zaterdag 26 februari 2011

Genderdidactiek?

Onderzoek heeft uitgewezen dat meisjes het aanmerkelijk beter doen in het studiehuis, de Tweede Fase van het onderwijs. Wat heeft dat voor consequenties?

Flexibilisering van het onderwijs betekent in feite, dat elke leerling of student krijgt wat hij of zij nodig om effectief (goed leerresultaat) en efficiënt (in niet meer tijd en met niet meer hulpmiddelen dan nodig) een goed studieresultaat, zeg maar diploma, te halen. In het ideale geval wordt het onderwijs dus afgestemd op persoonlijke omstandigheden en kenmerken. Dat gaat dan om leerstijl, thuissituatie, dyslexie en noem zo nog maar wat meer zaken.
Moeten we nu het geslacht aan dit lijstje toevoegen? Moet er gewerkt worden aan een genderdidactiek, waarbij de jongensaanpak afwijkt van de meisjesaanpak? Krijgen we weer jongens- en meisjesklassen?
Zo'n vaart zal het wel niet lopen al stemt dit onderzoek toch tot nadenken. Een belangrijke pijler onder het onderwijsstelsel is immers al decennialang het gelijkheidsbeginsel? Gelijke kansen voor jongens en meisjes. Vrij vertaald: dus ook rekening houden met het geslacht. Wat dat betreft komt een oude uitspraak van Coen Free weer naar boven: alle leerlingen en studenten hebben recht op een ongelijke behandeling!

Standaardiseren voor gelijke kansen

Een onopvallend berichtje in de krant deze week over een MBO studente die voor de tweede keer uitgeloot werd voor een HBO studie aan de HAN (Hogeschool Arnhem Nijmegen). Ze was in een groep geplaatst met lagere lotingskansen op grond van haar resultaten. Niet omdat die slecht waren, maar omdat die waren uitgedrukt in termen van onvoldoende, voldoende, goed, zoals vaak gebeurt bij competentiegericht onderwijs. De betrokken studente had op bij ROC Tilburg allemaal 'goeds' gehaald. Daar kon DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs, in deze context zeg maar: de formele selectiecommissie) niets mee. De opleiding had de resultaten nog wel omgezet naar cijfers (allemaal achten) maar dat was een resultatenoverzicht en geen cijferlijst. Een rechter stelde haar in het gelijk, maar de studente weet zelf niet, wat ze met die uitspraak moet.

Bureaucratisch geneuzel? Wellicht. Tegelijkertijd kun je constateren dat het hanteren van verschillende beoordelingssystematieken in de praktijk blijkbaar nadelig kunnen zijn voor betrokken studenten.
Ik heb het voorbeeld van een gestandaardiseerde manier van registreren van beoordelingen al eerder als voorbeeld aangehaald om te laten zien dat het ontbreken van standaarden opleidingen minder flexibel maakt. Bij een overstap naar of het volgen van een module bij een andere opleiding hoeft er bij een gestandaardiseerde beoordelingssytematiek niet omgerekend te worden. Dat maakt het allemaal een stuk makkelijker voor de organisatie en voor de student flexibeler. En dat terwijl het voor het onderwijs zelf helemaal niet uitmaakt of een resultaat wordt uitgedrukt in in een cijfer, o-v-g of wat dan ook.

Alle didactische en filosofische overwegingen die aan een systematiek als o-v-g ten grondslag liggen ten spijt, het zou de onderwijs- en opleidingsontwerpers sieren als ze wat verder zouden kijken naar de praktische consequenties van een bepaalde keuze. Wat dat betreft zou het vasthouden aan het oude, vertrouwde cijferstelsel misschien niet onderwijskundig maar wel praktisch beter te verantwoorden zijn! En als het dan persé moet, gebruik dan aan het eind een formele vertaalslag van o-v-g naar 4 - 6 - 8.

... Of is 5 - 7 - 9 beter? Als er tussen de verschillende opleidingen en onderwijsinstellingen maar overeenstemming is: standaardiseren dus!

Leuke reactie op de Laptop Ambitietool ... wie volgt?

