vrijdag 29 november 2013

Hoe maak je een goed onderwijssysteem?

Begin 2013 kwam Coen Free, de voormalig voorzitter van het CvB van het Koning Willem I College met een schotschrift over het onderwijs: 'His Masters Voice'. Daarin hield hij een pleidooi voor een nieuw onderwijsbestel. Meestal wordt in dergelijke pleidooien Finland aangehaald als het voorbeeld van een goed onderwijssysteem. Dat levert nog wel wat vragen op.
Zou het werken als je dat één op één zou kopiëren naar Nederland? Wij hebben immers een andere cultuur en traditie. Hoe moet je dat eigenlijk aanpakken, een nieuw onderwijsbestel?

In 2007 kwam McKinsey met het rapport "How the World’s Best-Performing School Systems Come Out on Top". Het rapport stelt, dat ondanks alle investeringen en innovaties in het onderwijs het rendement nauwelijks is toegenomen. Dat leidt tot de vraag wat eigenlijk de kernindicatoren zijn van een goed onderwijssysteem.
De kernconclusie van dat rapport kwam neer op drie elementen:
  • Getting the right people to become teachers;
  • Developing them into effective instructors; and
  • Ensuring the system is available to deliver the best possible instruction for every child.
Dit werd uitgewerkt naar een aantal factoren:

Het rapport beschrijft een aantal schoolsystemen van landen of regio's met goede onderwijsresultaten. Singapore, Canada, Finland zijn beende voorbeelden van landen die consequent hoog scoren op intenationale prestatierankings zoals PISA.

Recent kwam een vervolg uit op dat rapport: "How the World’s Most Improved School Systems Keep Getting Better". Dat rapport beschrijft de factoren die er toe leiden dat een onderwijssysteem steeds beter wordt: van matig naar redelijk, van redelijk naar goed, van goed naar heel goed en van heel goed naar excellent. In het rapport worden 20 onderwijssystemen onderzocht, waarin in de afgelopen jaren een sterke verbetering is gerealiseerd. Het onderzoek richtte zich onder meer op de interventies die zijn ondernomen, afhankelijk van de fase waarin een systeem zich bevindt. Een globaal overzicht van die interventies:

  • Van matig naar redelijk
    In dit stadium gaat veel aandacht naar de basisvaardigheden als rekenen en taal in het curriculum, ondersteuning van leraren, een basiskwaliteitssysteem waar alle scholen aan moeten voldoen.
  • Van redelijk naar goed
    Meten van prestaties, verantwoordelijkheden beleggen bij docenten en scholen en verder zorgen voor een goede financiering, organisatiestructuur en pedagogische modellen.
  • Van goed naar heel goed
    Waardering van het beroep van docent en schoolleider. Dit vergt goede opleidingen en carrièrepaden om status aan het beroep te kunnen verlenen, vergelijkbaar met arts of advocaat. 
  • Van heel goed naar excellent
    Hier gaat het om het verleggen van de sturing van de verbetering van het systeem naar de scholen. Hier gaat het om kwaliteitsverbeteringen door een andere cultuur in scholen: peer-based learning voor docenten zodat ze ervaringen uitwisselen en samenwerken. Het systeem ondersteunt innovatie en experimenten.

Over de fasen heen is te zien dat het accent verschuift van een centrale aansturing naar een sturing op school niveau en een verantwoordelijkheid bij professionele docenten.

Naast de min of meer fase gebonden factoren is er sprake van interventies die over alle fasen heen gaan maar wel verschillen per fase. Het gaat om interventies als aandacht voor een vernieuwing van het curriculum, de beloningsstructuur voor docenten, professionalisering van docenten en schoolleiders, examinering, registratiesystemen en ruimte voor innovatie en experimenten in beleid en wetgeving.

Nederland was niet opgenomen in het lijstje, ondanks al onze hervormingen en investeringen zijn we er blijkbaar niet in geslaagd een duidelijke meerwaarde te realiseren. Sterker nog, we zijn niet voor niets met een inhaalslag taal en rekenen bezig.
Wat voor initiatieven zijn mogelijk om ook het Nederlandse onderwijs daadwerkelijk een stap vooruit te helpen? Daar komen we nog op terug...

zaterdag 9 november 2013

Framing - of hoe verkoop je je boodschap echt?

