Bij het nadenken over flexibele(re) opleidingen komt steeds meer boven water dat er sprake is van het zoeken naar een balans tussen effectiviteit enerzijds en efficiëntie anderzijds. Effectiviteit gaat over het leerresultaat, zeg maar over didactiek. Efficiëntie gaat over het organiseren tegen zo laag mogelijke kosten, de logistiek dus. En die twee kunnen behoorlijk op gespannen voet met elkaar staan.
Ik heb de afgelopen periode verschillende voorbeelden gezien (of er over gehoord) waarbij er sprake was van eigenlijk volledig flexibel onderwijs. Het gaat over opleidingen die door omstandigheden gedwongen zijn het onderwijs zodanig te organiseren dat studenten van verschillende opleidingen en verschillende leerjaren gezamenlijk maar wel zelfstandig onder begeleiding leerstof uit werkboeken doorwerken. Dat is prima te organiseren en is zeer flexibel want elke deelnemer kan op elk gewenst moment aan een opleiding beginnen en kan in zijn eigen tempo eventueel met vrijstellingen de hele stof doorwerken. Ik kan me levendig voorstellen, dat hierbij menig onderwijswenkbrauw gefronst wordt. Laat ik daar nou eens geen oordeel over geven. En waarom niet? Als je met heel beperkte middelen onderwijs moet organiseren kun je wellicht niet anders. Daarmee wordt duidelijk, dat er sprake is van een balans tussen didactiek en logistiek die voor een belangrijk deel door de beschikbare middelen wordt bepaald. Het gaat om het maken van keuzen!
Naarmate de schaarste groter is zullen de oplossingen meer opschuiven naar de meest efficiënte werkvormen. Nog even los van een financieel tekort: door delen van opleidingen zo te organiseren, komen er wellicht middelen vrij om ergens meer te besteden in de vorm van extra begeleiding, kleinere groepen, duurder materiaal, of juist het ontwikkelen van nieuwe vormen van onderwijs of lesmateriaal.
(Het is vaak lastig om (met name financiële) consequenties van bepaalde keuzen inzichtelijk te maken. De Onderwijscalculator (MBO2010) is een hulpmiddel waarmee dat tot op zekere hoogte wel kan!)
Het is juist de kunst om didactische en organisatorische aspecten zodanig te combineren dat een palet aan ontwerpprincipes ontstaat die gebruikt kunnen worden bij het effectief en efficiënt inrichten van het onderwijs met aandacht voor het individuele leertraject van elke student.
De didactiek van het CGO is gebaseerd op uitspraken als ‘Leren in de context van de praktijk’, ‘Effectief leren vraagt om een mix van werkvormen’, ‘Leren is een sociaal gebeuren’, ‘Deelnemers hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het leerresultaat’, enzovoorts. Het is in dit kader ook goed om te realiseren, dat een belangrijk deel van een opleidingsprogramma bestaat uit kennis, vaardigheden, inzichten en competenties die breed gedeeld worden door alle (mbo-)opleidingen. Grofweg kan worden gesteld dat een derde van de kennis, vaardigheden, inzichten en competenties algemeen zijn, een derde domeinspecifiek en een derde beroepsspecifiek. Dit biedt aanknopingspunten voor gedeelde onderwijsprogramma’s.
Waar het bij het bedenken van oplossingen daadwerkelijk om gaat heeft te maken met de werkvormen die in het onderwijs gehanteerd worden. Die variëren van zelfstandig werken, groepsopdrachten, instructie en klassikale lessen tot projectonderwijs, pgo, simulaties of mini-ondernemingen. Per onderwijssituatie kan uit deze werkvormen gekozen worden om het leerproces zo effectief mogelijk te maken.
Er zijn ook logistieke vuistregels te noemen die gebruikt kunnen worden om het onderwijs efficiënt(er) te kunnen organiseren. Het gaat daarbij om vuistregels als schaalvergroting (vergroting van groepen), modularisering (opdelen in kleinere eenheden), vergroten van onafhankelijkheid (onderwijseenheden die onderling losstaan van elkaar maar ook onderwijseenheden die zelfstandig kunnen worden doorgewerkt), inbouwen van buffers waar piekbelasting dreigt (overlooplokalen, extra beschikbaar personeel), brede inzetbaarheid (algemene lokalen, breed opgeleid personeel).
In het kader van de logistiek speelt natuurlijk ook het standaardiseren om te flexibiliseren.
Om te kunnen flexibiliseren hoef je lang niet alles te standardiseren, natuurlijk. Het zal duidelijk zijn dat maximaal standaardiseren niet echt leidt tot maximale flexibiliteit!
Het accent ligt op de informatievoorziening (gegevens, gegevensstructuren, informatieprocessen en applicaties) en tijd (gelijk begin en einde, denk aan periodisering om leerroutes op elkaar te kunnen laten aansluiten). Daarnaast ontkom je er volgens mij niet aan dat er ook gekozen wordt voor één onderwijsorganisatorisch model (denk aan de ballenbak van de Leijgraaf, het 4C-ID-model van Merriënboer of een opzet langs allerlei leerlijnen, zoals de Bie dat propageert).
Creatief gebruik maken van zowel didactische als logistieke vuistregels biedt tal van mogelijkheden om onderwijseenheden effectief en efficiënt te organiseren.
Hiervan zijn allerlei voorbeelden te geven:
- Onderling onafhankelijk maken van onderwijseenheden maakt de onderlinge volgorde minder belangrijk. De onderwijseenheden hoeven dan niet in een vaste volgorde te doorlopen worden. Dat biedt mogelijkheden voor een latere instroom van studenten door die gewoon te laten aansluiten bij groepen die al (wat) verder in de opleiding zijn.
- Didactisch kan het gewenst zijn dat er voor wat betreft complexiteit of zelfstandigheid een opbouw in onderwijseenheden zit terwijl er tegelijkertijd behoefte is aan een gevarieerde volgorde (zie vorig voorbeeld). Dit kan gerealiseerd worden door het onderwerp (thema) van de onderwijseenheid min of meer onafhankelijk te maken van het niveau of ontwikkelingsfase van een deelnemer. Een onderwijseenheid wordt afhankelijk van het niveau of opleidingsfase van de deelnemer voorzien van aanvullende informatie of extra begeleiding. Ook kan worden gevarieerd in de manier waarop groepen worden samengesteld door gevorderde studenten een andere (complexere) rol te geven dan minder gevorderde studenten.
- Het analyseren van het curriculum geeft inzicht in wat moet worden gekend en gekund. Specifieke kenniselementen kunnen uit (praktijk) opdrachten of beroepssituaties worden gehaald en door deelnemers zelfstandig worden uitgevoerd. Op die manier kan efficiënter omgegaan worden met de beschikbare contacttijd. Dit geldt tevens voor routinematige vaardigheden die door herhaling moeten inslijpen.
- Door het curriculum van verschillende opleidingen te analyseren op gemeenschappelijke kenmerken kunnen delen van die opleidingen ook gezamenlijk worden uitgevoerd in grotere groepen. Dat gebeurt al op veel plaatsen met taal, rekenen en ICT‑vaardigheden en leer‑, loopbaan‑ en burgerschapscompetenties. Dat kan echter ook voor meer domeinspecifieke vakken of thema’s.
In de praktijk kom je al veel van dit soort voorbeelden tegen. Het gaat er echter om, dat meerdere opleidingen gezamenlijk volgens dezelfde ontwerpprincipes aan de slag gaan (standaardiseren) om daadwerkelijk effect te hebben.