zondag 18 januari 2009

The Long Tail in het onderwijs

Joël de Bruin en Willem Karssenberg besteedden alletwee aandacht aan 'the long tail' in het onderwijs.

Joël kijkt naar de cijfers en vraagt zich een paar dingen af:

  • Is mijn conclusie juist dat er geen sprake is van een Long Tail?
  • Als deze er al was, is deze dan juist minder geworden na invoering van CGO?
  • Is er dan minder maatwerk?
  • Hoe zou dit werken als een student inschrijft op een domein i.p.v. een opleiding?
  • Zouden rendementen van niche-opleiding consequent hoger of juist lager zijn?
  • Is er een andere definitie van “product” te verzinnen? CREBO is toevallig eenvoudig meetbaar.

Voor Willem is het een eye-opener om te zien dat een groot deel van de studenten wordt bediend met een beperkt aantal opleidingen.

Als ik kijk naar alle crebo's dan bieden wij er 245 aan.
De 23 populairste hiervan bedienen 50% van de studenten.
De 72 populairste hiervan bedienen 80% van de studenten.

Als je je dan vervolgens realiseert hoeveel tijd we steken in die andere 20% van onze studenten dan kun je allerlei conclusies gaan trekken. Dat zal ik hier niet doen, maar het is wel een behoorlijke eye-opener moet ik zeggen!

Jammer dat Willem die conclusies hier niet trekt. Het zal duidelijk zijn, dat die gaan over het (financieel) rendement en dat zou de discussie nou juist zo boeiend kunnen maken. De getallen zijn (voor mij althans) helemaal niet zo'n eye-opener in die zin dat er een één of andere grootse ontdekking is gedaan. Als je een cumulatieve grafiek maakt van een gesorteerde getallenreeks is dit namelijk altijd het resultaat. Waarschijnlijk zit het eye-opener effect dan ook meer in het feit dat een zo beperkt aantal opleidingen zoveel studenten kan bedienen: de steilheid van de grafiek dus.
Maar nogmaals, het boeiende zit hem in de consequenties van deze cijfers.

Ik heb geen onderwijsorganisatie achter de hand waar ik dergelijke cijfers boven water kan toveren. Ik heb wat gespeeld met fictieve opleidingen in een Excel-grafiek en daar wat financiele parameters aan gekoppeld. Daarbij heb ik op basis van wat ingebouwde kansen rekening gehouden met dure en minder dure opleidingen voor wat betreft de variabele kosten. daarnaast heb ik aan elke opleiding wat vaste kosten toebedeeld (om het effect van de schaalgrootte te kunnen inbouwen). Het resultaat is evenmin verrassend: er ontstaat een tweede lijn die wat lager ligt dan de oorspronkelijk lijn maar uiteindelijk in het zelfde punt uitkomt: 100% van alle opleidingen vergen 100% van de financiering. Dit alles is rekenwerk 'van de koude grond'. Er is geen rekening gehouden met allerlei verschillende financieringsbronnen, opbouw of aanspreken van reserves, speciale kostenposten, afschrijving van investeringen, de T-2 financiering, centrale afdracht, enzovoorts. Het gaat echter om het beeld:
Op een bepaald (globaal) punt in de grafieken is er sprake van een omslag: tot zover maken opleidingen winst, vanaf dat punt kosten opleidingen meer dan ze opbrengen en zullen opbrengsten moeten worden overgeheveld naar de kleinere opleidingen.
Het lijkt dan aantrekkelijk om te denken dat daar een mooie bezuiningsmogelijkheid ligt: we verzorgen alleen die opleidingen waarvoor veel belangstelling is. Er zijn heel wat redenen om niet op die manier te denken: voor bepaalde beroepen is maar een beperkt aantal medewerkers nodig. De maatschappelijke schade zou wel eens veel groter zijn door het ontbreken van die werknemers! En dan zijn er natuurlijk nog de'studenten, die speciale aandacht nodig hebben, jongere met allerlei sociaal-emotionele problemen, met taal- of rekenachterstanden, met gedrags- of leerproblemen. Die kosten nou eenmaal wat meer. The 'long tail' biedt hier dus geen verrassende inzichten of grootse kansen.

Naar mijn idee liggen er wel degelijk kansen op het gebied van de onderwijsorganisatie (onderwijslogistiek). Dat doen we in een apart bericht.

1 opmerking:

  1. Bedankt voor deze verdere gedachten Jef!

    Vooral het aantal onderwerpen waar rekening mee gehouden zou kunnen (moeten?) worden,
    dan vraag ik me af: zijn er manieren om dit soort zaken minder complex te maken,
    zonder afbreuk te doen aan de werkelijkheid. En wat voor soort expertise vraagt dit soort vraagstukken? Bedrijfseconomen? Mensen die business-cases kunnen doorrekenen?
    Want voor sommige opleidingen kun je inderdaad afvragen: Is er een business-case voor? Waarbij onze business onderwijs is? Uit wat voor soort gremia zouden mensen hieraan kunnen bijdragen?
    We hebben intern wel een allocatiemodel, waarin middelen verdeelt worden aan de hand van parameters. Hier zijn allerlei mensen bij betrokken met een financiele of personele achtergrond. Maar een old-skool allocatie model is toch wat anders als een business-model waarin met flexibel leren ROI te behalen is.

    Anyway: weer meer vragen dan antwoorden....

    BeantwoordenVerwijderen

Reacties zijn welkom