woensdag 31 januari 2007

Slotpresentatie e-portfolio Kennisnet

Kennisnet heeft, mede op initiatief van ROC-i-Partners, een standaard uitgewerkt voor de uitwisseling van e-portfolio’s. gebaseerd op de internationale IMS-e-portfolio standaard. Meer informatie over de standaard is te vinden op e-portfolio.kennisnet.nl.

Kennisnet heeft in een regeling instellingen de mogelijkheid geboden om ervaring op te doen met het gebruik van de e-portfoliostandaard. Op 31 januari werden tijdens een slotbijeenkomst in Utrecht de resultaten van de verschillende projecten gepresenteerd. Het ging om 7 'proof-of-concept'-projecten. Informatie over de projecten is hier te vinden.

Uit de evaluatie kwam in elk geval naar voren dat de duur van de projecten te kort was en dat er meer gedaan had kunnen worden aan kennisuitwisseling.

Toch een beetje advocaat van de duivel spelen: als je uitgaat van 7 proof-of-concept projecten kan er nog niet echt gesproken worden van een geslaagde regeling: er is nog maar weinig sprake van ‘proven concepts’. Er is maar weinig terecht gekomen van een daadwerkelijke gegevensuitwisseling tussen verschillende systemen. Overigens niet verwonderlijk als je kijkt naar de stand van zaken bij de leveranciers. Een recent onderzoek van Theo Hensen vat de houding van de leveranciers samen met ‘veel commercie, weinig daden, enkele uitzonderingen daargelaten’.
Andere problemen zitten ook binnen de organisaties. Een groot aantal verschillende systemen binnen één organisatie. Ook het implementeren van blijkt in de praktijk nog niet mee te vallen. De manier waarop een portfolio ingezet zou kunnen worden in het onderwijs is immers nog lang niet uitgekristalliseerd. Voor gebruikers (leerlingen en docenten!) vaak een verplicht nummer in plaats van dat het gebruikt of zelfs ervaren wordt als een instrument aan de hand waarvan de voortgang van de leerling kan worden gepresenteerd.
Als je de resultaten nu bekijkt vanuit een andere invalshoek: evaluatie van de afspraak, stimuleren van het gebruik, en vooral het pushen van leveranciers, dat soort dingen, dan is er wel degelijk een behoorlijke stap gemaakt! Het is belangrijk, dat dit nu verder wordt opgepakt vooral door de klantvraag ('wij willen e-portfolio!') verder uit te dragen om meer druk op de leveranciers te zetten. De applicaties vormen immers een randvoorwaarde! De maatschappelijke ontwikkelingen rondom employability maken de tijd rijp om het hele e-portfolioprogramma in te brengen, in elk geval onder de aandacht te brengen in allerlei gremia op regionaal, nationaal of zelfs internationaal niveau. Theo Mensen van het CWI geeft er al een slogan voor: ‘niemand de poort uit zonder portfolio’. 

Natuurlijk zijn er op het terrein van e-portfolio ook ontwikkelingen. De huidige, technische uitwerking van de standaard is vooral gebaseerd op een bepaalde structuur van de gegevens in de vorm van gedefinieerde velden ondergebracht in bepaalde groepen. Uitwisseling tussen systemen kan ook op een andere manier worden gerealiseerd als er meer uitgegaan wordt van een semantisch portfolio. Geen vastgelegde velden maar een uitwisseling op basis van een metadatering van de gegevens. Eens kijken waar dat in de nabije toekomst toe leidt...

zondag 28 januari 2007

Standaardiseren in het onderwijs

Ik heb elders ook al een keer geroepen: Standaardiseren in het onderwijs, dat is als vloeken in de kerk. Toch is standaardiseren een randvoorwaarde om te kunnen flexibiliseren. Als de stopcontacten niet waren gestandaardiseerd waren we niet zo flexibel met onze apparaten, als de rails niet waren gestandaardiseerd zouden we bij elke grensovergang moeten overstappen.
Standaarden maken het in het onderwijs dus ook mogelijk om flexibel onderwijs te realiseren. ROC-i-Partners is een samenwerkingsverband van roc's, aoc's en andere onderwijsorganisaties in de MBO-sector die allerlei doelen nastreven. Het ondersteunen en uitwerken van allerlei standaarden is er eentje van. Nou ja, eentje? De Educatieve Contentketen, waarin de metadateringsstandaard is opgenomen, de e-Portfolio standaard, de werkgroep 'Stekkers', allemaal initiatieven waarin ROC-i-Partners een prominente rol in speelt.