Sarah Gagestein (www.taalstrategie.nl) neemt ons in een workshop mee in de wereld van framing.
Framing gaat over het overdragen van ideeën. Je presenteert een beeld van de werkelijkheid door een bepaald deel van het verhaal te vertellen en andere delen weg te laten. Je speelt met de gevoelswaarde, lang niet altijd met argumenten. Denk aan de manier waarop Youp van 't Hek Böckler de das om deed. Mensen die Böckler dronken, werden weggezet als losers. 
Framing gaat niet over waarheid maar over werkelijkheid en de perceptie daarvan. Er zit ook iets in van manipulatie. Dat kan 'positief' gebruikt worden (dialoog) maar ook 'negatief' (zenden).
Een frame is een verhaal met specifieke woorden en/of beelden dat bepaalde delen van de werkelijkheid belicht en andere delen uitsluit om de luisteraar onbewust naar een beoogde interpretatie te sturen.
Kahneman geeft aan dat ons denken is onder te verdelen in systeem 1 en systeem 2. Systeem 2 is logisch, bewust, rationeel. Systeem 1 is het onderbewuste, associatief. Daar komen de dingen binnen en wordt een eerste perceptie gedaan. Pas later komt de waarneming en met name de perceptie ervan systeem 2 binnen. Soms leidt dat tot een herdefinitie van de perceptie, je denkt dan na over het waarheidsgehalte. Meestal gebeurt dat echter niet en blijven de eerste associaties hangen. In de praktijk is het dus ons 'slimme onbewuste' dat de controle over ons denken en gedrag heeft. 

Zonder gevoel kun je niet goed denken, beslissingen nemen. Met een beschadigde amygdala (emotioneel centrum) kun je geen beslissingen nemen omdat je geen gevoel hebt bij de alternatieven. Bij mensen die door een hersenbeschadiging alleen nog maar een korte termijn geheugen hebben, kunnen geen nieuwe kennis opnemen. Uit onderzoek blijkt echter dat er wel een emotioneel geheugen is. Systeem 2 is defect, maar toch blijkt het systeem 1 geheugen nog wel te werken.

Framing wordt veel gebruikt in de reclame. Een product moet een warm gevoel oproepen. Ook actiegroepen of politieke partijen weten er goed raad mee. Wakker Dier heeft een tijd geleden een actie gehad om 'scharrelei' te vervangen door 'schuurei' juist vanwege de minder positieve associatie daarvan. Om de tegenovergestelde reden spreken we niet van 'ontwikkelingshulp' (beeld van hand ophoudende, zielige mensen) maar van 'ontwikkelingssamenwerking' (je moet er wel iets voor doen). In Amerika hebben republikeinen de term 'estate tax' (erfbelasting) vervangen door 'death tax'. Dat roept een veel negatievere associatie op. Een 'estate' geeft het beeld van een landgoed als erfenis. Daar mag de staat best een beetje van meeprofiteren. Als Democraat heb je echter wat uit te leggen als je voor een 'death tax' bent. Zo is ook 'global warming' veranderd in het veel neutralere 'climate change'. Krantenkoppen zijn goede voorbeelden van framing. 'Asfaltdenken' of 'buurtterroristen' zijn bedoeld om mensen al een bepaalde richting in te laten denken.
Frames kunnen, zeker met herhaling, zich vastbijten in ons hoofd. Het is dan heel lastig om daar tegenin te gaan. De kunst van framing is tegelijkertijd om nieuwe paden in de hersenen aan te leggen.

Dat framing werkt, laat onderzoek zien. Een aantal mensen kregen het probleem van criminaliteit voorgeschoteld in 2 verschillende metaforen:

  • steeds meer mensen raken geïnfecteerd door de criminaliteit (virusmetafoor)
  • mensen worden steeds meer opgejaagd door de criminelen (monstermetafoor).
Toen mensen werden gevraagd mee te denken aan oplossingen kwam de eerste groep vooral met oplossingen om de infectiebron aan te pakken (opvang van jongeren, onderwijs) terwijl de andere groep het vooral zocht in het opjagen van de criminelen (meer blauw op straat, strafverhoging).

Hoe kun je framing toepassen?

  1. Begin met luisteren (de 'lieve lezers en luisteraars'-factor). Zoek naar de waarden die mensen voelen en sluit daar bij aan. Afhankelijk van wat je wilt bereiken gebruik je waarden als betrokkenheid, mededogen, verantwoordelijkheid of juist verspilling, hypocrisie, macht.
  2. Vertel het verhaal ( de 'nog lang en gelukkig'-factor)
    Je kunt hetzelfde verhaal vanuit meerdere invalshoeken vertellen: positief, negatief of ergens daar tussen in. Denk daarbij het verhaal van overspel vanuit het frame liefde, romantiek of juist vanuit het frame bedrog, leugen.
  3. De stelling (de 'hij komt binnen'-factor).
    Met name door in een stelling metaforen te gebruiken kunnen bepaalde frames worden getriggerd. Ook het gebruik van bepaalde woorden of zinnen werken versterkend: 'Yes, we can!'
Ik mocht in de rol van Jet Bussemaker bezuinigingen op de publieke omroep verdedigen tegen Matthijs van Nieuwkerk. Dit is wat ik er van maakte:
Nederland is een van de weinige landen die beschikken over een publieke omroep. Ik vind dat een groot goed. Tegelijkertijd zijn we een land in crisis. We moeten keuzes maken. Ik kom net van een basisschool. Ik heb daar gesproken met een groep ouders van kinderen in een klas met 42 leerlingen. Moet ik die mensen uitleggen dat een praatshow waar bn'ers ouwehoeren over andere bn'ers belangrijker is dan het verkleinen van klassen? Natuurlijk vindt een topper als Matthijs van Nieuwkerk dat we niet mogen bezuinigen op de publieke omroep. Het zou hem sieren als hij zijn pleidooi begint met het noemen van zijn jaarsalaris.