Onlangs heb ik een berichtje geplaatst over de Laptop Ambitietool met een link om hem te kunnen uitproberen. Kort daarop ontving ik een leuke reactie van Wilfred Rubens:

"We hebben vandaag met het Platform ICT van Gilde Opleidingen gekeken naar deze tool. Vooraf hadden de leden 'm ingevuld. Ik heb de uitkomsten samengevat. Onze feedback: zeker geschikt om binnen je organisatie het gesprek op gang te brengen over ICT/laptops in het onderwijs. Je kunt 'm vrij snel invullen en hebt dan gespreksstof. Bepalend is wel vanuit welk perspectief je de tool invult. Managers? ICT-ers? Onderwijsgevenden? Eigenlijk kun je deze tool het beste individueel door meerdere medewerkers, vanuit meerdere perspectieven, invullen. En vervolgens samenvoegen om tot een gezamenlijk resultaat te komen (waarbij je vervolgens weer op scores van de verschillende functies in kunt zoomen). Dat is nu niet mogelijk. Tenslotte viel ons op dat deze Laptop ambitietool maar deels over laptops gaat (vooral ICT in het algemeen). De link met laptops is soms wat vergezocht. Ook vraag ik me af of alle elementen van Vier in Balans er voldoende in vertegenwoordigd zijn (o.a. visie, leiderschap). We willen je i.e.g. danken voor het delen."

Nou, dank je wel, met name ook voor de wat kritische noten eronder! Het is een eerste versie maar kan op een aantal punten best verbeterd worden. Meer reacties en suggesties zijn uiteraard welkom.

vrijdag 18 februari 2011

Actieplan MBO: het venijn van de getallen

Het gebeurt wel vaker, je leest een bericht of rapport en schrijft er vervolgens wat over op je blog. Pas later, als je er nog eens over nadenkt of er met anderen over discussieert, komen er nieuwe, aanvullende inzichten: vallen de kwartjes. Zo ook met het Actieplan MBO, waarover ik deze week al eerder schreef

Nog even een paar punten uit het plan:

  • Het aantal uren in het eerste jaar gaat van 850 naar 1000 uren, in de overige jaren blijft dat 850.
  • Het aantal uren dat aan stage besteed mag worden is 250 uur per jaar. Eigenlijk staat er, dat er van de 1000 respectievelijk 850 verplichte uren er minimaal 750 respectievelijk 600 uren daadwerkelijk lesgegeven moet worden. Dat betekent dat er in de praktijk ook best meer stage-uren mogen zijn, ze tellen alleen niet mee voor het berekenen van de onderwijstijd.
  • De 4-jarige opleidingen worden 3-jarig. Best te verkopen als je ziet dat de opleiding in feite wat geconcentreerd wordt aan de voorkant.

Op zich is best wat voor te zeggen. Meer les, intensievere opleidingen, kortere opleidingen (er zit best veel lucht in veel opleidingen!). Maar of het plan 'zomaar even' uit te voeren is?

Het venijn van deze getallen zit hem in de implementatie. Tijdens het eerste jaar waarin het nieuwe systeem wordt ingevoerd, komen er flink wat uren bij: van 850 naar 1000 klokuren voor de eerste jaars. De 4-jarige opleidingen zijn dan nog lang niet uitgefaseerd. Ook in het tweede jaar neemt het aantal uren flink toe. Niet alleen weer nieuwe eerste jaars met een 1000-uren rooster, ook in het tweede jaar nemen de uren toe voor veel opleidingen. De norm blijft voor het tweede leerjaar wel op 850 uren staan maar daarvan moet minimaal 600 uur les gegeven worden. In veel opleidingen wordt dat nu niet gehaald omdat de studenten op stage gestuurd worden. En nog steeds zijn de 4-jarige opleidingen niet uitgefaseerd. Zo ook in het derde en vierde jaar van invoering. Waar veel opleidingen de studenten voor minstens 50% van de tijd in het derde en vierde jaar op stage sturen, zal dat beperkt moeten blijven tot 250 uur (omgerekend naar SBU wat meer uren, maar een half jaar stage zit er niet meer in).
Kortom, in de eerste jaren van de invoering ontstaat een urenbubbel die pas weer rechtgetrokken wordt als de laatste lichting vierde jaars is vertrokken.