Als vertegenwoordiger van ROC-i-Partners maak ik inmiddels ook deel uit van de Adviesraad ELDvo (Electronisch Leerdossier Voortgezet Onderwijs). De adviesraad adviseert de Stuurgroep ELDvo over de ontwikkelingen en de koers. Het kostte flink wat inlezen en een aantal gesprekken (waarvoor dank aan Marten Ris) maar inmiddels heb ik een goede indruk van het hele project. Even een paar essenties:

  1. Het project richt zich op het ontwikkelen van een standaard voor het uitwisselen van gegevens tussen scholen in het kader van de doorlopende leerlijnen (oorspronkelijk bedoeld voor de overdracht tussen vo-scholen, vandaar de toevoeging 'vo', inmiddels worden meer schakelpunten onder de loep genomen). De standaard omvat vooral de beschrijving van de velden waarin de gegevens kunnen worden opgenomen die moeten worden overgedragen.
  2. Het leerdossier zelf omvat de informatie over de leerling zelf. De inhoud is ook van de leerling (of diens ouders), er is dan ook toestemming vereist om die informatie over te dragen naar een andere school.
  3. Het leerdossier is niet hetzelfde als een portfolio. In essentie is het portfolio van de leerling, hij is daar zelf verantwoordelijk voor. Het leerdossier is ook 'van' de leerling maar de school is er verantwoordelijk voor.
  4. Bij de overdracht is het erg moeilijk tal van verbindingen te leggen van x scholen, waar de leerlingen vandaan komen naar y scholen waar al die leerlingen naar toe gaan. Er wordt dan ook gewerkt aan een schakelpunt waar de leerdossiers worden verzameld en op basis van een bepaald bericht door de ontvangende school kan worden opgehaald. Dat bericht bevat het onderwijsnummer van de leerling (in de regel het burgerservicenummer).
    Leuke anekdote: niet-bekostigde onderwijsinstellingen mogen voor dit soort doeleinden geen gebruik maken van het onderwijsnummer. Dat moet nog worden opgelost.
  5. De grote bottleneck van het project is natuurlijk de administratie op de scholen. Het afspreken van een standaard is leuk, maar dan zal er eerst een leerdossier samengesteld moeten kunnen worden op basis van de standaard. Die gegevens komen uit de administratieve systemen. Die moeten daarvoor ingericht zijn (dat is niet zo'n punt, daarmee wordt inmiddels overlegd), maar met name de onderliggende administratie moet op orde zijn. En daar ontbreekt het op menig school nog aan.

Momenteel wordt een communicatieplan uitgewerkt waarmee scholen van de voordelen moeten worden overtuigd. Laat dit dan één van die communicatiemedia zijn: in het belang van goede doorlopende leerlijnen is het toepassen van de standaard essentieel. De standaard is de stekker die het de leerling mogelijk maakt om (administratief althans) overal makkelijk aansluiting te vinden! Dat er in de eigen administratie orde op zaken moet worden gesteld kan alleen worden opgevat als een bijkomend voordeel!

dinsdag 23 januari 2007

Technologie en leren

Het mooie van conferenties is natuurlijk het netwerken. Weer oude bekenden tegenkomen en nog eens met elkaar van gedachten wisselen. Zo heb ik tijdens de ROC-i-conferentie een leuk, bijna filosofisch onderonsje gehad met Jan Jacobs, voor mij een van de grote denkers achter de School voor de Toekomst.

