Posts tonen met het label politiek. Alle posts tonen
Posts tonen met het label politiek. Alle posts tonen

woensdag 31 oktober 2012

Het onderwijs in het regeerakkoord 2012

De digitale inkt van het Regeerakkoord 2012 is nog 'nat' maar nu het beschikbaar is, ben ik nogal nieuwsgierig wat 'Den Haag' voor het onderwijs in petto heeft. In de inleiding staat:

"We investeren extra in onderwijs en stellen hogere kwaliteitseisen aan leraren en schoolleiders. Ook dat is solide en sociaal."
En in het onderwijshoofdstuk:
"Het belang dat wij hechten aan goed onderwijs, wordt onderstreept door het feit dat wij onderwijs buiten de bezuinigingen hebben weten te houden en er in deze crisistijd zelfs in investeren." 

Als je de doorrekening van het CPB bekijkt, staat er echt, dat er zo'n 900 miljoen wordt geïnvesteerd in het onderwijs (zie blz 33). Dat is een hele hoop geld. 200 miljoen voor het afschaffen van de langstudeerboete, 700 miljoen als 'intensivering'. Daarvan is overigens 250 miljoen voor het MBO bestemd.
Al wordt die berg geld enigszins gerelativeerd als aan de besparingenkant staat dat er de komende jaren 1 miljard op het onderwijs wordt bezuinigd. Ook dat staat in de doorrekening (zie blz 28). Solide en sociaal...

Als je vervolgens kijkt, wie de rekening betalen: afschaffing van de gratis schoolboeken, een korting op het hoger onderwijs, minder opleidingen in het MBO, sociaal leenstelsel en de OV-kaart van studenten wordt omgezet in een kortingskaart, er wordt niet meer geïnvesteerd in innovatie van het groen onderwijs en ook de investeringen in onderwijsvernieuwingen vervalt, kenniscentra worden samengevoegd.

Een aantal maatregelen lijkt toch wel interessant:

  • Er wordt veel gedaan aan professionalisering van docenten en schoolleiders.
  •  'Er worden afspraken gemaakt met de onderwijssector over onder andere 'het zo effectief mogelijk benutten van kostbare onderwijstijd'. Daarbij wordt 'de huidige wettelijke onderwijstijdnorm gemoderniseerd'. Dat zou goed nieuws kunnen betekenen voor de mogelijkheid om (meer) afstandsleren in te zetten. (Daarover binnenkort meer). Hoewel het ook zou  kunnen betekenen, dat er nog wat harder gecontroleerd wordt op het halen van de norm, blijven we voorlopig optimistisch. 
  • Het Lerarenregister wordt (vergelijkbaar met de Wet BIG in de Zorgsector) van 2017 verplicht gesteld. Dat gaat consequenties hebben voor het HR-beleid. Slecht presterende leraren moeten makkelijker kunnen worden ontslagen. 
  • Jet Bussemaker mag met een stofkam door het onderwijs om allerlei administratieve verplichtingen en voorschriften uit het onderwijs te kammen. Dat hebben we al vaker gehoord en blijkbaar nog niet veel opgeleverd, zodat het nog een keertje moet gebeuren. Maar toch...
  • 'Focus op vakmanschap' gaat door maar met een wat realistischer tijdpad. 
  • Minder opleidingen en uitstroomprofielen in het MBO en HBO is ook al een oude wens. Kleine opleidingen worden afgebouwd. Ik ben benieuwd of dat bedoeld is voor heel specialistische opleidingen als instrumentmaker of goudsmid of dat er een minimumnorm komt waaronder opleidingen binnen een roc of aoc niet meer aangeboden kunnen worden. 
  • Er komt een Techniekpact tussen onderwijs en bedrijfsleven. 
  • Er wordt stevig bezuinigd op de Kenniscentra, als die al niet helemaal opgaan in de Stichting Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven (het voormalige COLO). 
  • De gratis schoolboeken verdwijnen weer. 
  • Maar het onderwijs komt ook op andere plekken in het regeerakkoord terug. Er komt zoiets als TBO, 'onder toezichtstelling van het onderwijs', vergelijkbaar met TBS dus. Benieuwd, wie dat mag gaan uitvoeren. 
Er worden bruggen gebouwd, met name tussen bezuinigingen en investeringen...

woensdag 30 november 2011

Onderwijs verliest het vertrouwen in de politiek

DUO-onderwijsonderzoek (niet te verwarren met een afdeling van DUO, de Dienst Uitvoering Onderwijs) heeft een onderzoek uitgevoerd naar de mate waarin leraren en directeuren van het basis - en voortgezet onderwijs vertrouwen hebben in regering, Minister en Staatssecretaris van Onderwijs en politieke partijen.



