maandag 21 november 2011

30 jaar laboratoriumonderwijs: een verhaal over fusies en onderwijsvernieuwing

Afgelopen vrijdag werd bij ROC Eindhoven een reünie georganiseerd van medewerkers van 'het MLO', (middelbaar laboratoriumonderwijs) in Eindhoven. Deze opleiding werd nieuw gestart in 1981. Zelf heb ik daar gewerkt tussen 1982 en 1997 of 1998 toen ik een definitieve overstap naar een ICT-functie maakte.

Natuurlijk is het leuk om een hele hoop oud-collega's weer eens terug te zien, maar ik zag het ook als een mooie gelegenheid om eens te kijken wat er in die dertig jaren is gebeurd en veranderd in de opleidingen.

Toen ik 1982 startte bij het toenmalig IHBO (Instituut voor Hoger Beroepsonderwijs) wist ik nog niet wat voor organisatorische perikelen ik allemaal mee zou maken. Het MLO was indertijd nog gekoppeld aan het HLO, omdat daar de kennis van laboratoriumonderwijs aanwezig was maar ook omdat het in verband met de dure laboratoria goedkoper was om HLO en MLO in één instelling onder te brengen.
Het begon allemaal met de STC-operatie: Schaalvergroting, Taakverdeling en Concentratie waarmee een enorme fusiegolf in het HBO losbarstte. Het (toch al niet zo kleine) IHBO werd toen de Hogeschool Eindhoven. Kort daarop kwam er een vergelijkbaar proces in het MBO op gang op basis van de Wet SVM: Sectorvorming en Vernieuwing in het Middelbaar beroepsonderwijs.
In het kader daarvan moest het MLO ondergebracht worden bij andere scholen voor middelbaar beroepsonderwijs. Het bestuur van de Hogeschool besloot om het MLO eerst af te splitsen van het HLO. Een zelfstandige MBO-school met een eigen bestuur zou immers een betere positie hebben in de fusiebesprekingen dan een MBO-opleiding, waar de Hogeschool 'nog iets mee moest'. Eind jaren '80 kwam er een zelfstandig MLO Eindhoven tot stand. Alweer twee jaar later ging die school op in het Technisch Lyceum Eindhoven, het resultaat van een fusie met enkele andere MTS-scholen. Daarna kwam er nog een fusie: vrijwel alle instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs in Eindhoven gingen in 1996 formeel en in 2000 daadwerkelijk op in ROC Eindhoven. Daarmee was het voor de laboratoriumopleidingen niet gedaan. De School voor Laboratoriumtechniek verhuisde naar het gebouw van Fontys, je weet wel, de opvolger van Hogeschool Eindhoven zodat de laboratoriumopleidingen weer samen met HLO-opleidingen gebruik konden maken van de laboratoria. Een cyclus van bijna 20 jaar die uiteindelijk uitmondde in het zelfde resultaat als waar het mee begon.

Wat onderwijs betreft, is er inmiddels veel veranderd. En dat is maar goed ook. Toen het MLO van start ging, zag het lesrooster er nog heel overzichtelijk uit. Keurige theorievakken naast een behoorlijk aantal praktika. Ook Nederlands en Engels stonden op het rooster. Ik kan me herinneren dat de inhoud van de vakken vaak niet aansloot bij wat er in de beroepspraktijk nodig was. Op basis van het lesprogramma werden onderwerpen behandeld waarvan je je achteraf kunt afvragen, welke hobbyist er voor gezorgd had dat die onderwerpen behandeld moesten worden.

Inmiddels ziet het lab-onderwijs er in Eindhoven heel wat anders uit. Het onderwijs is er georganiseerd in leerlijnen. De integrale leerlijn omvat de beroepsgerichte vakken en loopt vooral langs 'integrale beroepsopdrachten', pgo-opdrachten waar studenten in kleine groepen aan werken. De opdrachten zijn allemaal gedocumenteerd terug te vinden in de elo (Fronter).
Daarnaast zijn er workshops en ondersteunende lessen waar aan de theorie wordt gewerkt. In de ondersteunende leerlijn zitten vooral de algemene vakken. Met name wis- en natuurkunde worden heel flexibel aangepakt op basis van een methode, die door één van de docenten in de afgelopen jaren is uitgewerkt. In de loop van de opleiding wordt de zelfstandigheid van de studenten steeds groter en wordt de didactiek daar op afgestemd.
Is er naast een onderwijskundige vernieuwing ook nog een andere vernieuwing waar te nemen? In de praktijk is er immers in de afgelopen jaren veel vernieuwd, veel onderzoek is vrijwel helemaal geautomatiseerd. Dat heeft het beroep van laborant heel erg veranderd. Wat er in elk geval is bijgekomen is de DNA-techniek. Het analyseren van DNA-monsters is tegenwoordig een fluitje van een cent.
Hoewel de schoollaboratoria in Eindhoven behoorlijk wat nieuwe apparatuur lieten zien, waren aanblik en werkwijze nog goeddeels te vergelijken met de laboratoria van dertig jaar geleden. Voor een onderwijsinstelling is die moderne apparatuur nou eenmaal niet te betalen! Voor een deel wordt dat ook wel goedgepraat: je leert nu eenmaal niet zoveel van een onderzoek, als een monster aan de ene kant in een machine gaat en er wat getallen aan de andere kant uitkomen. Didactisch kan het waardevol zijn om ook nog wat ouderwets handwerk te kunnen verrichten en de verschijnselen te kunnen verklaren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reacties zijn welkom