Het gesprek ging over de manier waarop technologie de mens in het algemeen maar ook het leren in het bijzonder ondersteunde. De mens werd (en wordt) steeds minder afhankelijk van zijn natuurlijke omgeving door de toepassing van technologie. Gereedschap verlengde in eerste instantie zijn armen en handen waardoor de omgeving beter te exploiteren viel. Kleding en vuur maakte de mens minder afhankelijk van het klimaat waardoor grotere delen van de wereld toegankelijk werden. Inzet van externe energiebronnen (vuur, slaven, dieren, later water- en windkracht en nog later machines) maakten een grootschaligere exploitatie mogelijk.
Jan heeft dat doorgetrokken naar alle facetten van het leren. Vanaf het waarnemen en vervolgens informatieverwerking via het korte en langetermijngeheugen. Technologie verlengt onze zintuigen (van microskoop tot sterrenkijker, maar ook geigerteller of microfoon). Communicatiemiddelen (telefoon, tv, computer, internet) verlengen onze zintuigen tot over de hele wereld. Vervolgens zijn er allerlei hulpmiddelen om het korte- en langetermijn geheugen te ondersteunen. Van potlood en papier naar PDA, allerlei hulpmiddelen om het geheugen te ondersteunen. Boeken vormen op die manier een collectief geheugen. Door allerlei kennis vast te leggen maken we ons minder afhankelijk van het leervermogen: het valt op te zoeken. Met de moderne apparatuur zelfs op het moment dat we het nodig hebben (TomTom). Dat maakt ons steeds meer onafhankelijk van expliciete kennis.
Wat we wel nodig zullen blijven hebben is kennis om gebruik te kunnen maken van alle externe leerhulpbronnen. Deze basiskennis ('body of knowledge') is natuurlijke een primaire functie van het onderwijs. Lezen, rekenen, kennis en toepassing van taal, dat soort dingen, in een uitgebreide vorm.
Leuk onderwerp om eens met een club een avondje op voort te borduren! Nieuw thema voor de Innovatiewerkgroep van ROC-i!

maandag 22 januari 2007

"Ben ik in beeld?" (dl 2)

Zoals beloofd nog een aanvulling op de ROC-i-Partners conferentie van 17 en 18 januari.
Naast een paar andere interessante onderwerpen (Second Life, Gaming) heb ik gekzoen voor een presentatie rondom het meten van beroepscompetenties.
Binnen het Frieslandcollege werd geconstateerd dat veel coaches veel moeite hadden om een goed coachingsgesprek te voeren na de afronding van een leertaak door een deelnemer. In samenwerking met het LDC is een ontwerp gemaakt voor een tool waarmee een relatie kan worden gelegd tussen de uitgevoerde taak en het beroepscompetentieprofiel dat hoort bij het gekozen beroep. De resultaten kunnen worden opgenomen in het persoonlijk competentie­profiel. In feite een nieuwe benadering van de competentiemeter. Wat aardig is in de opzet is de gestandaardiseerde lijst van 128 beroepstaken (kerntaken) die gebruikt kunnen worden om in verschillende combinaties beroepsprofielen samen te stellen. Het mooie daarvan is dat het vervolgens eenvouding is om een matching te maken tussen de inmiddels behaalde resultaten en andere opleiding (vervolgstudie, profilering van het diploma, overstap). Nu nog afstemmen met de kwalificatiestructuur, zoals die door het coördinatiepunt van het Colo wordt gepubliceerd.

In de discussie werd aangegeven dat het toch zonde is dat wederom blijkt dat op tal van plaatsen het wiel opnieuw wordt uitgevonden. Daar werd tegenin gebracht dat het op zich niet zo erg is dat op meerdere plaatsen gewerkt wordt aan verschillende uitwerkingen van van vergelijkbare of gerelateerde zaken als er vervolgens maar een proces van uitwisseling van knnis en ervaring op gang wordt gebracht. Dan wordt niet het wiel op nieuw uitgevonden, dan zal blijken dat we met zijn allen aan de spaken van een nieuw wiel aan het bouwen zijn. Dat er sprake is van een overlap of ‘dubbele spaken’ moeten we maar voor lief nemen, sterker nog, biedt de mogelijkheid om de beste spaken te selecteren in het wiel, dat we gezamenlijk aan het bouwen zijn!