Eén ding is zeker: als het onderwijs het voor het zeggen had, zou er een politieke aardverschuiving plaatsvinden.  Het onderzoek is voor het eerst uitgevoerd in 2010, toen het kabinet Rutte net was aangetreden. Het tweede onderzoek dateert van september 2011, toen het kabinet het eerste jaar volgemaakt had.

Vrijwel zonder uitzondering is het vertrouwen in de regering, de minister en straatssecretaris voor Onderwijs fors gedaald. In 2010 had nog ongeveer 75% vertrouwen in de Minister van Onderwijs, dan wel gaf men haar het voordeel van de twijfel. Die score is gezakt tot ongeveer 40%. Op de stelling "dit kabinet helpt het basis/voortgezet onderwijs vooruit" is de score dramatisch gedaald.

Waar 50% in 2010 nog aangaf het niet met die stelling eens te zijn, is dat in 2011 opgelopen tot 75%. In het onderwijs zou men dit kabinet dus graag zien vertrekken. Helaas, waar men vorig jaar nog dacht dat het kabinet waarschijnlijk de rit niet zou uitzitten, is men inmiddels gaan inzien dat dat er toch wat beter (voor het kabinet) dan wel slechter (voor het onderwijs) uitziet.

Er is ook geïnformeerd naar het vertrouwen in de plannen van de politieke partijen. In het basisonderwijs scoren VVD en PVV verreweg het minst, de beste plannen voor het basisonderwijs komen van D66, PvdA en Groen Links. In het voortgezet onderwijs zijn de verschillen nog wat groter. Ook hier scoren VVD en PVV slecht, D66 steekt met kop en schouders boven de rest uit. SP, PvdA en Groen Links hebben nog een beetje krediet.

Hoe zou de Tweede Kamer er uit zien? Eerst het basisonderwijs...

Vervolgens het voortgezet onderwijs:

Leuk, goed dat we dit weten, toch?

Ik heb het onderzoek met veel belangstelling (en een beetje leedvermaak) gelezen. Toen ik het uithad, kwamen de echte vragen. Wat kunnen we hiermee? Wat is het verhaal achter de cijfers? Dat is in het onderzoek niet terug te vinden. Wie heeft eigenlijk de opdracht gegeven voor dat onderzoek? Ook dat is nergens terug te vinden. Wat maakt nu, dat men zo weinig vertrouwen heeft in de politiek? Daar kun je wel van alles bij bedenken, maar is dat wel zo? Dat is immers niet onderzocht. Wat dat betreft: leuk verhaal, maar erg dun en weinig toepasbaar. Eigenlijk een beetje zonde.

Dan toch maar zelf op een klein onderzoekje uitgegaan. Neem nu het succes van D66. Een hoge waardering van de D66-onderwijsplannen, resulterend in een hoge score bij de virtuele verkiezingen. Eens even kijken wat D66 dan te bieden heeft. Een klein citaat:
Bij D66 staat onderwijs op één. D66 investeert structureel €2,5 miljard extra in het onderwijs. Goed onderwijs is de basis voor de zelfontplooiing van ieder individu en voor de toekomstige welvaart en het welzijn van Nederland. D66 wil, juist in deze economisch moeilijke tijden, investeren in onderwijs en kennis, omdat dit de beste belegging is voor de toekomst. Investeren in het salaris, de opleiding en de arbeidsvoorwaarden van docenten, in voor- en vroegschoolse educatie, in vermindering van schooluitval en in kennis en innovatie. Zodat ieder individu de kans krijgt het beste uit zichzelf te halen. Een leven lang.
Dat klinkt goed, daar trek je duidelijk kiezers mee. In grote lijnen: ok. Ik zou wel wat concreets terug willen zien voor die salarisverbeteringen.
Maar toch, dit is wel weer weinig cijfers achter het verhaal. 2,5 miljard, onderwijs op één. Meer cijfers zijn er niet (nou ja 66 in D66). Laat men zich daardoor niet een beetje lijmen? Ik heb dan ook een donkergroen vermoeden dat de uitwerking van deze plannen ook wel eens wat deceptie in een politieke barometer zou kunnen laten zien...

