In het oktobernummer van Natuurwetenschap en Technologie (NWT) stond een artikel van Dick Thoenes over de kenniseconomie (helaas niet volledig online beschikbaar). Thoenes, vooral bekend van zijn kritiek op het klimaatdebat, geeft in dit artikel aan, dat de kenniseconomie de afgelopen jaren systematisch is afgebroken. Daar hebben verschillende factoren een rol in gespeeld: de verguizing van de wetenschap (vooral chemie) vanaf eind jaren 60 (volgens de media en de publieke opinie was de wetenschap de oorzaak van allerlei problemen waaronder de milieuvervuiling) met als gevolg dat steeds minder mensen een wetenschappelijke of technisch studie gingen volgen. Ook de tendens van de 'zesjescultuur' waarin uitblinken een negatieve klank kreeg ('je hoefde nergens veel verstand van te hebben, als je er maar over kon meepraten, daarmee kon je zelfs minister worden, zie je nu'). Verder hebben de schaalvergroting in het onderwijs en de achteruitgang van de kwaliteit daarvan in zijn ogen een rol gespeeld. Tevens krijgen de op winst beluste aandeelhouders er van langs. Die verkopen juist de bedrijfsonderdelen waar hoogwaardige toepassingen worden bedacht.
Natuurlijk wordt bij de 'oplossingen' het terugdraaien van de schaalvergrotingen en herstructureringen in het onderwijs genoemd en krijgt Beter Onderwijs Nederland een hart onder de riem gestoken.
Ik laat de strekking van het artikel even voor wat het is. Het heeft me wel aan het denken gezet over de 'kenniseconomie' of 'kennismaatschappij' of 'informatiemaatschappij' in relatie tot het onderwijs .
Even de kreten op een rij, te beginnen bij de 'Informatiemaatschappij': De Nederlandse Wikipedia kent het begrip niet. Vreemd, als je bedenkt dat Google zo'n 286.000 hits geeft. De EU heeft er in elk geval wel een hele website over. De Engelstalige versie kent het begrip 'Information society' wel maar erkent ondanks de uitgebreide omschrijving dat het begrip vaag is (' ... characterize the information society as one in which people do immaterial labour.') en dat er ook nog wel enkele problemen aan kleven:
"...problem with the idea of the information society is that there is no easily agreed upon definition of the term, which can not only include art, texts, blueprints and scientific theories, but also lies, football results, trivia, random letters, mistakes and so on. Information is not necessarily productive or useful. It can even be harmful."
'One problem with this model is that it ignores the material and essentially industrial basis of the society ...it does point to a problem for workers, namely how many creative people does this society need to function? For example, it may be that you only need a few star performers, rather than a plethora of non-celebrities, as the work of those performers can be easily distributed, forcing all secondary players to the bottom of the market.'
Kortom: een algemene beschikbaarheid van informatie betekent nog niet dat al de informatie zinvol is en bovendien is het nog maar de vraag hoeveel mensen er nu werkelijk creatief moeten zijn om een kennissamenleving daadwerkelijk draaiend te houden?
Wikipedia kent de term 'kennismaatschappij' ook al niet. De term wordt alleen genoemd in een artikeltje over de Bologna-verklaring van de EU over het Hoger Onderwijs.
Over kenniseconomie zegt Wikipedia:
Kenniseconomie is een vrij abstract begrip uit de economie waarmee wordt bedoeld dat een significant deel van de economische groei voortkomt uit (technische) kennis. Het is een economie waarin de productiefactor 'kennis' een steeds belangrijkere plaats in neemt ten opzichte van arbeid, natuur en kapitaal (de drie traditionele productiefactoren). Dit past binnen de algemene verschuiving van arbeid in de landbouw, naar industrie naar diensten.
Kennis wordt dus steeds belangrijker in producten. Bij elke verbetering van een product wordt in feite kennis toegevoegd waarmee de waarde van dat product stijgt. Sommige producten bestaan in feite alleen maar uit kennis (een computerprogramma, bijvoorbeeld).
En dan het onderwijs. Bij veel onderwijsvernieuwingsplannen wordt de kennismaatschappij als gegeven én als uitgangspunt genoemd. Zo moet de uitval sterk worden verminderd (al heb je geen kennismaatschappij-reden nodig om dat te willen). Ook moet de doorstroming naar hogere niveaus en hoger onderwijs worden bevorderd. Daar zit natuurlijk een vreemde gedachtekronkel achter. Er zijn twee manieren om (veel) meer studenten te laten doorstromen naar het hoger onderwijs: het gemiddelde IQ flink laten stijgen of het niveau van het (hoger) onderwijs laten dalen. Thoenes gaf al aan, dat we juist de uitblinkers nodig hebben. Dan kan dit laatste dus niet de oplossing zijn!
Zou het werkelijk mogelijk zijn mensen slimmer te te maken? Zeker is, dat de hoeveelheid beschikbare informatie explosief is gegroeid. Een gemiddelde scholier krijgt momenteel in zijn schoolloopbaan al even veel kennis over zich uitgestort als een 17de eeuwse wetenschapper gedurende zijn hele leven. Blijkbaar zijn we wel in staat meer kennis te verwerven en een plek te geven. Biedt een student daarbij allerlei informatieverwerkende hulpmiddelen (inclusief slimmere vormen van onderwijs, zie ook Coen Free), dan zou je toch verwachten dat we in staat zouden moeten zijn er meer uit te halen? Ook het beeld, dat ontstaat rond de Einstein-generatie lijkt wat dat betreft mogelijkheden te bieden.
Waar lopen we momenteel dan tegenaan? We zijn nog druk op zoek naar de meest optimale onderwijsvormen én naar de manier waarop we dat moeten organiseren. Terug naar het traditionele onderwijs (wat immers gerelateerd was aan het industriële tijdperk), lijkt me niet het antwoord. Er speelt natuurlijk nog veel meer. Het tijdperk waarin mensen met een minimale inspanning het maximale willen bereiken (het Idols-effect) versterkt natuurlijk de zesjescultuur. Om iets te berieken, zul je keihard moeten knokken! Wat we nodig hebben, zijn de uitblinkers, de knokkers, de mensen die er voor willen gaan. Wat we ook veranderen aan het onderwijs, het stimuleren van de studenten om het uiterste uit zichzelf te halen, is een bittere noodzaak. Dan denk ik ook nog even terug aan de oudersgesprekken in 'de Aarde is plat' (de één na laatste alinea).