Later heb ik met Magda Bruin (Kennisnet) nog eens gesproken over de kwalificatiestructuur zoals die door het coördinatiepunt van Colo momenteel gemetadateerd worden. Als dat nou eens een standaardlijst van kerntaken zou kunnen worden. Een nieuwe opleiding stel je dan samen door een aantal kerntaken op een bepaald niveau met elkaar te combineren. Dan kun je natuurlijk prima vergelijkingen maken waar een student staat na (een deel van) zijn opleiding door zijn resultaten in de competentiemeter te toetsen aan een competentieset van een andere opleiding. Kwalificatieprofielen haal je dan op bij het coördinatiepunt via een XML-bestand, inlezen en hop, aan de gang!

vrijdag 19 januari 2007

"Ben ik in beeld?" (dl 1)

Als min of meer vaste bezoeker van de ROC-i-conferentie was ik ook weer aanwezig bij alweer de 15e editie onder het thema 'Ben ik in beeld, de brug tussen de deelnemer en het leren op school'. Natuurlijk heb ik eerst even bij Willem (Trendmatcher.nl) gekeken of die al iets gepubliceerd had: hergebruik loont!
Naast de bijdrage waar Willem al over schreef had Tom Oosterhuis ook op de tweede conferentiedag een bijdrage onder de titel 'Worldcafé'. Daarbij werd een werkvorm gebruikt die me bijzonder aansprak. De zaal werd in groepjes van vijf personen verdeeld en kregen twintig minuten de tijd om aan de hand van een mindmap op een laptop enkele reacties te geven op de vraag: 'Wat kan de IT-manager bijdragen aan de brug tussen de deelnemer en het leren op school?. Na de eerste ronde werden alle deelnemers wederom verdeeld in nieuwe groepjes van vijf over de zaal. In de tweede ronde werden de opbrengsten uit de eerste ronde onderling besproken vanuit de opdracht 'verbindt de ideeën'. De mindmaps werden aangevuld met de nieuwe ideeën. De laatste ronde was bedoeld om in de oorspronkelijke groepjes te convergeren door de belangrijke punten uit de resultaten te lichten.
De werkvorm kan prima gebruikt worden om de kennis van een hele groep te gebruiken om te komen tot nieuwe ideeën en inzichten. Na afloop een paar aandachtspunten (ik wil niet spreken over 'minpunten') besproken met Tom. De vraagstelling was te beperkt om echt tot nieuwe ideeën te komen: mijn twee tafels kwamen tot ongeveer dezelfde uitkomsten, dan valt er niet zoveel te verbinden. Tom gaf aan dat het helemaal niet verboden was om op een heel andere manier met de vraagstelling om te gaan, om bijvoorbeeld allerlei toepassingen van web2.0 in het onderwijs te bedenken en die vervolgens te combineren. Natuurlijk is het niet verboden om buitenkaderlijk te denken, maar dat gebeurt lang niet altijd vanzelf, dan moet je wel elementen in de methodiek inbouwen die dat stimuleren!
Niettemin een bijzonder leuke manier om de creativiteit van een groep mensen te stimuleren, ik ga er zeker iets mee doen!