In hoeverre speelt die inperking van de stage-uren een rol?
Veel instellingen hebben normen opgesteld voor het aandeel stage in opleidingen. Een BOL-opleiding bestaat minimaal voor 25% uit stage maar mag tot 60% gaan (boven de 60% is er sprake van BBL). De instellingsnorm is vaak vastgesteld op bijvoorbeeld: minimaal 40%. Gewoon uit pure noodzaak in verband met een lokalentekort (even afgezien van het feit dat je vrijdagmiddag een kanon kunt afschieten in menige school) of om de benodigde onderwijstijd te halen. Daar wordt nu een stokje voor gestoken. Of dat op te vangen zal zijn met buitenschoolse projecten (eigenlijk een verkapte stage) weet ik niet.

En dat alles met gelijkblijvende bekostiging! (of met minder: de opleidingsduur wordt immers een jaartje korter!)
Studenten krijgen aan het begin van de opleiding een hogere bekostiging, die neemt af naarmate een student langer ingeschreven staat. Of die extra bekostiging voldoende is om deze urenbubbel op te vangen, is mij niet duidelijk.

Er zal weinig ruimte overblijven voor andere zaken dan lesgeven. Naar mijn idee zal op korte termijn stevig ingezet moeten worden op een groter aandeel zelfstandig werken door studenten: zeg maar e-learning! Daar is altijd al veel voor te zeggen, het komt alleen zo moeilijk van de grond. Naast bezuingingen en vergrijzing ontstaat hier een nieuwe noodzaak om daar flink op in te zetten!

woensdag 16 februari 2011

Het MBO is nog niet af...

Vandaag heeft de Minister van Onderwijs Marja van Bijsterveldt het Actieplan MBO naar de Tweede Kamer gestuurd. Het plan bevat een aantal maatregelen, die de kwaliteit van het MBO verder omhoog moet brengen. Het plan moet er toe bijdragen dat uitval vermindert, de kwaliteit van opleidingen en examens omhoog gaan en dat het MBO competitiever wordt ten opzichte van het voortgezet onderwijs.

Opvallende elementen zijn:

  • Intensievere opleidingen: 1000 klokuren in het eerste jaar, 850 in vervolgjaren waarvan minimaal 750 respectievelijk 600 klokuren les. Geen mogelijkheden meer om tot 60% van de lestijd op te vullen met stages.
  • Vier-jarige MBO-opleidingen worden drie-jarig, met uitzondering van technische opleidingen.
  • De bekostiging van studenten wordt wat anders: meer voor studenten die het eerste jaar zijn ingeschreven, steeds minder naar mate een student langer is ingeschreven. Dat moet bevorderen dat studenten sneller afstuderen.
  • Drempelloze instroom voor niveau-2 opleidingen komt te vervallen.
  • Niveau 1 opleidingen krijgen een aparte status en worden 'entreeopleidingen'.
  • De kwaliteit van examens moet omhoog, beroepsgerichte examens moeten een kwaliteitsstempel krijgen.
  • Het aantal opleidingen moet omlaag. Er komt een Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, die hiermee aan de slag gaat. COLO en de Kenniscentra komen dus wat meer op afstand te staan (en worden dan ook maar meteen gekort).
  • Er komt een domeininstroom. daar was al lang sprake van, leek te zijn verdampt maar komt nu dus toch echt.
  • Meer aandacht voor intake, mentoren, professionalisering.

Opvallend is, dat de 30+ maatregel er alleen maar in vermeld wordt maar pas later aan bod komt.

Een paar dingen vallen me op, een paar vragen komen bij me op.

