Het MBO staat voor een belangrijk kruispunt. Een aantal ontwikkelingen dreigt een deel van het fundament onder het MBO af te breken. Denk aan de aanstaande grote uittocht aan leraren door de aanstormende vergrijzing, de financiële krapte bij veel instellingen, en dat gecombineerd met een aantal bezuinigingen (aangekondigd als 'verschuivingen op de begroting'). Daar bovenop nog een herstructurering in de vorm van het Actieplan MBO 'Focus op Vakmanschap', dat recent door de Minister van Onderwijs is gepresenteerd. Daarbij gaat het onder andere om een combinatie van meer verplichte contacturen per jaar, minder praktijkuren en de verkorting van de curriculumduur van 4 naar 3 jaar voor een groot deel van de opleidingen.
Alles bij elkaar wordt van MBO-instellingen meer verwacht terwijl er minder middelen beschikbaar zijn, De visie van het kabinet is dat het allemaal best wat efficiënter kan en het beleid daar dan ook op is gericht. Dat levert een aantal uitdagingen op voor de sector die zonder een aantal noodzakelijke innovaties niet kunnen worden opgepakt, zeker niet met een calculerende overheid die met een aantal beperkende regels de onderwijsinstellingen de ruimte ontneemt om die innovaties vorm te geven.
Meer met minder kan alleen als de productiviteit van het onderwijs toeneemt. In de praktijk betekent dat meer leeropbrengst per onderwijsuur. Er zijn allerlei maatregelen te bedenken, die over het algemeen alleen op korte termijn soelaas kunnen bieden. Grotere klassen, docenten meer uren voor de klas zetten, bijvoorbeeld. Dat zijn echter ook oplossingen, die het ziekteverzuim en de uitstroom van docenten uit het onderwijs zullen versterken. Verbeteren van de bedrijfsvoering zodat docenten minder tijd hoeven te besteden aan het oplossen van allerlei ad hoc problemen en allerlei administratieve taken lijkt ook een stap in de goede richting. Dat zal echter niet die extra onderwijstijd opleveren, die nodig is.
Om meer rendement uit een onderwijsuur te krijgen is het noodzakelijk dat het onderwijs wordt geëxtensiveerd. Studenten moeten meer zelf doen en ICT zal daarbij een belangrijke rol moeten spelen. Op zich niets nieuws onder de zon: een deel van het onderwijs kan worden ingericht in de vorm van 'e-learning'. Dat betekent dat leerlingen en studenten een deel van het onderwijs aangeboden krijgen met digitaal lesmateriaal met begeleiding op afstand.
In tegenstelling tot tal van andere sectoren hebben investeringen in ICT in het onderwijs nauwelijks geleid tot een duidelijke productiviteitstijging. Er zijn talrijke voorbeelden te noemen waarbij ICT wordt ingezet in het onderwijs zelf (digitale leermiddelen, digitale leeromgevingen) of ter ondersteuning van het onderwijs (cijferinvoer, begeleiding, presentieregistratie) maar dat gebeurt maar zelden structureel of instellingsbreed op basis van een duidelijke didactische of organisatorische instellingsvisie. Blijkbaar heeft het tot nu toe aan een echte noodzaak ontbroken om door te pakken. Met de genoemde problemen bonst die noodzaak om met behulp van ICT het onderwijs productiever te maken echter aan de voordeur van de onderwijsinstellingen. Dat vraagt om een heldere visie en duidelijke sturing van de scholen maar ook een overheid die de ruimte biedt om die innovaties te realiseren.
Bestuurders moeten een visie uitwerken op welke manier ICT kan bijdragen om het onderwijs productiever te maken en daar vervolgens ook duidelijk op moeten sturen (ook wat betreft de ICT-competenties van docenten!). Tot nu toe zijn implementatiestrategieën vaak gericht op 'verleiding' in de hoop dat een goed voorbeeld vanzelf zal leiden tot een verbreding. Tal van experimenten hebben in het verleden laten zien, dat dat niet werkt. Hier valt nog het een en ander te verbeteren.
Een belangrijke externe belemmerende factor is de huidige regelgeving rondom onderwijstijd. In het MBO tellen alleen de uren die een student aantoonbaar op school besteedt aan onderwijsactiviteiten onder begeleiding van een bevoegd docent mee voor de verplicht te halen norm van 850 klokuren les per jaar. Dat is inclusief de stage in een bedrijf. Op zich is er niets verkeerd aan een norm, die bepaalt hoeveel uur er minimaal lesgegeven moet worden. Naleving van de regel heeft echter een grotere prioriteit gekregen dan de kwaliteit van het onderwijs. Dat heeft bijvoorbeeld geleid tot de beruchte ophokuren: zet wat studenten bij elkaar in een klas met een docent erbij en er kan weer een onderwijsuur worden geregistreerd. Niet het leerrendement staat centraal maar de naleving van de regels. En juist die regels maken dat e-learning niet als onderwijstijd kan worden betiteld. Met deze strikte definitie van onderwijstijd is het de overheid zelf die de noodzakelijke innovaties in de weg staat. De ambities van Nederland Kennisland gaat niet alleen om meer geld voor het onderwijs, ook om ruimte om modern onderwijs mogelijk te maken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reacties zijn welkom