vrijdag 29 april 2011

MBO moet innoveren met ICT om productiever te worden

Het MBO staat voor een belangrijk kruispunt. Een aantal ontwikkelingen dreigt een deel van het fundament onder het MBO af te breken. Denk aan de aanstaande grote uittocht aan leraren door de aanstormende vergrijzing, de financiële krapte bij veel instellingen, en dat gecombineerd met een aantal bezuinigingen (aangekondigd als 'verschuivingen op de begroting'). Daar bovenop nog een herstructurering in de vorm van het Actieplan MBO 'Focus op Vakmanschap', dat recent door de Minister van Onderwijs is gepresenteerd. Daarbij gaat het onder andere om een combinatie van meer verplichte contacturen per jaar, minder praktijkuren en de verkorting van de curriculumduur van 4 naar 3 jaar voor een groot deel van de opleidingen.
Alles bij elkaar wordt van MBO-instellingen meer verwacht terwijl er minder middelen beschikbaar zijn, De visie van het kabinet is dat het allemaal best wat efficiënter kan en het beleid daar dan ook op is gericht.  Dat levert een aantal uitdagingen op voor de sector die zonder een aantal noodzakelijke innovaties niet kunnen worden opgepakt, zeker niet met een calculerende overheid die met een aantal beperkende regels de onderwijsinstellingen de ruimte ontneemt om die innovaties vorm te geven.
Meer met minder kan alleen als de productiviteit van het onderwijs toeneemt. In de praktijk betekent dat meer leeropbrengst per onderwijsuur. Er zijn allerlei maatregelen te bedenken, die over het algemeen alleen op korte termijn soelaas kunnen bieden. Grotere klassen, docenten meer uren voor de klas zetten, bijvoorbeeld. Dat zijn echter ook oplossingen, die het ziekteverzuim en de uitstroom van docenten uit het onderwijs zullen versterken. Verbeteren van de bedrijfsvoering zodat docenten minder tijd hoeven te besteden aan het oplossen van allerlei ad hoc problemen en allerlei administratieve taken lijkt ook een stap in de goede richting. Dat zal echter niet die extra onderwijstijd opleveren, die nodig is.
Om meer rendement uit een onderwijsuur te krijgen is het noodzakelijk dat het onderwijs wordt geëxtensiveerd. Studenten moeten meer zelf doen en ICT zal daarbij een belangrijke rol moeten spelen. Op zich niets nieuws onder de zon: een deel van het onderwijs kan worden ingericht in de vorm van 'e-learning'. Dat betekent dat leerlingen en studenten een deel van het onderwijs aangeboden krijgen met digitaal lesmateriaal met begeleiding op afstand.
In tegenstelling tot tal van andere sectoren hebben investeringen in ICT in het onderwijs nauwelijks geleid tot een duidelijke productiviteitstijging. Er zijn talrijke voorbeelden te noemen waarbij ICT wordt ingezet in het onderwijs zelf (digitale leermiddelen, digitale leeromgevingen) of ter ondersteuning van het onderwijs (cijferinvoer, begeleiding, presentieregistratie) maar dat gebeurt maar zelden structureel of instellingsbreed op basis van een duidelijke didactische of organisatorische instellingsvisie. Blijkbaar heeft het tot nu toe aan een echte noodzaak ontbroken om door te pakken. Met de genoemde problemen bonst die noodzaak om met behulp van ICT het onderwijs productiever te maken echter aan de voordeur van de onderwijsinstellingen. Dat vraagt om een heldere visie en duidelijke sturing van de scholen maar ook een overheid die de ruimte biedt om die innovaties te realiseren.
Bestuurders moeten een visie uitwerken op welke manier ICT kan bijdragen om het onderwijs productiever te maken en daar vervolgens ook duidelijk op moeten sturen (ook wat betreft de ICT-competenties van docenten!). Tot nu toe zijn implementatiestrategieën vaak gericht op 'verleiding' in de hoop dat een goed voorbeeld vanzelf zal leiden tot een verbreding. Tal van experimenten hebben in het verleden laten zien, dat dat niet werkt. Hier valt nog het een en ander te verbeteren.
Een belangrijke externe belemmerende factor is de huidige regelgeving rondom onderwijstijd. In het MBO tellen alleen de uren die een student aantoonbaar op school besteedt aan onderwijsactiviteiten onder begeleiding van een bevoegd docent mee voor de verplicht te halen norm van 850 klokuren les per jaar. Dat is inclusief de stage in een bedrijf. Op zich is er niets verkeerd aan een norm, die bepaalt hoeveel uur er minimaal lesgegeven moet worden. Naleving van de regel heeft echter een grotere prioriteit gekregen dan de kwaliteit van het onderwijs. Dat heeft bijvoorbeeld geleid tot de beruchte ophokuren: zet wat studenten bij elkaar in een klas met een docent erbij en er kan weer een onderwijsuur worden geregistreerd. Niet het leerrendement staat centraal maar de naleving van de regels. En juist die regels maken dat e-learning niet als onderwijstijd kan worden betiteld. Met deze strikte definitie van onderwijstijd is het de overheid zelf die de noodzakelijke innovaties in de weg staat. De ambities van Nederland Kennisland gaat niet alleen om meer geld voor het onderwijs, ook om ruimte om modern onderwijs mogelijk te maken.

