(Doordat ik wat krap in de tijd zit en er nog vele berichtjes liggen te wachten hieronder alleen een samenvatting van het politieke debat zonder persoonlijke beschouwing)
Tijdens Competent City werd een debat gehouden met Staf Depla (PvdA) en Jack Biskop (CDA). Jasper van Dijk werd afgemeld, die had zich in de datum vergist. Jammer, want het debat zou ongetwijfeld een stuk meer vuurwerk hebben opgeleverd. Je zou immers kunnen verwachten dat een bijeenkomst als Competent City met name de voorstanders van CGO te vinden zijn, terwijl van Dijk heeft gepleit voor het terugdraaien ervan.
Voor beide andere kamerleden staat CGO niet ter discussie, al rammelt er wel het een en ander aan de invoering, met name op het gebied van bedrijfsvoering en professionalisering. De didactische vernieuwing is soms te ver doorgevoerd, docenten zijn te weinig betrokken geweest. Depla hield nog een pleidooi om eem vernieuwing pas doorgang te laten vinden als docenten tevreden zijn over de uitgangspunten en randvoorwaarden, docenten (teams) zijn immers verantwoordelijk voor de didactiek. Biskop liet wel wat ruimte voor een meer centrale invoering, "de tijd van arbeiderszelfbestuur hebben we inmiddels achter ons gelaten", meende hij.
Stelling 1: Het ministerie moet veel strenger zijn tegen scholen die onder de maat presteren.
Depla wil af van het denken in gemiddelden omdat daarmee de goeden tekort wordt gedaan, terwijl de de slechten zich verbergen achter het gemiddelde. Dat CGO een slechte naam heeft, is ook te wijten aan een paar slechtere voorbeelden. Hij bepleit ook meer transparantie, het helder maken welke (onderdelen van) scholen goed en welke minder presteren. Het is daarbij wel belangrijk dat de probleem niet worden weggemoffeld maar juist bespreekbaar worden gemaakt. Dat er strenger opgetreden wordt ziet Depla terug in het intrekken van examenlicenties van enkele opleidingen. Biskop vindt ook dat het strenger kan. Hij ziet daarbij een lijn via de inspectie en een lijn via de staatssecretaris. Ook hij bepleit meer openheid en noemt daarbij het instrument van de benchmark. De openheid leidt tot discussies en dat helpt bij het oplossen van problemen.
Uit het publiek wordt naar voren gebracht dat er ook sprake is van een soort zelfreinigend vermogen. Als bedrijven niet met meer met bepaalde opleidingen willen samenwerken, is duidelijk dat de desbtreffende opleidingen iets zullen moeten doen aan hun kwaliteit. Het op een goede manier betrekken van het bedrijfsleven kan dan ook een bijdrage leveren. Niet iedereen is het overigens helemaal eens met de stelling. Er kunnen immers ook andere omstandigheden zijn zoals beschikbare financiën. Depla geeft aan dat dat geen argument kan zijn omdat blijkt dat de kwaliteit niet afhankelijk is van de financiële positie van een instelling.
Stelling 2: Meer centrale landelijke examens komen het mbo-onderwijs ten goede
De politici zijn voor, met name omdat veel MBOérs doorstromen naar het HBO en daar op een beperkt taal- en rekenniveau vastlopen.
Een groot deel van het publiek heeft er op zijn minst twijfels bij zoals blijkt uit enkele reacties. Er zou teveel gefocusd worden op delen in plaats van op het geheel, het zou leiden tot eenn verschraling van het huidige aanbod omdat er te veel naar de examens toegewerkt wordt en met een beperkt lessenpakket in de BBL is er gewoon te weinig tijd om studenten naar het vereiste niveau te tillen. Ook wordt opgemerkt dat niet alle MBO'ers doorstromen maar wel aan die eisen moeten voldoen. Studenten zien er tegenop, ervaren het als een struikelblok.
Depla en Biskop pareren de meeste kritische geluiden. Het gaat dan ook alleen om een beperkt aantal vakken als taal en rekenen. En ook iemand die niet doorstroomt heeft een zeker basisbeheersing taal en rekenen nodig, al zou dat dan niet zo hoog hoeven liggen als bij de doorstromers. Dat vereist wellicht een differentiatie in de exameneisen: een doorstroomdiploma en een kwalificatiediploma. Het probleem van de BBL zet met name Biskop nog wel aan het denken.
