woensdag 23 november 2011

Open masterclass: breng leven in een leercommunity

Eerder schreef ik al over het fenomeen van de Open Masterclasses van de OpenU. Eén masterclass die ik graag gevolgd had, vond plaats op een tijdstip, dat ik niet kon: Hoe breng je leven in een online community? Maar ja, online is online en dus plaats- en tijdonafhankelijk. Op een moment dat ik voor mijn werk bezig was met het onderwerp kon ik mooi teruggrijpen op de opnamen van die masterclass.

Rob Koper en Jan van Bruggen gaan in op het thema Leernetwerken. Over dit onderwerp is in oktober ook een boek gepubliceerd door de OU.
Er zijn veel Communities of Practice: dat zijn communities met een gemeenschappelijk doel. De communities zijn georganiseerd via het internet. Samen leren kan ook zo'n doel zijn: leernetwerken. Voor het ondersteunen van die communities zijn er enorm veel tools beschikbaar. Bekend zijn blogs of discussiefora. Maar daarmee heb je nog geen community. Een community moet je zien als een sociaal netwerk. Daarvoor is het nodig dat mensen een bepaalde verbondenheid moeten voelen met die communitie.

Een leernetwerk is meer dan een klas: daar zitten leerlingen bij elkaar op één plaats, dat is een sociale groep maar nog geen leernetwerk. Naar de opvatting van van Bruggen is een leernetwerk:
Een online sociaal netwerk dat is ingericht voor informeel leren.
Hoe breng ik leven in een online community?
Er is afstemming nodig tussen individuen in een groep, de activiteiten die zij verrichten, de toiols die ze gebruiken en de context waarin dat gebeurt.

Volgens het model van Wenger  is er sprake van verschillende orientaties van een leernetwerk, zoals overleg, gesprekken, projecten, inhouden, toegang tot expertise, relaties, individuele deelname, bevorderen van communities, context steunen. Er zijn enorm veel tools, die die verschillende orientaties kunnen ondersteunen. Maar er is meer nodig.

Een leernetwerk doorloopt een aantal fasen waarin bepaalde activiteiten worden uitgevoerd, deels als groep, deels individueel. Er is sprake van zekere fase-overgangen, waar het in de praktijk vaak mis gaat. Daar moet je heel alert op zijn.
Het model van Stahl biedt daarvoor handreikingen.Het model bestaat uit twee domeinen, die met elkaar verbonden zijn: opbouw van gemeenschappelijke (groeps-)kennis en het opbouwen van individuele kennis. Tussen die twee domeinen zijn er relaties. Van Bruggen geeft een voorbeeld.

Een hobbyist schrijft iets over zijn hobby in een clubblaadje. Als het op een bepaald moment fout loopt omdat de muis het niet meer doet, ontstaat er een probleem. Voor het oplossen van dat probleem doorloopt de hobbyist een aantal stappen in een leercyclus. Er gebeurt immers iets, dat je niet had verwacht, dat niet past in het (impleciete) manier waarop hij 'de wereld kent en begrijpt'. Dat probleem krijgt op een bepaald moment de aandacht. Als het probleem wordt opgelost, ontstaat er een leercyclus, er wordt iets toegevoegd aan de kennis. 
Het probleem kan worden aangemeld op een forum. Het moet dan wel expliciet gemaakt worden. Als het eenmaal is aangemeld, is het de vraag wat er mee gaat gebeuren. Als er al snel een reactie komt, is de kans groot dat het wordt opgelost, als er niet binnen enkele uren een reactie is gekomen zakt de vraag weg in de vergetelheid. Het is ook zoiets als je in het water valt. Je moet niet 'help' roepen, je moet iemand adresseren: 'Hè jij daar, gooi eens een touw'. Als je in een forum iemand kunt aanspreken is de kans veel groter dat het vraagstuk wordt opgepakt.
Het is belangrijk, dat er in het forum iemand is, die de vraag toewijst aan een deskundige. Dat is een overgang in het leernetwerk. Vervolgens zal de groep er mee aan de slag moeten gaan. Ook dat is een overgang die niet vanzelfsprekend is. In dat proces moeten er een gedeeld begrip zijn van het probleem, daarna kan er groepskennis worden opgebouwd. Het is belangrijk, dat er sprake is van vertrouwen. Dat vertrouwen kan worden opgebouwd door bijvoorbeeld gebruik te maken van profielen.
In de laatste fase wordt een product opgeleverd (curtural artefact). In feite is dat het externaliseren (expliciet maken) van de groepskennis. Ook dat is weer een faseovergang.
(Model van Stahl, Bron: OU)
De groepskennis kan worden uitgewerkt tot bijvoorbeeld een FAQ. Maar je kunt er ook voor kiezen omdat niet te doen, omdat dan het groepsproces wordt bevorderd.