dinsdag 1 februari 2011

Passend onderwijs?

Recent heeft de Minister van Onderwijs een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over Passend Onderwijs. Eerlijk is eerlijk, het is niet zo mijn onderwerp. (Wie er meer over wil meten kant terecht op de website www.passendonderwijs.nl.) De reden dat ik er op kom heeft te maken met een discussie die ik had over verschillende redenen om onderwijs te flexibiliseren. Uit de discussie kwam naar voren dat er eigenlijk vooral sprake moet zijn van een noodzaak. De invoering van de referentiekaders taal een rekenen, bijvoorbeeld. Natuurlijk zijn er nog veel andere noodzaken te noemen, maar daar gaat het even niet om. Het beleid rondom Passend Onderwijs zou ook snel zo'n noodzaak kunnen blijken te zijn.
Het komt er kortweg op neer dat leerlingen met een grote zorgbehoefte weer terecht moeten kunnen in het gewone onderwijs. Ik heb de brief aan de Tweede Kamer eens doorgelezen (niet echt bestudeerd, het is per slot van rekening mijn onderwerp niet zo). In eerste instantie klinkt het allemaal heel logisch. Er werd in het verleden een regeling getroffen voor leerlingen met een zorgbehoefte met de veronderstelling dat het aantal zich wel zou stabiliseren. Welnee, de regeling was zo goed doordacht en uitgevoerd dat het aantal indicaties met 65% steeg. En dus moet het roer om en moeten de leerlingen weer terug naar het gewone onderwijs. Als je brief leest, lijkt het allemaal heel logisch. Het systeem kraakt in zijn voegen, leerlingen worden ten onrechte gestigmatiseerd, dat moet beter kunnen.
Maar als je dan wat doordenkt, beginnen er wat nekharen te kriebelen. Om eens paar dingen te noemen:
  • Veel scholen voor speciaal onderwijs voldoen niet, hebben het predikaat zwak of erger, ondanks het feit dat daar de specialisten zitten als het gaat om deze leerlingen. Dus sturen we de leerlingen weer naar het gewone onderwijs waarvan bekend is dat de docenten niet zijn toegerust om die zorg te verlenen.
    "Verder laat de kwaliteit van het (speciaal) onderwijs voor kinderen die meer dan gemiddelde aandacht behoeven te wensen over. Van de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs staat bijna 30 procent onder verscherpt toezicht. De helft van de leraren in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs lukt het niet om het onderwijs goed af te stemmen op verschillen tussen leerlingen, omdat zij hiervoor onvoldoende zijn toegerust."Het probleem wordt onderkend maar gewoon bij de bestuurders op het bordje gemikt, want die zijn toch overal verantwoordelijk voor.
  • Hadden we het er Dijsselbloem indertijd niet over dat allerlei maatschappelijke problemen niet over de schutting van de scholen mochten worden gegooid? Nu gaat het niet zozeer om een nieuw maatschappelijk probleem maar om de verschuiving van een probleem van het speciaal onderwijs naar het reguliere onderwijs, maar toch. Voorbeeld:
    Scholen in het primair en voortgezet onderwijs hebben in het nieuwe stelsel een zorgplicht. Dit betekent dat wanneer ouders hun kind op een bepaalde school aanmelden, deze school de taak heeft dit kind een zo goed mogelijke plek in het onderwijs te bieden, tenzij dit een onevenredige belasting vormt voor de school.
