemeente Haarlem is de verwachting, dat er meer mensen nodig zijn. Dat zet mensen aan het denken...
In de Jopenkerk werd vervolgens een 'diner pensant' georganiseerd met als Sander Duivestijn als spreker. Vanuit het verleden via het heden naar de toekomst werd technologie in een historisch perspectief geplaatst. Tussen de gangen door wat stellingen waarover gediscussieerd kon worden. Leuke filmpjes, mooie plaatjes maar Sander kwam niet vreselijk geïnspireerd en daardoor ook niet inspirerend over. De stellingen waren een beetje open deur, kortom, het was gezellig.

Hans Snijders, voorzitter van het CvB, geeft aan dat het Nova College bij de top-5 wil behoren. Daar heb je een voertuig bij nodig, wat Sambo~ICT eigenlijk is.
Zijn ICT ervaring gaat nog terug naar de jaren 70 waar je voor een computerprogramma vooraf rekentijd moest aanvragen, ponskaarten moest maken en inleveren en dan na een week terugkreeg of je alle punten en komma's op de goede plaats had gezet.
Nu staan onderwijsinstellingen voor allerlei uitdagingen over cloud, byod, informatisering van vernieuwingen, outsourcing, noem maar op. En dat moet ook leiden tot meer met minder. Hij refereert aan de MOOC's, zeg maar massaal online aanbod van cursussen.
Nog een andere ontwikkeling is de ontwikkeling van de private markt. Het publiek gefinancierde onderwijs zal de concurrentie aan moeten met niet-gefinancierde instellingen. Hij pleit dan ook voor meer samenwerking. Hij geeft het voorbeeld van een college op een instelling die elders gevolgd kan worden. Daar noemt hij ook de onderwijstijd bij: het zou mooi zijn als dat ook binnen onderwijstijdkaders past. Die vormen van samenwerking kan een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van het onderwijs. Daar past ook de samenwerking in de vorm van conferenties als deze.

Zsolt Szabo (Cap Gemini) start zijn verhaal met zijn ervaring als kamerlid en woordvoorder over ICT in het onderwijs. In die tijd ging het vooral om het aantal pc's per leerling, zonder dat nu eigenlijk duidelijk was wat je daar mee kon. Inmiddels is de wereld wel veranderd. de cloud heeft daar een behoorlijke bijdrage aan geleverd.
Er is een samenhang tussen cloud, social media, mobiliteit en big data. Dat moet leiden tot allerlei vormen van dienstverlening aan studenten: pro-activiteit, zelfservice, content enzovoorts.
Consumerization is de trend dat nieuwe apparaten en diensten populair zijn in de consumentenmarkt en daarna onder druk van de gebruikers in organisaties worden toegepast. Dat levert ook een vraagstuk op voor de authenticatie. Waarom alleen toegang via DigiD en miet via Google of Facebook? Daarnaast spelen allerlei vraagstukken rond kernregistraties, keteninformatisering enzovoorts. Hierover is een rapport uitgebracht door het NCSC.

Cloudcomputing is in feite slim gebruik maken van internet voor software as a service. Het is inmiddels de hype voorbij. Byod en cloud vraagt ook wel dat je daar als organisatie rekening mee houdt. Wat wordt er getwitterd, Dropbox is niet bepaald veilig. Dat vraagt om beleid van de organisatie.
Voor onderwijs kun je kijken naar ketenmanagement. Daarbij kun je bij elke stap bekijken of je het als onderwijsinstellingen zelf doen en wat er uitbesteed kan worden. De presentatie biedt daar mooie overzichten van. Zo'n keten is niet uniek voor het onderwijs. De keten van bijvoorbeeld het UWV lijkt er erg op. als zo'n keten goed wordt ingericht, biedt dat veel mogelijkheden voor selfservice en daarmee voor besparingen voor de organisatie.
Het 'cloudwiel' start met strategie (denk aan de i-strategie van de overheid). Dat wordt uitgewerkt in een architectuur. Daarna worden processen uitgewerkt en wordt het ketenmanagement opgezet. Daarbij wordt bekeken wat je zelf doet en wat je kunt uitbesteden. Dat moet goed getoetst worden bij de mensen om wie het gaat (bijvoorbeeld de studenten).
Pas komt het tot de te maken keuzen: welke vormen van cloud (PaaS, IaaS, SaaS), public of private cloud, dat soort dingen.
Szabo pleit voor samenwerking en leren van elkaar en van het HBO. Dan biedt de cloud ruimte voor creativiteit, flexibiliteit, autonomie, netwerken en vertrouwen.

Tijdens de presentatie komen veel plaatjes, schemas en abstracties voorbij. En steeds weer: 'dit is belangrijk'. Dat is jammer. Het is een goed verhaal maar verliest daardoor aan kracht.