Het lezen van 'de aarde is plat' gaat wat in horten en stoten maar het blijft een intrigerend boek. Ik kreeg de behoefte om de kernpunten van het boek toch even op een rijtje te zetten. Mijn weblog lijkt me dan geen verkeerde plek om dat te doen.
Het boek beschrijft de ontwikkelingen die momenteel gaande zijn op het gebied van de informatisering en globalisering. In eerste instantie is er sprake van een aantal ´platmakers´, gebeurtenissen en nieuwe technologieën en combinaties van die twee, die elk op zich communicatie en samenwerking weer een stukje makkelijker maken. Friedman onderscheidt een tiental platmakers zoals de val van de Berlijnse muur (waardoor de granzen open gingen en markten met elkaar werden verbonden), Netscape (die het mogelijk maakte om over het web te surfen), ontwikkeling van standaarden (om allerlei producten te kunnen laten samenwerken in één workflow), het uploaden (mensen of groepen kunnen ideeën en producten op het web zetten, denk aan wikipedia), outsourcing (anderen via communicatiekanalen bepaalde werkzaamheden laten uitvoeren), offshoring (het verplaatsen van productie naar andere landen), supply-chains (het denken en werken in ketens, niet alleen in termen van je eigen product maar in termen van toegevoegde waarde in een keten), en dan weer insourcing (in feite je toeleggen op het overnemen van bepaalde functies van een bedrijf als aanvulling op je eigen product of dienst), zoekmachines (het ontsluiten van de enorme berg van informatie voor iedereen) en tot slot draadloze verbindingen (alles is overal).
(Het betreft een wel heel summiere samenvatting maar als je meer wilt weten, is er altijd het boek zelf nog.)
Maar met die platmakers op zich ben je er nog niet. Friedman beschrijft bovendien drie convergenties, processen of trends tegelijkertijd samenkomen en elkaar versterken. Op de eerste plaats was dat de theorie van de 'complementaire goederen': product A is waardevoller als je ook product B hebt (aan alleen een potlood of alleen papier heb je nog niet zo veel). De platmakers kunnen worden gezien als complementair, versterken elkaar. De tweede convergentie is die van de 'horizontalisering'. Een nieuwe technologie is pas waardevol als het ook echt gebruikt wordt, als mensen er mee leren omgaan en hun werkwijze aanpassen aan de mogelijkheden van de nieuwigheid. Met de komst van de electriciteit en de elektromotoren waren de productieprocessen nog niet meteen verbeterd. Pas toen fabriekshallen anders werden ingericht, niet meer afhankelijk waren van de aandrijfriemen van de stoommachines, konden producieprocessen optimaler verlopen. Zo ook met de mogelijkheden van informatietechnologie en internet. Als mensen er eenmaal gebruik van gaan maken, hun werk, hun leven er op inrichten gaan dingen echt veranderen. Wie kan er nog zonder mobieltje? De derde convergentie heeft te maken met de het openbreken van de tot dan toe gesloten economieën van het oostblok, China, India, Rusland, enzovoorts. Een enorme groep mensen hoefden alleen maar in te pluggen om zich aan te sluiten en er mee aan de slag te gaan. Die hadden een last van het afleren van oudere gewoontes. Vergelijk het met de manier waarop jongeren omgaan met de nieuwste snufjes maar dan op landenniveau.
Wat betekent dat voor ieder persoonlijk? Met de globalisering gaat de concurrentie ten aanzien van werk niet meer tussen machtsblokken of landen, de concurrentie wordt iets persoonlijks. In een platte wereld zit je concurrent misschien wel 10.000 km ver weg achter een pc. Iedereen zal dus voor zichzelf moet nagaan op welke manier hij of zij een meerwaarde kan bieden aan de wereld. Niet iedereen hoeft bang te zijn om het werk kwijt te raken. In elk geval degenen die een unieke kennis of vaardigheid hebben (wetenschappers, chirurgen, kunstenaars), degenen die lokaal een meerwaarde hebben (de baan van een vuilnisman wordt niet overgenomen door iemand uit India van achter een pc, al zijn er natuurlijk wel anderen in de aanbieding die gewoon hier naar toe komen). Het gaat dus vooral om de mensen 'in het midden' die goed moeten kijken naar hun eigen meerwaarde. Het gaat om mensen met organisatietalent, mensen die nieuwe combinaties van producten kunnen bedenken, mensen die op en eenvoudige manier de complexiteit kunnen reduceren en het de gewone man kunnen uitleggen, mensen die de mogelijkheden van de technologie kunnen vertalen in toepassingen voor bedrijven, enzovoorts.
Herken je jezelf?
En wat gaan we doen om aan te sluiten bij de grote race? Het boek gaat ook in op de drive van de mensen aan de andere kant van de wereld. Een drive om keihard te werken tegen een (voor ons belachelijk) laag salaris. De mensen daar hebben ook een drive om het te gaan maken. Daarom staan studenten in de rij om toegelaten te worden tot de universiteit, studeren hard, keihard (en hebben er een baantje naast om het te kunnen betalen).
Heel pakkend was de brief van een Amerikaanse docent die met drie ouderparen had gesproken, één paar kwam uit India ("jullie moeten weer huiswerk opgeven, ze harder laten werken"), één echtpaar was geimmigreerd uit het oostblok ("waarom krijgt ons kind zo weinig natuurkunde?") en een Amerikaans echtpaar ("onze kinderen moeten al zo hard werken, ze houden geen tijd meer over voor tv, sport, spelletjes, het programma is echt te zwaar").
In het Westen zijn we verwend, nog lang niet gewend aan echte concurrentie. We zullen er hard tegenaan moeten als we niet terug willen vallen naar het niveau van de oostbloklanden van 20, 30 jaar geleden.
Een uit het Chinees vertaald gedicht:
Iedere morgen wordt in Afrika een gazelle wakker. Hij weet dat hij harder moet lopen dan de snelste leeuw, anders wordt hij gedood.
Iedere morgen wordt in Afrika een leeuw wakker. Hij weet dat hij harder moet lopen dan de traagste gazelle, anders verhongert hij.
Het maakt niet uit of je een leeuw bent of een gazelle.
Als de zon opkomt kun je maar beter beginnen met rennen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reacties zijn welkom