Overigens zijn er in het publiek ook warme voorstanders zoals een leraar Nederlands die in de technische opleidingen in een paar jaar tijd het vak gedecimeerd heeft zien worden met alle consequenties voor het taalniveau van de studenten.
Stelling 3: De meeste roc's zijn te groot om goed onderwijs te kunnen geven
Volgens Biskop hebben die twee dingen niets met elkaar te maken. Het zit hem niet zozeer in de grootte van de organisaties maar in de grootte van de locaties. Depla is wat uitgesprokener. Op papier wordt het kleinschalig georganiseerd maar in de praktijk wordt het te bureaucratisch. Hij ziet in de praktijk de voordelen van de grootheid niet uit de verf komen, het is zeker niet goedkoper. Ook in de zorg blijkt, dat naarmate de instellingen groter worden de overhead enorm toeneemt. Biskop bevestigt dit door te stellen dat met name de grotere roc's nu financiele problemen hebben. Depla geeft aan dat men moet streven naar meer zelfstandige eenheden binnen de instelling. En er komt een fusietoets, scholen moet aangeven wat de te verwachten voordelen van een fusie zijn. Hij geeft aan dat defusie ook mogelijk moet zijn. Docenten zouden daar het initiatief toe moeten kunnen nemen. Het publiek is nog niet zo negatief over grote instellingen: "Groot is niet alleen slecht, maar de processen moeten daarbij goed worden geanalyseerd. Hoe kun je de niet-primaire processen effectief en efficient organiseren. Een fusie-effectrapportage moet daarin een rol spelen". In Groningen zou het kleinschalige aanbod in de regio niet in stand gehouden kunnen worden zonder grootschalig roc. Biskop herkent dat beeld ook in Zeeland.
Er klinkt ook een verwijt richting politici: de fusiegolven uit de jaren 90 werden toch door de politiek ingegeven? Depla erkent, dat de goede bedoelingen van de fusiegolven uit de jaren 90 te ver zijn doorgeschoten. Biskop: "Eigenlijk zouden we vanuit den Haag ons niet willen bemoeien met de manier waarop roc's worden georganiseerd, alleen als er signalen zijn, dat het niet goed gaat. Vanuit het publiek wordt aangegeven, dat het eigenlijk gaat om een non-discussie. Als we uitgaan van stelling 1 dan moeten instellingen het zelf weten, als het onderwijs niet goed wordt verzorgd moet worden ingegrepen. En als dat samenhangt met de omvang, dan maar splitsen.
Stelling 4: Docenten moet meer te zeggen krijgen over de invoering van het nieuwe onderwijs.
Biskop: Nee, over de uitvoering! Bij een al te democratische besluitvorming kan het leiden tot een sociaal wenselijke verandering en dat is niet altijd een goede verandering. Hij haalt er de metafoor van een hockeyteam bij. De spelers worden geselecteerd op hun spelerskwaliteiten, de tactiek wordt overgelaten aan de trainer. Depla reageert daarop door te stellen dat er wel eens trainers weggestuurd worden door het team. Het publiek vraagt om meer voorbereidingstijd voor docenten. Depla benoemt daarop nog een keer de randvoorwaarden: bedrijfsvoering, tijd en professionalisering maar schept nog wat verwarring door te stellen dat het overgrote deel van de organisaties er wel klaar voor zijn terwijl dat niet geldt voor alle docenten. Het publiek reageert: "Hoezo organisaties wel en de docenten niet? Vormen die docenten dan geen belangrijk deel van de organisatie? En hoezo zijn de organisaties klaar? Er is net duidelijk gemaakt dat de bedrijfsvoering nog aan alle kanten rammelt!"
Depla nuanceert: "In elk geval voldoen de (meeste) opleidingen straks aan alle eisen terwijl individuele docenten er nog moeite mee hebben".
In de afronding wordt nog geïnformeerd naar wat de heren meenemen naar Den Haag. CGO valt op zich wel goed, er liggen zwakke plekken, die wel al kenden. Centrale examens voor de BBL moet nog een keer tegen het licht worden gehouden. En de omvang van de instellingen ('de menselijke maat') blijkt toch minder te leven dan verwacht.
Jammer dat het debat binnen de presentatierondes gehouden werd in een grote zaal, zo zaten er veel workshops zonder deelnemers. Wat mij betreft had de zwakke opening van de voetballer en de hockeyer mogen vervallen en dan het debat als keynote daarvoor in de plaats.
BeantwoordenVerwijderen