  • Het lijkt me behoorlijk ingrijpend, met name het inkorten van de opleidingen. Dit geeft toch niet de rust die beloofd was. Is dit wel Dijstelbloem-proof? Wel moet gezegd worden dat er 'veel lucht' in opleidingen zit. Naar mijn idee biedt dit wel perspectief, met name als er ook ruimte is voor studenten, die gewoon wat meer tijd nodig hebben: flexibilisering dus.
  • Kwaliteitsstempel voor examens. Nog niet zo lang geleden werd het KCE afgeschaft. Er is niets tegen kwaliteitseisen aan examens, de uitvoerbaarheid van de controles moet wel een belabgrijk aandachtspunt zijn!
  • Domeininstroom biedt perspectief maar moet niet leiden tot het verwateren van de eerste fase van opleidingen. Natuurlijk: een groot deel van het uitval is te wijten aan verkeerde studiekeus. Betere orientatiemogelijkheden en een uitstel van een definitieve keus kan hieraan bijdragen. Tegelijkertijd moet de ene oorzaak van uitval niet vervangen worden door een ander: verwaterde opleidingen met weinig herkenbaarheid voor studenten die goed weten wat ze willen. Dat betekent dus ook wat meer flexibiliteit in die eerste fase: orientatie voor de studenten die dat nodig hebben, aan de slag in de opleiding van je keus voor studenten die weten wat ze willen.
  • De bijlage bevat wat financiële cijfers. Opvallend is, dat het nieuws rept over 150 miljoen extra, terwijl in die tabel nog veel meer getallen zie staan. Zo zie ik kortingen van 160 miljoen ivm het verkorten van opleidingen en 170 miljoen voor onder meer de 30+ maatregel. Er staan ook (forse) positieve bedragen bij (o.a. professionalisering, prestatiebeloning) maar dat is voor PO/VO/MBO samen.

Er is nog genoeg over te denken en te analyseren. Eerst maar eens kijken hoe het allemaal gaat uitpakken. In elk geval wordt MBO2010 afgesloten en wordt een start gemaakt met het Programma MBO 2015.

zondag 13 februari 2011

Om uit te proberen: een 'Laptop Ambitietool'

In een bericht in september 2010 besteedde ik aandacht aan de ICT Ambitietool. De ICT Ambitietool is een betrekkelijk eenvoudige tool (een Excel-applicatie) waarmee scholen een relatie kunnen leggen tussen een aantal onderwijskundige en organisatorische ambities en de daarbij behorende ICT-uitdagingen en -mogelijkheden. Dat heeft indertijd wat aardige reacties opgeleverd, al moet ik daarbij zeggen dat ik van niemand iets teruggehoord heb van eventuele ervaringen met de tool. Het heeft toen wel geleid tot een vervolg...

Op verzoek van ROC Aventus is er een afgeleide versie gemaakt die teams helpt bij het in kaart brengen van tal van aspecten rondom de introductie van laptops in het onderwijs.

De oorspronkelijke ICT Ambitietool werkt betrekkelijk eenvoudig. Je scoort op een aantal ambities die de onderwijsinstelling nastreeft. Vervolgens beantwoord je een aantal vragen over de huidige situatie. De tool laat  daarnazien  waar je op ICT-gebied aan zou moeten werken om de ambities te kunnen ondersteunen of te versterken. 

Om daar een Laptop Ambitietool van te maken, leek me niet zo moeilijk. Je herformuleert wat ambities, je haalt wat vragen weg en zet er wat andere vragen bij en vervolgens pas je de relaties aan tussen de twee lijsten in een matrix en klaar...

Dat bleek minder simpel. Je kunt namelijk op twee manieren kijken naar de aspecten rondom laptops:

  1. Aan welke randvoorwaarden moet voldaan worden om laptops te kunnen gebruiken in het onderwijs? (dat gaat dan over zaken als draadloos internet, stopcontacten, helpdesk, geschikt lesmateriaal, dat soort dingen).
  2. In hoeverre vormt het ontbreken van laptops een beperkende factor in de onderwijsontwikkeling? Of te wel: wat kan ineens wel of beter als je beschikt over laptops?  

Die tool moet dus beide aspecten in kaart brengen. Technisch is dat gelukt. Nu is het natuurlijk de vraag: is dit ook bruikbaar? Op dit moment wordt de tool gebruikt in een pilot bij ROC Aventus. Zo gauw duidelijk is wat daar uitkomt, zal ik dat hier wel berichten!