maandag 4 november 2013

Leren van leerlingen

Het is alweer een (veel te lange) tijd geleden dat ik een nieuw bericht heb gepost op mijn blog. Niettemin gebeuren er soms dingen die de moeite waard zijn om te delen. En wei weet, misschien krijg ik de smaak wel weer te pakken!

De afgelopen tijd heb ik een aantal projecten gedaan over het onderwijs in de toekomst. Niets hoogdravends, geen hemelbestormende nieuwigheden, gewoon een aantal scholen die nadenken over de manier waarop ze het onderwijs effectiever en efficiënter kunnen maken. 
In de regel worden daarvoor projectgroepen in het leven geroepen die met een opdracht aan de slag gaan om het nieuwe (andere? verbeterde? toekomstige?) onderwijs te beschrijven. Toch wel apart dat daarbij leerlingen vaak vergeten worden. Het zijn vaak docenten die beschrijven wat leerlingen goed onderwijs vinden, wat hen motiveert, wat ze nodig hebben. In de projecten, die ik momenteel uitvoer, hebben we ook leerlingen laten meedenken, meekijken, meepraten. Leren van leerlingen...

Een aantal scholen in Amsterdam denkt na over onderwijs dat beter aansluit bij wat individuele leerlingen nodig hebben. Maatwerk dus. Flexibel onderwijs. Vier leerlingen dachten mee in de werkgroep. En zoals het wel vaker gaat, een aantal van hen was op het laatste moment gevraagd en wist eigenlijk niet zo goed, wat er van hen verwacht werd. "Wat bedoelt u eigenlijk met 'flexibilisering'?", was de eerste vraag, die ik zo'n beetje halverwege mijn openingszin kreeg. Het antwoord vond hij wel duidelijk, maar of het nu meteen zo'n goed idee was? 
Vervolgens nodigde ik de leerlingen uit, vooraan plaats te nemen. "Het is nu november 2017 en jullie zitten op een school waar 4 jaar geleden (vandaag dus) een groepje docenten en leerlingen een aantal ideeën hebben geformuleerd over flexibel onderwijs. En dat is geweldig gelukt. Het is een droomschool geworden. Hier zit een aantal leraren en docenten van wat andere scholen, die heel jaloers naar die droomschool kijken. Die willen jullie wat vragen stellen over hoe het er aan toe gaat bij jullie op school."
Bijna een half uur lang hebben ze hun droomschool beschreven, kwamen er (steekhoudende) argumenten van wat er 'vier jaar eerder' niet zo goed was aan het onderwijs en wisten ze best wel raad met al die vragen van die docenten. 
Ik was meer dan tevreden met hun inbreng. De grote verrassing kwam er meteen achteraan, toe de rollen werden omgedraaid en een aantal docenten en leidinggevenden hun rol in die droomschool in de toekomst mochten toelichten. Nu kwamen de leerlingen met goede vragen en suggesties. Met elkaar hebben ze een flink aantal geeltjes volgeschreven met kenmerken van dat nieuwe onderwijs. 

Achteraf gaven ze aan, dat ze het erg leuk hadden gevonden. Ze zouden zo weer mee willen doen met  een vervolgopdracht. "Ik vind het erg leuk en zo kan ik goed oefenen, want ik wil later in de politiek!"

In de evaluatie gaf een van de deelnemers aan: "Goed, dat we dit zo gedaan hebben. We maken eigenlijk veel te weinig gebruik van onze leerlingen voor dit soort dingen! Dubbel jammer eigenlijk. Het gaat per slot van rekening over hen. Maar daarnaast blijkt heel duidelijk dat ze echt iets toe te voegen hebben."

Misschien nog een aardige toevoeging, dat we het hier niet hebben over leerlingen uit de bovenbouw VWO maar over leerlingen uit klas twee en drie vmbo en havo. Hier zit veel potentieel voor de toekomst!