Er is nog veel meer te melden over de conferentie, dat doe ik echter in wat afzonderlijke afleveringen. Enerzijds omdat het inmiddels al wat later op de avond is, bovendien kan ik dan makkelijker verwijzen naar presentaties die dan op de website zijn verschenen.
Overigens ben ik benieuwd wat voor reisverhalen er te vertellen zijn over de terugreis vanuit Heerenveen naar huis. De storm van deze 18e januari was van dien aard dat de conferentie vervroegd werd afgesloten!
Kort reisverslag van mijn kant: Na enige twijfel of ik de trein vanaf Heerenveen naar Heeze zou pakken of een lift van Magda Bruin zou accepteren was ik achteraf toch wel erg blij met de lift! Eenmaal op het station in Geldermalsen bleek er van daaruit helemaal geen trein meer te rijden. Omdat ik een telefoongesprek opving van een bijzonder aardige dame die door haar echtgenoot opgehaald zou worden vanuit Eindhoven was een lift snel geregeld! Een trage (files) maar bijzonder aangename terugreis kon ik besluiten door in Eindhoven op de wachtende stoptrein naar Heeze te stappen, die achter mij de deuren sloot en mij keurig in Heeze afzette. Thuisgekomen bleek dat zo ongeveer op dat moment het hele treinverkeer werd platgelegd! Zo af en toe moet je gewoon wat geluk hebben...

woensdag 10 januari 2007

Geen competentiegricht MBO?

Beter Onderwijs Nederland timmert behoorlijk aan de weg. Als spreekbuis van alle critici van het 'nieuwe leren'  wordt een uitgebreide campagne gevoerd tegen allerlei vernieuwingen in het onderwijs. In de Volkskrant van 22 december 2006 verscheen een open brief aan Maria van der Hoeven, minister van Onderwijs onder de kop 'Geen competentiegericht MBO'.
In de brief worden allerlei kritische noten gekraakt die samen een behoorlijk verontrustend beeld van die onderwijsvernieuwing schetsen. Kritische docenten, die de mond worden gesnoerd, geld dat alleen maar ten goede komt aan het uitdijend management en studenten die aan hun lot worden overgelaten en die 'hun eigen kennis moeten construeren' (met aanhalingstekens!). En natuurlijk: er is geen empirisch bewijs dat het nieuwe leren beter is dan het oude leren.
In een recent boek 'De nieuwe schoolstrijd' komen Ad en Marijke Verbrugge in een artikel 'Verzuipt het onderwijs?' met meer van hetzelfde. In het boek wordt door enkele auteurs weerwoord gegeven maar dat gebeurt eigenlijk niet echt overtuigend. In een ander artikel toont Ria Bronneman-Helmers (SCP) zich als een fervent voorstander van de kritische noot van Beter Onderwijs Nederland. Dat gebeurt in een analyse van een aantal kenmerken van het nieuwe leren. Ik kan alleen maar kan vaststellen dat hier op een heel pretentieuze manier het nieuwe leren onderuit wordt gehaald op basis van extreme situaties (basis­scholen waar kinderen helemaal zelf mogen weten wat ze willen leren) of ‘niet te miskennen signalen’ (toename van het aantal leerlingen dat in België naar school gaat). Als dit het empirisch bewijs is waarmee het oude leren moet worden verdedigd…

Natuurlijk: het onderwijs kampt met een aantal grote problemen. Typisch is, dat de zowel de voor- als de tegenstanders van de onderwijsvernieuwing deze problemen zien als het uitgangspunt voor hun overtuiging dat het onderwijs wel of juist niet moet vernieuwen.
Zonder nou alle argumenten van de criticasters van het nieuwe leren te willen ontkennen, moet ik zeggen dat ik een zekere sensitiviteit in hun benadering mis. Zo zijn er wel degelijk onderzoeksresultaten te melden ten aanzien van het leren van mensen op basis van modern hersenonderzoek (overigens, de inzichten zijn niet nieuw: Locke beschreef in 1695 in zijn ‘Essays on Human Understanding’ al een manier van leren die het huidige constructivisme aardig benadert).
Kijk verder eens om je heen, zie hoe de wereld verandert op een manier en met een snelheid die zijn weerga in de geschiedenis niet kent.

