In de Volkskrant van 24 februari 2007 laat H.J. Schoo even zien dat hij net zo min verstand heeft van de onderwijsvernieuwing in het mbo als Beter Onderwijs Nederland. Ook in zijn column geeft hij onder de kop 'Onderwijsvrijheden' aan dat "het onzinnig is om vernieuwingen in het onderwijs nationaal uit te rollen zoals in het mbo staat te gebeuren". En "niet het nieuwe leren -of de klassieke onderwijsvrijheid- is niet het probleem, maar het feit dat concurrende onderwijsmethoden worden geëlimineerd".
Ik snap wel dat de invoering van de competentiegericht onderwijs wordt vereenzelvigd met 'het nieuwe leren' maar is het niet hetzelfde! Vroeger had je dat probleem veel minder: we spraken niet van 'eindtermgericht onderwijs'. Dat er behoefte is om meer integraal naar het functioneren van mensen in hun beroep te kijken en dus minder naar alleen maar de kennis en vaardigheden leidt er toe dat dat functioneren in termen van competenties moet worden beschreven. Dat heeft consequenties voor de manier waarop je gaat examineren (een competentie meet je nou eenmaal niet met een meerkeuzetoets) en de manier waarop je je onderwijs inricht. Maar als je daar een beetje in verdiept dan zul je zien dat er nog heel wat didactische varianten bestaan van competentiegericht onderwijs. En dat daar ook gewone theoretische lessen hard bij nodig zijn! Sterker nog, scholen met een vrij traditioneel lesrooster kunnen ook competentiegericht onderwijs verzorgen. Het zou mijn keus niet zijn, maar daar hebben we de onderwijsvrijheid voor, toch? Ik hoop dus ook dat die knappe minister, waar Schoo het over heeft, in staat zal zijn het allemaal eens goed uit te leggen.
Het onderwijs is voortdurend in verandering, ingegeven door de maatschappelijke en technologische veranderingen. Heel veel mensen werken op hun manier aan een beter onderwijs voor morgen op basis van de inzichten van vandaag. Maar tegelijkertijd kijken we verder, over de grenzen van morgen heen. Werken aan het onderwijs van overmorgen!
dinsdag 27 februari 2007
Competentiegericht leren in de krant
Onderwijslogistiek (3)
Op zaterdag 24 februari 2007 schreef Frank Kalshoven in de Volkskrant in zijn column 'het spel en de knikkers' een stukje over de operationele excellentie van de Volkskrant. 's Morgens om 09.00 uur is er niks en de dag er op om 07.00 ligt er weer een volgedrukte krant in de brievenbus. De hele organisatie om dat voor elkaar te krijgen is gigantisch maar toch lukt het elke dag weer voor pakweg één euro.
Vervolgens geeft hij een aantal voorbeelden waaruit blijkt dat er nog heel wat bedrijven en organisaties zijn waar die excellentie nog niet zo vanzelfsprekend is: of het nou gaat om het tijdig informeren over een open dag van een beroepsopleiding, het verwerken van een voorlopige teruggaaf door de Belastingsienst, het aansluiten van digitale televisie door UPC, een internetaansluiting door de KPN, noem ze maar op. Wie ooit naar 'Kassa' kijkt kent de voorbeelden.
Kalshoven benoemt 5 factoren:
- deadline
10 keer in de maand geen Volkskrant op de map om zeven uur betekent het einde van de krant, dat geldt minder voor andere bedrijven - nieuwe technologie
de nieuwe technologie is wel beschikbaar maar de mensen die het moeten installeren hebben het nog niet tussen de oren met als gevolg veel fouten - kritische klanten
mensen verwachten tegenwoordig veel meer dan vroeger - service is duur
omdat mensen nou eenmaal meer kijken naar de kostprijs bij aanschaf en veel minder naar de service kunnen bedrijven het zich permitteren daar op te bezuinigen - organiserend vermogen
'het als een zonnetje laten draaien van van bedrijfsvoering is een sterk onderschat aspect van de bedrijfsvoering'
Bij het thema 'onderwijslogistiek' is het bovenstaande net zo goed van toepassing. De problemen met het huidige onderwijs liggen vaak op het terrein van de organisatie van het onderwijs, veel minder op het vlak van de didactiek. Kortom, ik onderschrijf de oproep van Kalshoven: hoe maken we (de organisatie van) het onderwijs net zo goed als (het dagelijks produceren van) de Volkskrant?