Er zijn twee versies. De versie, die hier beschikbaar wordt gesteld, is de simpele versie. Als je die invult, krijg je een aardig beeld wat je instelling of team nog te doen staat (op basis van wat er ingevuld is, natuurlijk). De tweede versie is strikt genomen geen uitgebreid alternatief op de eerste versie maar biedt de mogelijkheid om een achttal ingevulde tools met elkaar te vergelijken. Dat biedt dan weer mogelijkheden om de tool in te zetten in een workshop en te kijken op welke punten er al dan niet overeenstemming bestaat in het team, of het nu gaat om ambities of om de huidige stand van zaken. 

Nieuwsgierig? Nou, je mag hem downloaden. We geven ook deze tool weg onder een CC-licentie 'zonder commercieel gebruik'. Wie het wil uitproberen, er op wil reageren, het toe wil passen of doorontwikkelen is bij deze van harte uitgenodigd. Wel graag een terugkoppeling! 
Let op: Er zit een tweetal macro's in het bestand. Bij het openen krijg je afhankelijk van je beveiligingsinstellingen een waarschuwing of wordt de macro zelfs automatisch uitgeschakeld. Als je liever geen bestand met macro's opent, kun je gerust kiezen voor 'Macro uitschakelen', dat heeft geen invloed op de werking van de tool. Alleen de knop 'Leegmaken' in de vragenlijst en de knop 'Afdrukken' werken dan niet. Voor 'Afdrukken' is dat niet eens zo erg, de knop werkt hetzelfde als Afdrukvoorbeeld. 

zaterdag 12 februari 2011

Promoveren is hard werken - tot op het laatste moment!

Het is altijd leuk om een uitnodiging te krijgen voor een promotie. Dit keer kwam die uitnodiging van Bert van Veldhuizen, (nu nog) beleidsmedewerker bij het Regio College, binnenkort vertrekt Bert echter naar de Hogeschool Arnhem-Nijmegen (HAN).

Hij promoveerde met het proefschrift 'Lerend werken, werkend leren' op de professionalisering van docenten in het MBO. Meestal (Vaak? Soms? Zo heel veel promoties heb ik nou ook weer niet meegemaakt) geeft de promovendus aan het begin een samenvatting van het onderzoek. Dat gebeurde dit keer niet en dat is jammer voor diegenen die het proefschrift (370 pagina's) vooraf niet hadden gelezen. Inmiddels heeft Wilfred Rubens een prima samenvatting op zijn blog staan.

Het onderzoek was gericht op de volgende onderzoeksvraag:

Hoe en in welke mate draagt zelfgestuurde professionele ontwikkeling van docenten bij aan het realiseren van de organisatiedoelstellingen van het Regio College op het gebied van onderwijsontwikkeling en teamontwikkeling?

Uit het onderzoek concludeerde hij:

... dat de professionele ontwikkeling van docenten gebaat is bij een programma dat het leren van docenten op de werkplek organiseert en de docenten in staat stelt zelf hun leerproces te sturen. Bovendien dragen de individuele leerprocessen die docenten in zo'n programma doormaken, zij het indirect, bij aan de collectieve leerprocessen in docententeams.

Alle opponenten waren vol lof over het proefschrift en het onderzoek. Met name het feit dat Bert het aangedurfd heeft om zijn eigen werkpraktijk als onderzoeksdomein te gebruiken. Het vergt veel van een onderzoeker om het onderscheid te kunnen blijven maken tussen enerzijds zijn rol van betrokken collega en anderzijds van objectieve onderzoeker. Vervolgens werden loftuitingen even aan kant gezet om Bert het vuur aan de schenen te leggen! Kritische vragen over het model ("moet dat niet uitgebreid worden met economische factoren, waaruit ook een noodzaak om te leren uit naar voren komt?"), het onderzoek ("mag je deze conclusies wel trekken op grond van het beperkte kwantitatieve onderzoek?" of "heb je als participerend onderzoeker met de interventie eigenlijk niet bijgedragen aan de resultaten?" of "is het verschil in vooropleiding van de participanten in het onderzoek betrokken?"). Soms werd een vraag zo academisch gesteld dat niemand er nog een touw aan vast kon knopen, maar uiteindelijk wist Bert ook die vragen te pareren, zo te horen met zweet in zijn handen.