Hoe zorg je nu voor leven in de community? Van Bruggen geeft een aantal voorbeelden.
  • Articulatie: tools kunnen helpen om een bijdrage aan een forum te categoriseren en daardoor te articuleren. Is het een opinie? Is het om kennis op te bouwen? Daaronder kun je weer subcategorieën onderscheiden. Hier kan een tool dus helpen bij de discussies in een leernetwerk. Gevaar is wel, dat de discussie wordt overgestructureerd.
  • De omvang is belangrijk. Een community heeft een zekere kritische ondergrens van pakweg 50 tot 100 mensen om effectief te kunnen zijn en blijven. 
  • Dan is er nog de 90-9-1 regel: 90% bestaat uit lurkers, 9% doen wel wat, 1% is echt actief. Hoe krijg je een groter aantal actieve mensen. Dan moet er een zeker sociaal verband, een gemeenschappelijk doel zijn. De groep is verantwoordelijk voor het eindresultaat maar de individuen hebben daarin een eigen verantwoordelijkheid.
    In een heel actieve community zijn er voldoende antwoorden te vinden, zonder dat je daar zelf aan hoeft bij te dragen.
  • Zeker in het begin van een community heeft een moderator een belangrijke rol om vragen te kunnen koppelen aan zekere experts. Ook om niet-passende bijdragen te redigeren of te verwijderen. In een later stadium zou dat minder nodig moeten zijn.Een groepsblog kan ook een modererende rol krijgen.
  • Tooling is belangrijk. Niet een grote hoeveelheid van tools maar een beperkt aantal waarmee belangrijke aspecten in het leernetwerk vormgegeven kunnen worden (articulatie, profilering, moderatie). Wiki's kunnen ook belangrijk zijn om gemeenschappelijke kennis te maken.
  • Een leernetwerk heeft zekere gedragsregels. Maar een gedragscode is een emergente eigenschap van de community: het ontstaat geleidelijk.
Tijdens de masterclasses kwamen ook vragen binnen waarop antwoord gegeven werd:
  • Waarom werken veel communities niet die bijvoorbeeld op BlackBoard rondom cursussen worden ingericht? Simpel, mensen kennen elkaar en ontmoeten elkaar. Waarom dan moeilijk doen met zo'n forum? Hier is er geen meerwaarde.    
  • Vaak wordt Yammer gebruikt als tool. Wat je daarbij veel ziet, is dat de fragen die worden gesteld over de persoonlijke projecten. Er wordt niet echt kennis opgebouwd. 
  • LinkedIn zelf is geen community. Maar LinkedIn biedt wel een platform voor groepen. De tooling is wel erg beperkt om te spreken van leernetwerken. 
  • Kan Facebook of Hyves worden gebruikt voor leernetwerken met studenten. Studenten hebben vooral het gevoel, dat die tools van henzelf zijn, daar moet een school niet komen.


Belangrijkste conclusie om meer leven in een community te krijgen: structureer activiteiten, ga er niet vanuit dat het vanzelf gaat!

Meer informatie is te vinden op portal van de ou. Ook dat zijn leernetwerken!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reacties zijn welkom