Onlangs is het onderzoek van Berenschot naar de succesfactoren en de risico's van het Herontwerp MBO verschenen onder de titel 'De kracht van het Herontwerp MBO'. Ik zag dat Wilfred Rubens er ook al een stukje aan heeft gewijd. Mark79 geeft zijn commentaar van de website van Beter Onderwijs Nederland. Een belangrijk commentaar die beiden geven -en waarbij ik me aansluit- betreft de basis van het rapport. Het lijstje namen en het aantal deelnemers aan de versnellingskamersessies is natuurlijk wat aan de magere kant. Of het resultaat veel anders zou zijn geweest met een grotere participatie, valt te betwijfelen. Het gaat natuurlijk niet om een kwantitatief onderzoek. Ik vind wel, vertegenwoordigers van BON hadden in het lijstje eigenlijk niet mogen ontbreken.
Dan de inhoud. Te beginnen met de conclusie:
Hoofdconclusie van het onderzoek is dat, ondanks alle negatieve publiciteit, de urgentie en noodzaak van het herontwerp over het algemeen door alle betrokken actoren (bestuurders, uitvoerders en doelgroepen) wordt onderschreven. Het competentiegericht onderwijs vormt het adequate antwoord op de maatschappelijke problemen rond schooluitval en gebrekkige aansluiting tussen onderwijs en beroepspraktijk. Er zijn echter grote knelpunten in de uitvoering van, de regie en het toezicht op, en de communicatie over de operatie. Deze knelpunten moeten snel en krachtig ter hand worden genomen, voordat de toenemende negatieve publiciteit niet meer gekeerd kan worden en zowel uitvoerders als doelgroepen gaan afhaken. Gelet op deze knelpunten is wettelijk verplichte invoering van het herontwerp per 1 augustus 2008 naar het oordeel van Berenschot onhaalbaar.
Dit is de basis van het besluit van Marja van Bijsterveldt om de invoering nog een jaartje of twee uit te stellen, hier nog eens toegelicht in een toespraak voor de MBO-raad op 25 april.
Er worden heel wat kritische noten gekraakt. De regie is zoek, de communicatie onvoldoende, er moet meer gedaan worden aan deskundigheidsbevordering, er moet meer structuur en inhoud in het onderwijs en de organisatie moet worden verbeterd.
De inhoud van het rapport zou, naar mijn idee, door elke MBO-onderwijsinstelling doorgetrokken kunnen worden naar de eigen organisatie. Bekijk de kritische noten en ga na hoe het binnen de eigen organisatie met die punten is gesteld. Dat geeft inzicht en aanknopingspunten tot verbetering. Het beschreven 7-krachtenmodel en het Veranderingenkwadrant kunnen daarbij een prima ondersteuning bieden. Ik ga dat in elk geval binnen ROC Eindhoven wel aanzwengelen.
Ik wil nog een paar punten uit het rapport aanhalen:
- De door ons bevraagde middenmanagers van instellingen geven vrijwel allen aan dat hun instellingen beschikken over een implementatieplan voor het herontwerp van de opleidingen. Zoals eerder vermeld hebben de instellingen echter nog onvoldoende aandacht voor de consequenties van CGO voor hun interne organisatie en bedrijfsvoering.
- De vertaling van het CGO naar de organisatie en bedrijfsvoering van de instellingen laat volgens de geconsulteerde docenten en managers te wensen over. De gevolgen van CGO voor bijvoorbeeld aanwezigheidsregistratie- en studievoortgangsystemen zijn onvoldoende geanalyseerd en vertaald in oplossingen. Goede doordenking van huisvestingsconcepten voor CGO ontbreekt. Er is onvoldoende systematisch nagedacht over de eisen die CGO stelt aan de cultuur, structuur en de competenties van medewerkers, management en teams. Er vindt geen gecoƶrdineerde actie ter zake (vanuit bijvoorbeeld MBO Raad) plaats. Hier en daar is bij bepaalde instellingen wel sprake van initiatieven, maar deze zijn gefragmenteerd, weinig zichtbaar en er vindt nauwelijks kennisdeling over plaats tussen instellingen. Indien hier geen aanzienlijke inspanningen en investeringen, gevolgd door versnelde ontwikkeling en aanpassing van systemen en voorzieningen plaatsvinden, staat er over enkele jaren een nieuw opleidingenstelsel, waarvan de vruchten onvoldoende kunnen worden geplukt en dat onwerkbaar en niet te managen is.
- De door ons bevraagde middenmanagers van instellingen geven vrijwel allen aan dat hun instellingen beschikken over een implementatieplan voor het herontwerp van de opleidingen. Zoals eerder vermeld hebben de instellingen echter nog onvoldoende aandacht voor de consequenties van CGO voor hun interne organisatie en bedrijfsvoering.
Waaraan de volgende aanbeveling wordt gekoppeld:
Voor een efficiƫnte implementatie van het herontwerp is een goede doorrekening van de ermee gemoeide investeringen op alle verschillende onderdelen (herontwerp van de opleidingen, aanpassing organisatie en bedrijfsvoering, professionalisering en ondersteuning docenten, communicatie en afstemming met leerbedrijven en andere stakeholders) binnen instellingen noodzakelijk.
Binnen het project Flexibel Leren wordt gewerkt aan een referentie-architectuur en een onderwijsorganisatiemodel. Dat zou de basis moeten zijn voor een simulatie waarmee kan worden nagegaan op welke manier CGO georganiseerd kan worden. Hier wordt dus al gewerkt aan draagvlak voor die oplossingen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reacties zijn welkom