Ik had het er in een vorig bericht al heel even over: de Vier-in-Balans Monitor 2008. Alles bij elkaar een goed leesbaar rapport met veel informatie over de stand van zaken met betrekking tot de toepassing van ICT in het onderwijs.
Zo worden de resultaten van een aantal onderzoeken vermeld waaruit duidelijk naar voren komt dat ICT een duidelijk (positief) effect heeft (nou ja, kan hebben) op het leren. Daarbij wordt niet alleen aangegeven, dat het werkt maar ook onder welke omstandigheden het (het beste) werkt. Er wordt ingegaan op digitale prentenboeken, digitale schoolborden, simulaties, games, enzovoorts. De effecten van Web 2.0 kunnen nog niet echt duidelijk worden gemaakt omdat het nog maar weinig wordt toegepast. Twee zaken springen er uit: Skype en Second Life, hoewel dat laatste veel tijd kost en ook voor veel afleiding zorgt. Over het algemeen kun je stellen dat een adequate mix (blended learning) het meest effectief is. Ook wordt (op basis van een OECD-onderzoek) duidelijk gemaakt, dat ICT het beste werkt als het niet te weinig, maar vooral ook niet teveel wordt toegepast (zie plaatje). Blijft voor mij nog wel de vraag of dit geldt voor het totaalgebruik van ICT (de hele week achter een pc) of voor een bepaald vak (bij het vak Handel zit je altijd achter de pc, denk aan bijvoorbeeld ELO-base)
Het rapport gaat ook in op de visie van onderwijsinstellingen (scholen vinden dat dat beter kan), deskundigheid van docenten (schiet nog niet zo op), content (grote behoefte enerzijds, anderzijds blijven boeken belangrijk voor ouders en leerlingen), infrastructuur (grote tevredenheid).
Toch blijf ik met een paar vragen zitten. Het rapport roept bij mij een behoorlijk positief beeld op als je kijkt naar het gebruik van ICT in het onderwijs. In een aantal gevallen een wellicht te positief beeld, zeker de getallen, die door het management worden genoemd: Bijna 90% van de leerkrachten in het basisonderwijs gebruikt ICT, datzelfde geldt voor bijna 60% van de leraren in het VO en 70% van de docenten in het MBO. Nou geeft het rapport al aan, dat het door de geringe respons van managers indicatieve getallen zijn. Docenten denken er zelf dan ook wat genuanceerder over: zij geven getallen van respectievelijk 50% (bao), 40% (vo) en 65% (mbo) van (ver)gevorderd gebruik. Maar dan nog, kunnen we werkelijk inmiddels tweederde van de MBO-docenten als een (ver)gevorderd gebruiker beschouwen?
Als het gaat over de tevredenheid van scholen over het rendement van de investeringen blijf ik ook met wat vraagtekens zitten. "ICT draagt bij aan aantrekkelijk onderwijs en is ook van waarde voor een rijke leeromgeving en het zelfstandig leren", aldus een ruime meerderheid (80 tot 90%) van het management. Maar wat levert ICT daadwerkelijk op? In termen van betere leerresultaten, minder uitval, betere doorstroming, afname ziekteverzuim, 'return on investment'? Of mag je dat zo niet stellen?
Ook een aardige is de tevredenheid over de voorzieningen. Tot 90% van het management en tussen de helft en driekwart van de docenten is tevreden over de voorzieningen, het beheer en het onderhoud. Hoe moet ik dat rijmen met de kritische geluiden, die ik vaak om me heen hoor?
Verder is het aardig om de cijfers mbt tot het aantal leerlingen per computer (inmiddels gedaald tot 6 in bijvoorbeeld het vo) te combineren met het aantal uren per week, dat een leerling gebruik maakt van de computer (vo: 5 uren per week). Het resultaat moet dan passen in de gemiddelde lesweek. Dat klopt met pakweg een 30 lesuren in de week vrij aardig. Als je vervolgens kijkt naar de ambitie ten aanzien van het computergebruik over drie jaar (een verdubbeling in het vo), dan hebben veel scholen nog heel wat computers nodig of zullen ze massaal moeten overstappen op laptops!
Nog even tot slot: ondanks de vragen, die ik hierboven heb geformuleerd wil ik duidelijk maken dat ik het een goed en degelijk rapport vind dat inzicht geeft in een aantal ontwikkelingen. Ik realiseer me terdege dat ik met de ('kritische') vragen hierboven nou juist datgene doe, waar ik ander van probeer te weerhouden: baseer je niet op onderbuikgevoelens, geruchten en wandelgangengesprekken maar op harde cijfers. Van de andere kant: het meeste is natuurlijk geen praktijkonderzoek, maar een inventarisatie van meningen van mensen uit het veld. Dat maakt, dat ik toch benieuwd ben naar de mening van anderen: hoe passen de cijfers in jullie beeld?