    Dat laatste is natuurlijk een hele gerustelling, vooral omdat het zo SMART is geformuleerd.
  • De Minister uit haar zorg over de sterke toename van het aantal zorgleerlingen. Er wordt gesteld dat dat komt omdat de bestaande regeling daartoe uitnodigt. Ik kan er me vanalles bij voorstellen. Maar is dit nou goed onderzocht? Of zijn in het verleden veel zorgleerlingen onderbelicht gebleven omdat er geen geld was om ze goed te testen en te plaatsen? Ik heb wel zo'n vermoeden, dat het eerste het geval is, maar een evidence based onderbouwing vind ik in het stuk niet terug. Dat wordt anders wel van het onderwijs vereist...
  • Gelukkig is er een implementatieplan. Maar veel meer dan wat wetswijzigingen en het over de schutting gooien bij wat instanties als DUO en de Inspectie heeft dat plan niet om het lijf.
  • Een bezuiniging van 300 miljoen die wordt uitgelegd als een verhoging van 200 miljoen ten opzichte van het oorspronkelijke budget...
  • Wat me vooral irriteert aan dit type beleidstaal is het vooraf inboeken van allerlei resultaten als vanzelfsprekendheden:
    • "... Dit zorgt ervoor dat kinderen met een zorgbehoefte op efficiëntere wijze een zo goed mogelijk passend onderwijsaanbod krijgen, minder leerlingen thuis hoeven te zitten, en leraren meer merken van de middelen die beschikbaar zijn voor leerlingenzorg."
    • "De samenwerkingsverbanden zijn daarmee groter dan nu het geval is voor de WSNS-systematiek. Dit maakt de samenwerkingsverbanden slagvaardiger en zorgt ervoor dat ouders niet van het ene naar het andere samenwerkingsverband worden gestuurd."
    • "Scholen hebben verder een prikkel tot zo min mogelijk bureaucratie binnen samenwerkingsverbanden doordat scholen zelf de kosten dragen van meer bureaucratie. Wanneer het samenwerkingsverband niet uitkomt met de gebudgetteerde middelen, zullen zij uit hun reguliere bekostiging moeten putten."
    • "Een heldere verdeling van verantwoordelijkheden voorkomt dat zorgleerlingen worden doorgeschoven, wat nu nog vaak gebeurt. Daarmee biedt dit een oplossing voor de steeds verdergaande labeling en doorverwijzing van kinderen en het grote aantal kinderen dat jaarlijks een periode thuis zit."
    • Enzovoorts
Ik denk dat er veel reden is voor zorg. Voor de leerlingen, die extra zorg nodig hebben, voor de scholen die het op hun bordje krijgen, voor de docenten die het voor hun kiezen krijgen. Kunnen we niets bedenken als "Passend Onderwijsbeleid"?

vrijdag 9 mei 2008

Onderwijs in de Sociale Agenda

Het is alweer een tijd geleden dat de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) is samenwerking met het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken (TSS) en de Volkskrant een project uitvoerden om het publiek te vragen mee te denken over een sociale agenda. Het resultaat is een boekwerk '30 plannen voor een beter Nederland', dat ik sinds vorige week heb. In dit boekwerk wordt op 7 terreinen door een deskundige op basis van de resultaten van het project een visie gegeven, die vervolgens door 2 co-referenten nog eens onder de loep worden genomen. Er werd specifiek gevraagd om ook te kijken naar de kosten en de baten van de plannen.