Het is duidelijk: Niet alleen het uitvoeren van zo'n onderzoek is hard werken, dat gaat door tot de promotieplechtigheid zelf! 

zondag 6 februari 2011

Haal meer uit LinkedIn

Het was puur bij toeval dat ik er achter kwam dat LinkedIn nog meer te bieden heeft dan het onderhouden van een relatienetwerk. Ik gebruik LinkedIn voor een paar dingen. Het houdt me op de hoogte waar mensen mee bezig zijn, wat voor ontwikkeling er zit in hun carrière. Verder zoek ik regelmatig een profiel op van mensen die ik heb leren kennen, juist wil leren kennen of waar ik een afspraak mee heb. Het me biedt ook de mogelijkheid om contact op te nemen met mensen van wie ik geen emailadres bij de hand heb. En dan zijn er nog de groepen en groepsdiscussies die het me mogelijk maken om bepaalde ontwikkelingen te volgen of daaraan bij te dragen (al komt van dat laatste lang niet altijd veel terecht, daar gebruik ik mijn blog voor).
Ik klikte laatst een keertje op de LinkedIn blog (één van de links onderaan elk scherm). Er stond een recente bijdrage van Ali Imam over 'Inmaps', een tool waarmee je je eigen netwerk kunt visualiseren.
Op die manier krijg je een aardig overzicht van je eigen netwerk en met name van specifieke groepen binnen je netwerk. IN elk geval is duidelijk dat ik veel mensen ken in en rond het het MBO (blauw), dat ik werk bij M&I/Partners (groen, gewerkt heb bij ROC Eindhoven (oranje) en een tijd lang bij het ROC van Amsterdam heb gewerkt als adviseur (paars).
Het plaatje hieronder is niet interactief, als je je eigen map maakt in LinkedIn, is dat wel interactief en kun je allerlei relaties nagaan. Je kunt je eigen map maken via de volgende link: http://inmaps.linkedinlabs.com/. Let op, je moet wel meer dan 50 connecties hebben!

Er gebeurt nog meer daar in LinkedIn Labs op basis van de enorme database met gegevens, dat LinkedIn eigenlijk is. Kijk bijvoorbeeld naar Swarm of Skills en nog een aantal andere mogelijkheden, die hier bij elkaar zijn gezet.

dinsdag 1 februari 2011

Passend onderwijs?

