zondag 21 maart 2010

Van CGO naar GGO - Manifest van Coen Free

Naar aanleiding van mijn vorige bericht heb ik het Manifest van Coen Free opgevraagd omdat daar in het desbetreffende artikel sprake van was. Online is het niet te vinden (en eigenlijk vraag ik me af waarom) en dat is jammer omdat het wat lastiger maakt om op specifieke uitspraken in te gaan zonder ze hier over te moeten typen.

Het Manifest begint met 10 stellingen (hier overgenomen door Cees Hoogendijk). Het zou het verhaal sterker gemaakt hebben als het was opgebouwd rond die stellingen. Over het algemeen is het een pleidooi om het MBO te hervormen, beter gezegd, het competentiegerichte MBO. Het beschrijft de totstandkoming van de de nieuwe kwalificatiestructuur en de weeffouten die erin geslopen zijn. Ook gaat hij in op het onderliggende pedagogische-didactische concept (sociaal-constructivisme) en wat daar aan schort. Vervolgens geeft Free in een aantal punten aan wat er verbeterd zou moeten worden.

Een paar kernpunten uit het betoog (zonder volledig te willen zijn!)

  • De kwalificatiestructuur is in zijn huidige vorm zijn doel voorbijgeschoten. In plaats van de beoogde 140 kwalificaties is er toch weer een bouwwerk van pakweg 700 kwalificaties opgetuigd. Dat moet eenvoudiger kunnen. Kwalificatiedossiers moeten niet meer dan een paar A-viertjes omvatten.
  • De WEB is in feite een gedrocht van een wet, een mix van allerlei invloeden en gebaseerd op de verkeerde uitgangspunten
  • De rol van allerlei instanties als KBB's, COLO en SHL is op zijn minst discutabel te noemen.
  • Competenties vormen niet de goede basis voor een kwalificatiestructuur. Ze horen meer bij een werkomgeving dan een leeromgeving (en zijn zelfs daar alweer op hun retour) zijn niet helder te definiëren en bijzonder moeilijk te toetsen.
  • In de indeling in de huidige 4 niveaus is te fijnmazig.
  • Het streven naar een grotere praktijkcomponent is niet evidence-based. Free pleit voor een sterkere schoolcomponent.
  • Het sociaal-constructivisme is op zichzelf niet verkeerd maar zeker niet het enige pedagogisch-didactisch concept, dat een plek in het onderwijs zou moeten krijgen.

Ik laat nog even in het midden of ik het met alle punten eens ben. Op de eerste plaats worden in het manifest dingen genoemd, waar ik niet bij ben geweest, me niet bewust van ben geweest. Daar wil ik dus ook geen oordeel over vellen. Laat ik me beperken bij een aantal constateringen die in elk geval bij mij nog wat vervolgvragen oproepen.