Jaap Dronkers is gevraagd om zijn visie te geven op de manier waarop het onderwijs kan zorgen dat talenten van jongeren beter worden benut. Hij beperkt zich tot het basis- en voortgezet onderwijs omdat daar het rendement van de investeringen het grootst is, zowel in omvang van het aantal leerlingen als in het realiseren van de noodzakelijke basiskennis en -vaardigheden, nodig voor een succes in een latere loopbaan. Het is niet helemaal duidelijk of de maatregelen, die hij noemt, nu expliciet voor die sectoren geldt of ook doorgetrokken dienen te worden naar het beroepsonderwijs en hoger onderwijs.
Hij noemt een aantal maatregelen effectiever te maken (hij noemt er vier maar gooit er een paar op een hoop, zodat ik eigenlijk op wat meer maatregelen uitkom).

  1. Hij pleit voor een bepaalde vorm van concurrentie door grootschalige scholen bestuurlijk op te knippen in kleinere eenheden. Die concurrentie om leerlingen en leerkrachten moet de kwaliteit positief beïnvloeden.
    Het gaat daarbij overigens niet zozeer om het realiseren van kleine scholen, die blijken niet effectiever te zijn dan grote scholen.
  2. Het bestuur van een school moet een aangelegenheid zijn van ouders, onderwijsgevenden en maatschappelijke partijen. Dat bevordert het gevoel van betrokkenheid en daarmee de kwaliteit.
  3. Een centraal schriftelijk examen, zodat de resultaten onafhankelijk getoetst kunnen worden. Er moet meer nadruk worden gelegd op kennis dan op diploma's.
  4. De invloed van de inspectie moet worden beperkt tot de resultaten. In elk geval geen bemoeienis van de inspectie met de processen. De inspectie moet de mogelijkheid hebben om sneller scholen te sluiten of zelfs failliet te kunnen laten verklaren als ze slecht presteren in termen van gerealiseerde kennisontwikkeling.
  5. De professionaliteit moet worden verbeterd door meer universitair geschoolden in te zetten, in eerste instantie op sleutelposities, later op meer plaatsen.
  6. Stapelen en doorstromen moet worden gestimuleerd. Talenten kunnen zich ontwikkelen, ook in een later stadium. Door daar geen gelegenheid voor te bieden, worden talenten verspild.

Dronkers gaat in een paar aparte paragrafen in op het (beter) benutten van talenten. In zijn analyse laat hij zien dat echt onbenut talent onder autochtonen nauwelijks nog voorkomt maar des te meer bij (kinderen van) migranten. Over de kosten en baten geeft Dronkers aan, dat eigenlijk alleen de maatregelen met betrekking tot de professionalisering geld kosten, hij schat dat op pakweg € 850 miljoen structureel. Niet zoveel in vergelijking met de kosten van de klassenverkleining in het basisonderwijs van € 640 miljoen, waar menig deskundige al had aangegeven dat dat een bijzonder ineffectieve maatregel was. Bovendien is er al een behoorlijke pot van € 700 miljoen voor het tegengaan van het docententekort.

Ik had van een onderwijskundig hoofdstuk in een dergelijk boek toch meer verwacht! Het artikel is een beetje zurig van toon. Een opmerking als 'veel ROC's zijn trieste voorbeelden van dergelijke onderwijsmonopolies' past meer in een (persoonlijke) column dan in een expert-essay. Bovendien vraag ik me af, of deze maatregelen de problemen in het onderwijs echt oplossen of dat er sprake is van wishful thinking, gebaseerd op allerlei aannames (meer concurrentie, 'dus' effectievere scholen?).

In een tweetal commentaren geven Kete Kervezee (Onderwijsinspectie) en Roel Gordijn (directeur bij het Overboschcollege, een 'zwarte school' in Den Haag) weerwoord. Daarbij wordt het concurrentieverhaal en bestuurlijke betrokkenheid van tripartite besturen in twijfel getrokken. Kervezee is het eens met eindexamens, ook op basisscholen om scholen op die manier te dwingen meer openheid te geven over de leerresultaten. Zij vraagt in elk geval meer aandacht voor de ongediplomeerde uitval, het beperkte taalniveau en de toenemende agressie op scholen. Gordijn geeft aan, dat hij het accent liever op het leren legt dan op eindexamens. Over het belang van professionalisering en de inzet van hoger opgeleiden zijn ze het allemaal eens.

woensdag 30 april 2008

Petitie

Beter Onderwijs Nederland vraagt is bezig met een petitie aan de Tweede Kamer om een Parlementair onderzoek uit te laten voeren naar de stand van zaken van het onderwijs in het HBO en MBO. De petitie wordt ondersteund door een begeleidende brief en is gehost op een externe website. (Daar is wat commotie over ontstaan, omdat er door de externe partij blijkbaar om donaties wordt gevraagd. Maar dat is verder niet zo interessant.)