De informatisering en globalisering brengt nieuwe mogelijkheden, nieuwe vormen van leren, samenwerken, produceren, meerwaarde creëren die grote gevolgen heeft en nog grotere gevolgen zal hebben op de economische positie van Nederland en Europa in de wereld (zie ‘de wereld is plat’ van Friedman). En dat wil je oplossen door de docent weer de mogelijkheid te geven om de deur van het klaslokaal achter zich dicht te trekken en zich te richten op de middenmoot van de klas? Om te concurreren met de iPod, MSN, Blueberry, Flickr, YouTube, SecondLife, Hyves, Google wat betreft de aandacht van de student?
We hebben nog veel op te lossen in het nieuwe leren, vooral wat betreft de organisatie van het geheel en ook wat betreft het kennisniveau van de studenten. Daarbij moet er goed geluisterd worden naar de critici zoals Beter Onderwijs Nederland om te komen tot een goede mix van de oude ervaringen en de nieuwe mogelijkheden.
Ad Verbrugge uitte de wens om het zelf te gaan doen (“Voor ons hoeft Het Nieuwe Leren niet te verdwijnen, al geloven wij er niet in. Maar wij willen ook geld van de overheid om scholen in te richten, gebaseerd op onze ideeën - Brabants Dagblad, 20 december 2006”). Tja, krijgen die leerlingen in elk geval goed geschiedenis: zien ze daar hoe het onderwijs vroeger was.

zondag 7 januari 2007

De aarde is plat

Alweer een tijdje bezig met het boek 'de aarde is plat' van Thomas Friedman. De inhoud wordt op diverse plekken (meer links vind je hier) al beschreven, dat ga ik niet nog eens overdoen.
Ik zit zowat halverwege het boek en vind het behoorlijk intrigerend. Op verschillende plekken wordt de term 'verontrustend' gebruikt, hoewel het die indruk niet op mij maakt. In elk geval maakt het boek duidelijk dat er wat aan de hand is. Ik ben op zoek naar de consequenties voor het (beroeps-) onderwijs. Daarvoor zal ik het boek verder moeten doorwerken en nog andere bronnen moeten raadplegen. In elk geval zie ik levert het denkwerk op op de volgende terreinen:

  1. 'De aarde is plat' beschrijft het proces van de globalisering als gevolg van de informatisering. Juist die informatisering, de mogelijkheden het internet en alle Web 2.0 tools met zich meebrengen, moeten onderzocht worden op de mogelijkheden voor toepassing in het onderwijs. Dat gebeurt inmiddels op verschillende fronten, (o.a. in het ICTCafé). Ook binnen ROC Eindhoven willen we er aandacht aan besteden.
    Daarbij moeten we rekening houden met het feit dat het gebruik van deze tools een andere manier van werken en leren met zich meebrengen en dat we daar als onderwijs bij moeten aansluiten.
  2. Het boek beschrijft de manier waarop werk wordt uitbesteed (outsourcing, off-shoring, in-forming). Werk wordt uiteengerafeld in min of meer standaard werkzaamheden, dat wordt uitbesteed, en de werkzaamheden die je minder makkelijk kunt uitbesteden. Dat betekent dat het werk dat door minder hoog opgeleiden kan worden uitgevoerd, wordt uitbesteed en dat er is dus een noodzaak is om een hoger opleidingspeil te realiseren voor de eigen werknemers. Zie daar de Lissabon-doelstelling. Opleidingen zullen meer aandacht moeten gaan besteden aan deze aspecten.
  3. Globalisering heeft ook enorme consequenties voor die categorieën van mensen voor wie een hogere opleiding niet zomaar is weggelegd. Denk in het (V)MBO aan de lagere niveaus. Ook daar ligt dus een grote uitdaging!
  4. Daarnaast biedt een boek als dit natuurlijk ook inspiratie voor de manier waarop een onderwijsinstelling zou kunnen werken. Uitbesteden van bepaalde werkzaamheden (huiswerkbegeleiding?), koppelen van informatiestromen aan werkprocessen, een betere analyse van gegevens om mee grip te krijgen op de processen die er echt toe doen.

Voorlopig dus weer genoeg te doen! Nou ja, eerst het boek eens uitlezen...