  1. In één van zijn stelling noemt Free het competentiegericht onderwijs een levensgroot pleonasme. In het manifest gaat hij uitgebreid in op het competentiebegrip en de consequenties daarvan op het onderwijs. Tegen zijn kritiek op de competentiegerichte benadering is er weinig in te brengen: Competenties zijn lastig concreet te maken en moeilijk te beoordelen. In de praktijk leiden ze dan ook tot wat Free noemt het afvinkgedrag. Toch roept het mij het gevoel op van een semantische discussie. Als we letterlijk uitgaan van de definitie en dat doortrekken naar het onderwijs, dan zou je kunnen spreken van 'doorschieten'. Dan lijkt het de moeite waard om te spreken van CGO als pleonasme.
    Maar als we nou eens niet uitgaan van de letter maar van de geest van het CGO? Dan is zo'n stelling van CGO als pleonasme toch helemaal niet interessant? Competentiegericht onderwijs komt immers niet zomaar uit de lucht vallen, het was een reactie op de kritiek op het te theoretische en versnipperde onderwijs in het MBO. Competenties boden houvast voor een meer integrale benadering, van het daadwerkelijk kunnen toepassen van het geleerde in de context, in de praktijk. Afschaffen van CGO is dan niet aan de orde, wel het tegen het licht houden van het het concept in de geest van waar het ooit voor bedoeld was. Competenties dus wel als houvast maar niet als toetsingskader. Wellicht dat Free dat ook bedoelt als hij aangeeft CGO niet zomaar overboord te willen kieperen.
  2. In zijn pleidooi voor een mix van pedagogisch-didactische concepten stelt Free op een bepaald moment:
    'Een voorbeeld is de huidige trend om zoveel mogelijk buitenschoolse beroepspraktijk als hét ideale pedagogisch-didactische model te omarmen.'
    Vervolgens komt een aantal argumenten waarom dit onwenselijk is. Niet-evidence based, enzovoorts. Hier heb ik de indruk dat Free zelf een beetje doorschiet. De praktijkplaats zou wel een geschikte leerplek zijn maar alleen voor 'het inslijpen van vaktechnische kwalificaties, de kneepjes van het vak'. Er wordt biomedisch onderzoek aangehaald (zonder verwijzing of bronvermelding) dat voor werken en leren eigenlijk niet tegelijkertijd kunnen plaatsvinden. Ook worden voorbeelden gegeven waarin bedrijfsopleidingen niet leiden tot productiviteitsgroei. Dat alles moet dan tot de conclusie leiden dat de praktijk de beste leerschool niet kan zijn.
    Dit gaat mij veel te kort door de bocht. Dat in de nieuwe opzet er teveel accent op praktijkleren wordt gelegd, zou zomaar kunnen, maar de argumenten daarvoor zijn op zijn minst twijfelachtig te noemen.
    Terugkijkend op de tijd dat mijn milieustudenten hun schoolervaringen tijdens hun stage in de praktijk moesten brengen, kan ik niet anders dan concluderen dat ze daar juist leerden de losse eindjes aan elkaar te knopen, hun kennis, vaardigheden en beroepshoudeing te integreren. Het was in elk gevaal heel wat meer dan aan de lopende band bodemonderzoeken te doen. Verder durf ik te beweren dat ik heel wat leer tijdens mijn werk! Dat dat niet letterlijk tegelijkertijd gaat (op het ene moment ben ik aan het werk. Een uur, een dag of een maand later reflecteer ik daarop en trek conclusies), is ook weer een semantische discussie.
  3. Er is nog een ander dilemma dat mij bezighoudt. Aan de ene kant wordt de uitgebreidheid van de kwalificatiedossiers aan de kaak gesteld en wordt gepleit voor een paar A-viertjes. Aan de andere kant wordt de kwaliteit en de transparantie van de diploma's aangehaald.
    Een beknopte kwalificatiebeschrijving van een paar A-viertjes kan toch niet anders dan leiden tot heel verschillende interpretaties en daarmee nauwelijks overeenkomstige diploma's? De beschrijving van de vakkennis en vaardigheden in de huidige kwalificatiedossiers is op dit moment al bijzonder ruim te noemen. Neem nou het kwalificatiedossier voor een Milieufunctionaris. Een aanduiding van de vakkennis en vaardigheden gaat niet verder dan '..., Kennis van vaktermen, Kennis van werkplannen, Kennis van wet- en regelgeving, Leidinggeven, ...' (zie de uitwerkingen in deel C). Nog een aardig vraagstuk, lijkt me.

Free benoemt drie te nemen maatregelen: terugdringen van het aantal kwalificaties, aanpassen van de WEB om de huidige kwalificatiestructuur en de vier niveaus aan te kunnen pakken (hij denkt aan Funderend Beroepsonderwijs - niv 1, Middelbaar Vakonderwijs - niv 2 en 3 en Middelbaar Beroepsonderwijs - nov 4) en het terugdringen van de invloed van de KBB's.
Wat Free nadrukkelijk niet wil, is stoppen met CGO. Voor het de vormgeving van het onderwijs doet hij dan ook een aantal aanbevelingen waaronder gebruik van het Leids Didactisch Model van Monique Boekaerts en de denkbeelden van de Bono. Daarnaast een adequate mix van werkvormen waaronder het sociaal-constructivisme naast andere, directere vormen van instructie.

Wat kritische noten maar een goede inbreng in de discussie rondom CGO. Voor wie zich een duidelijk beeld wil vormen van het Manifest raad ik aan het document te bestellen en het zelf te lezen.

1 opmerking:

  1. Jan Lauwrens Haisma20 april 2010 om 11:44

    Het was een helder betoog. Veel van de punten die Free noemt zijn herkenbaar. Echter, ik heb me gestoord aan het feit dat hij doe wat hij anderen verwijt. Zo schrijft hij:

    "Deze leerpsychologie (sociaalconstructivisme) benadrukt dat leren een proces is van actieve kennisconstructie door de leerling zelf en niet van kennisoverdracht door een docent..."(blz. 25)

    Met dit soort uitspraken maakt hij een koppeling die in het sociaalconstructivisme niet te vinden is en is hij degene die de platitudes als 'kennis overdragen mag niet meer in cgo' de wereld in helpt. Ik verwacht van hem daarin ook meer nuance. en niet het zelfde doen wat hij anderen verwijt nl. ondoordacht dingen de wereld in strooien.

    BeantwoordenVerwijderen

Reacties zijn welkom