Ik heb me afgevraagd: moet ik die petitie nou ondertekenen of niet? Ondertekenen betekent extra steun om een dergelijk Parlementair Onderzoek daadwerkelijk te laten uitvoeren. Wellicht komt daar boven water dat CGO op zichzelf helemaal niet zo verkeerd is, dat er veel misverstanden over bestaan, maar dat het vooral schort aan de invoering en uitvoering. Niet in de laatste plaats door ondoordachte acties vanuit de politiek.
Maar ondertekenen betekent ook: onderschrijven van de standpunten van Beter Onderwijs Nederland. En ondanks het feit dat BON een aantal misstanden terecht aan de kaak stelt, kan ik me niet vinden in de conclusie dat alles wel weer goed komt als oude, docentgecentreerde onderwijs weer terugkomt.

Dus geef ik mijn handtekening toch maar niet. Benieuwd naar de stand? Die blijft naar mijn idee al een tijdje steken op een niveau dat toch niet helemaal overeenkomt met wat BON beweert over de omvang van de onrust in het onderwijs...

zaterdag 5 april 2008

Internetdemocratie

Wat hebben Rita Verdonk en Andrew Keen niet met elkaar gemeen? Rita gelooft in de internetdemocratie, Andrew Keen niet, nou ja, plaatst er heel wat kanttekeningen bij.

Rita Verdonk heeft haar beweging 'Trots op Nederland' gelanceerd.
(Nog een persoonlijk advies aan haar en haar kiezers: lees Freakonomics. Heel veel van de voorgestelde maatregelen zijn schijnmaatregelen die gewoon niet gaan werken. Gewoon wat oneliners die lekker liggen bij het wat conservatievere deel van de bevolking maar die in de complexiteit van de huidige samenleving echt niet gaan werken.)

Verdonk wil de kiezers meer betrekken bij de politiek en wil daar internet voor gaan gebruiken. Politiek 2.0! Laat de burger zelf meedenken bij de plannen. Is dat een goed idee? Daar kun je op verschillende manieren tegen aan kijken.

Het is altijd een goed idee is om mensen meer te betrekken bij de politiek. En natuurlijk is internet daar een prima medium voor. Discussiefora, wiki's, online stemmen of enquêteren en allerlei andere middelen staan ter beschikking om mensen hun mening te laten geven. Een welhaast ultieme toepassing van 'wisdom of crowds'.
Andrew Keen denkt daar duidelijk anders over. Keen is uitgenodigd om de Globaliseringslezing 2008 te geven. Hij heeft niet zoveel op met web2.0 omdat het daarbij vooral gaat om het verheerlijken van het amateurisme. 'Het internet is plaats waar mensen naar toe gaan om te debatteren maar om bevestigd te worden in wat ze al dachten'.
Nou is niet iedereen een fan van Keen. Wilfred Rubens gaf al een reactie op zijn weblog op de keynote van Keen op de Online Educa in Berlijn waarin hij een aantal uitspraken van Keen relativeert.

Toch zou ik de uitspraken van Keen ter harte willen nemen als het gaat om een rechtstreekse beïnvloeding van de politiek door de burger om de hoek. De mening van een meerderheid is niet noodzakelijkerwijs de beste mening! In 'the tragedy of the commons' wordt beschreven hoe een samenleving ten onder kan gaan als iedereen uitgaat van zijn eigen belang (wat op zichzelf voor elk individu een heel rationeel uitgangspunt is).Dit geldt met name als de relatie tussen oorzaak en gevolg erg ver uit elkaar liggen of als iedereen zich laat leiden door wat de buurman ook doet (wie laat zijn auto staan in verband met het broeikaseffect?). Dat vraagt om een entiteit, die namens iedereen én in het belang van iedereen besluiten neemt die wellicht ingaan tegen wat de meerderheid wil (als niemand de auto wil laten staan omdat de buurman dat ook niet doet, dan zal iemand moeten ingrijpen...)

Kortom, democratie 2.0 is wellicht niet de beste vorm van democratie.