Het thema van de managementconferentie 2011: "de docent als eigenaar van het onderwijsproces". Drie keynotespeakers zijn uitgenodigd om ieder gedurende precies 18 minuten een verhaal over het voetlicht te brengen over dit thema.
Ad Verbrugge
Nu zit er een kritisch publiek dus laat hij als mede-oprichter van Beter Onderwijs Nederland zien wel over wat lef te beschikken om hier zijn verhaal te komen vertellen. Overigens vond hij dat ook maar dan omgekeerd...
BON heeft altijd al een kritische noot heeft gehad op CGO maar er leeft nu het gevoel dat een aantal thema's toch wel is opgepikt.
Verbrugge gaat in op de historie van BON. Aanleiding was een artikel onder de titel 'Geschonden Beroepseer' dat vooral handelde over de vervreemding tussen management en beroepsbeoefenaar als systemische ontwikkeling die er voor gezorgd heeft dat beide lagen verschillende talen spreken. Verbrugge beschouwt de manager niet zozeer als boosdoener maar als resultaat van die ontwikkeling. Het systeem kraakt in zijn voegen, zoals blijkt uit de kredietcrisis. Verbrugge gaat in op het verschil tussen het Rijnlandse en het Angelsaksische model. In het Rijnlandse model speelt de arbeidsorganisatie als gemeenschap een belangrijke rol. Daarin zie je een belangrijke rol voor beroepseer en dat is dan weer gerelateerd aan vakopleidingen. Er is sprake van een zekere trots om een bepaald beroep te mogen uitvoeren. Het artikel maakte met name in het onderwijs veel los, waar men het het gevoel had niet meer te gaan over het primaire proces.
BON is indertijd vooral gestart vanuit het idee van beroepseer voor het vak van de leraar. BON moet beslist niet worden gezien als een soort vakbond. Vanuit die beroepseer ligt er ook een verplichting om er iets van te maken. Dat vraagt om een professionele houding en een actieve houding in bijvoorbeeld het bijhouden van het vak.
In Nederland wordt onderwijs van staatswege georganiseerd. Onderwijsinstellingen worden betaald om mensen de mogelijkheid te geven een opleiding te volgen. Daarmee is het onderwijs nog niet van de onderwijsinstellingen. Het onderwijs is ook niet van de docent, die belichaamt dat onderwijs. Instellingen moeten docenten faciliteren om een goede kwaliteit te krijgen en te houden. Daarom zijn er ook goede lerarenopleidingen nodig.
Verbrugge kon het niet laten en moet toch nog even sneren over CGO. Niet dat dat op zich helemaal verkeerd zou zijn, als de vakstructuur maar overeind blijft. Dat is volgens hem nodig om het denken van de studenten te structureren. Er mag niet teveel nadruk komen te liggen op allerlei psychosociale aspecten (een loodgieter, die wel netjes zijn schoenen uitdoet maar geen verwarming kan repareren). Hij beschouwt PGO als een probleem omdat in groepen werken betekent dat de prestaties op individueel niveau niet meer gemeten kunnen worden.
Hij geeft nog een pleidooi om er voor te zorgen dat het geld met name naar het primaire proces gaat. Op die manier moet voorkomen worden dat teveel geld gaat zitten in bureaucratische structuren met veel management. Er komt al een onderzoek naar de besteding van het geld in het HO, wellicht dat het MBO er voor kan zorgen dat dat niet nodig is.
Eerlijk gezegd vond ik het verhaal wat genuanceerder dan ik gewend ben van Verbrugge of BON. Dat waren velen niet met mij eens. Het zij zo...
Olaf McDaniel
McDaniel doet in opdracht van de MBO-raad onderzoek naar professionaliteit van docenten. Hij geeft aan dat de relatie tussen docent en student de meest cruciale factor is, het bepaalt voor 2/3 het studiesucces.
Kort gezegd gaat het onderzoek over drie vragen: Wat is professionaliteit? Kun je dat meten? Is het ook duurzaam in te voeren?
De Wet BIO dient als uitgangspunt voor de beschrijving van de professionaliteit van een docent op basis van een aantal competenties. Maar de Wet BIO kent geen normstelling. McDaniel onderscheidt vijf niveaus: minimum - start - norm - plus - top. Om die niveaus in kaart te brengen werkt hij met een selfassessment aan de hand van een groot aantal vragen. Daarbij wordt gevraagd baar het beeld dat docent op dit moment van zichzelf heeft en zijn ambitie. Hoewel een aantal competenties niet zijn meegenomen in de Wet BIO zijn die wel opgenomen in de scan. Daarbij gaat het bijvoorbeeld over ICT-competenties.
Uit de resultaten blijkt dat ambities maar weinig worden waargemaakt. Nog maar 16% van de docenten voldoet in het selfassessment aan de norm. Er blijken nog veel onderwerpen te zijn waar nog veel aandacht aan besteed moet worden. In het onderzoek wordt naar verschillende factoren bekeken, waaronder de tijd die men al door gebracht heeft in het onderwijs. Jonge docenten blijken nog heel ambitieus, als mensen wat langer in het onderwijs zitten, daalt de ambitie ondanks het feit dat de norm nog niet wordt gehaald. Daarbij komt naar voren dat starters heel innovatief zijn dat docenten naar mate ze langer in het onderwijs zitten meer op routine gaan draaien.
Het goede nieuws is dat er veel kennis in huis is. Dat betekent dat met een goede taakverdeling binnen een afdeling er al heel veel opgelost kan worden, nog een groot deel is oplosbaar binnen de instelling. Slechts een klein deel van de benodigde kennis ontbreekt en moet extern worden gezocht.
Een van de oplossingen is er op gericht om docenten met een hoog zelfbeeld te koppelen aan mensen met een laag zelfbeeld.
McDaniel trekt de volgende conclusies:
- Weinig docent halen de norm, dat is zorgwekkend
- Het ambitieniveau van docenten is wisselend en maar te beperkt gericht op het versterken van het team
- Binnen de instelingen is voldoende kwaliteit aanwezig maar het is scheef verdeeld, het is in feite een distributie vraagstuk.
Er kunnen en moeten grote sprongen gemaakt worden in de kwaliteit van de docent, maar die ontwikkeling gaat niet vanzelf. Het management heeft hierin een belangrijke rol.
De docent als eigenaar van het onderwijsproces! Dat vergt nog wel een verbetering van de kwaliteit, dat vraagt om een professionele houding. Daar hoort ook een verplichting tot bijscholing bij. Bedenk dat er voor scholing erg veel geld en tijd beschikbaar is (10% van de uren). Het management wordt uitgedaagd om hier vorm aan te geven.
Mathieu Weggeman
Als iemand een publiek kan entertainen is het Mathieu Weggeman. Dat is in een kort verslag nauwelijks weer te geven. Een korte samenvatting, zonder de anekdotes.
Een docent is eigenaar van het onderwijsproces als voldaan wordt aan twee voorwaarden: de school heeft een collectieve ambitie en de docent heeft kwaliteit.
Als een docent eigenaar kan zijn kan hij in zijn flowgebied werken. Het flowgebied is afhankelijk van de relatie tussen de complexiteit van een taak en het kennisniveau van de kenniswerker. Te complexe taken leiden tot angst en stress, te makkelijke taken tot apathie en verveling. Als taken 'lekker moeilijk' zijn, net voorbij comfortzone liggen, dan wordt er geleerd. Een leidinggevende heeft de taak om voor passende taken of scholing (of beide!).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reacties zijn welkom