Recent heeft de Minister van Onderwijs een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over Passend Onderwijs. Eerlijk is eerlijk, het is niet zo mijn onderwerp. (Wie er meer over wil meten kant terecht op de website www.passendonderwijs.nl.) De reden dat ik er op kom heeft te maken met een discussie die ik had over verschillende redenen om onderwijs te flexibiliseren. Uit de discussie kwam naar voren dat er eigenlijk vooral sprake moet zijn van een noodzaak. De invoering van de referentiekaders taal een rekenen, bijvoorbeeld. Natuurlijk zijn er nog veel andere noodzaken te noemen, maar daar gaat het even niet om. Het beleid rondom Passend Onderwijs zou ook snel zo'n noodzaak kunnen blijken te zijn.
Het komt er kortweg op neer dat leerlingen met een grote zorgbehoefte weer terecht moeten kunnen in het gewone onderwijs. Ik heb de brief aan de Tweede Kamer eens doorgelezen (niet echt bestudeerd, het is per slot van rekening mijn onderwerp niet zo). In eerste instantie klinkt het allemaal heel logisch. Er werd in het verleden een regeling getroffen voor leerlingen met een zorgbehoefte met de veronderstelling dat het aantal zich wel zou stabiliseren. Welnee, de regeling was zo goed doordacht en uitgevoerd dat het aantal indicaties met 65% steeg. En dus moet het roer om en moeten de leerlingen weer terug naar het gewone onderwijs. Als je brief leest, lijkt het allemaal heel logisch. Het systeem kraakt in zijn voegen, leerlingen worden ten onrechte gestigmatiseerd, dat moet beter kunnen.
Maar als je dan wat doordenkt, beginnen er wat nekharen te kriebelen. Om eens paar dingen te noemen:
  • Veel scholen voor speciaal onderwijs voldoen niet, hebben het predikaat zwak of erger, ondanks het feit dat daar de specialisten zitten als het gaat om deze leerlingen. Dus sturen we de leerlingen weer naar het gewone onderwijs waarvan bekend is dat de docenten niet zijn toegerust om die zorg te verlenen.
    "Verder laat de kwaliteit van het (speciaal) onderwijs voor kinderen die meer dan gemiddelde aandacht behoeven te wensen over. Van de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs staat bijna 30 procent onder verscherpt toezicht. De helft van de leraren in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs lukt het niet om het onderwijs goed af te stemmen op verschillen tussen leerlingen, omdat zij hiervoor onvoldoende zijn toegerust."Het probleem wordt onderkend maar gewoon bij de bestuurders op het bordje gemikt, want die zijn toch overal verantwoordelijk voor.
  • Hadden we het er Dijsselbloem indertijd niet over dat allerlei maatschappelijke problemen niet over de schutting van de scholen mochten worden gegooid? Nu gaat het niet zozeer om een nieuw maatschappelijk probleem maar om de verschuiving van een probleem van het speciaal onderwijs naar het reguliere onderwijs, maar toch. Voorbeeld:
    Scholen in het primair en voortgezet onderwijs hebben in het nieuwe stelsel een zorgplicht. Dit betekent dat wanneer ouders hun kind op een bepaalde school aanmelden, deze school de taak heeft dit kind een zo goed mogelijke plek in het onderwijs te bieden, tenzij dit een onevenredige belasting vormt voor de school.
    Dat laatste is natuurlijk een hele gerustelling, vooral omdat het zo SMART is geformuleerd.
  • De Minister uit haar zorg over de sterke toename van het aantal zorgleerlingen. Er wordt gesteld dat dat komt omdat de bestaande regeling daartoe uitnodigt. Ik kan er me vanalles bij voorstellen. Maar is dit nou goed onderzocht? Of zijn in het verleden veel zorgleerlingen onderbelicht gebleven omdat er geen geld was om ze goed te testen en te plaatsen? Ik heb wel zo'n vermoeden, dat het eerste het geval is, maar een evidence based onderbouwing vind ik in het stuk niet terug. Dat wordt anders wel van het onderwijs vereist...
  • Gelukkig is er een implementatieplan. Maar veel meer dan wat wetswijzigingen en het over de schutting gooien bij wat instanties als DUO en de Inspectie heeft dat plan niet om het lijf.
  • Een bezuiniging van 300 miljoen die wordt uitgelegd als een verhoging van 200 miljoen ten opzichte van het oorspronkelijke budget...
  • Wat me vooral irriteert aan dit type beleidstaal is het vooraf inboeken van allerlei resultaten als vanzelfsprekendheden:
    • "... Dit zorgt ervoor dat kinderen met een zorgbehoefte op efficiëntere wijze een zo goed mogelijk passend onderwijsaanbod krijgen, minder leerlingen thuis hoeven te zitten, en leraren meer merken van de middelen die beschikbaar zijn voor leerlingenzorg."
    • "De samenwerkingsverbanden zijn daarmee groter dan nu het geval is voor de WSNS-systematiek. Dit maakt de samenwerkingsverbanden slagvaardiger en zorgt ervoor dat ouders niet van het ene naar het andere samenwerkingsverband worden gestuurd."
    • "Scholen hebben verder een prikkel tot zo min mogelijk bureaucratie binnen samenwerkingsverbanden doordat scholen zelf de kosten dragen van meer bureaucratie. Wanneer het samenwerkingsverband niet uitkomt met de gebudgetteerde middelen, zullen zij uit hun reguliere bekostiging moeten putten."
    • "Een heldere verdeling van verantwoordelijkheden voorkomt dat zorgleerlingen worden doorgeschoven, wat nu nog vaak gebeurt. Daarmee biedt dit een oplossing voor de steeds verdergaande labeling en doorverwijzing van kinderen en het grote aantal kinderen dat jaarlijks een periode thuis zit."
    • Enzovoorts
Ik denk dat er veel reden is voor zorg. Voor de leerlingen, die extra zorg nodig hebben, voor de scholen die het op hun bordje krijgen, voor de docenten die het voor hun kiezen krijgen. Kunnen we niets bedenken als "Passend Onderwijsbeleid"?