zaterdag 17 februari 2007
Onderwijslogistiek (2)
Op basis van van de definitie van logistiek (zoals omschreven in wikipedia) zou je de volgende (werk-)definitie van onderwijslogistiek kunnen formuleren:
Onderwijslogistiek richt zich op de organisatie, planning, besturing en uitvoering van individuele leertrajecten met de daarbij behorende informatiestromen via ontwikkeling van opleidingen, intake, opstellen en uitvoering leerarrangementen en kwalificering met het benodigde personeel, met als doel om tegen optimale kosten en kapitaalgebruik te voldoen aan de ontwikkelingsbehoeften van zowel de lerende als de arbeidsmarkt.
Korte definitie: de juiste dingen, op de juiste tijd, op de juiste plaats, in de juiste hoeveelheden tegen optimale kosten.
In de hele definitie komt 'competentiegericht onderwijs' niet voor! Op zich is het daar natuurlijk wel om begonnen. Competentiegericht onderwijs vraagt een grotere flexibiliteit van de organisatie omdat het gericht is op de individuele lerende. En daar komen dan de individuele leertrajecten om de hoek kijken. Hoewel dat vaak aangeduid met 'maatwerk' is het dat natuurlijk niet. Het is onmogelijk (onbetaalbaar) om individueel onderwijs te organiseren. Dat moet dus slimmer: massa-individualisatie. En daar komt dus de onderwijslogistiek om de hoek kijken.
Nog een kleine ontboezeming: als ik na even hard zwoegen bovenstaande definitie nog eens nalees bekruipt me toch het gevoel van 'is dat nou alles?' En ook een beetje van, 'en wat kan ik er nou mee?'. Kortom, het zal verder uitgewerkt moeten worden.
donderdag 15 februari 2007
Onderwijslogistiek (1)
Ik houd me alweer een hele tijd bezig met het thema Onderwijslogistiek. En hoewel het begrip aardig ingeburgerd begint te raken blijft het tot dusver lastig om er een goede omschrijving van te geven. Al 'googlend' kom je wel steeds meer verwijzingen tegen maar een echte omschrijving vinden is nog lastig. Wikipedia weet het tenminste ook nog niet. Op de kennisnet-wikipedia komt de term wel voor, maar ja, dat is geen kunst want dat is afkomstig van het project Flexibel Leren, het project dat juist de onderwijslogistiek wil onderzoeken.
Dan maar een andere benadering: Op Wikipedia staat onder Logistiek:
Logistiek is de leer van het plannen effectief en efficiënt uitvoeren van de bevoorrading. De hedendaagse logistiek richt zich op de organisatie, planning, besturing en uitvoering van de goederenstromen, geldstromen en informatiestromen via ontwikkeling en inkoop gevolgd door de productie en distributie met het benodigde personeel naar de eindafnemer, met als doel om tegen optimale kosten en kapitaalgebruik te voldoen aan de behoeften van de markt. Tevens rekent men ook de omgekeerde goederenstroom reverse logistics tot dat domein. Er is een sterke relatie met het begrip Supply Chain Management (SCM).
Korte definitie: de juiste dingen, op de juiste tijd, op de juiste plaats, in de juiste hoeveelheden tegen optimale kosten.
Het gaat hierbij om het vinden van een evenwicht tussen schijnbaar moeilijk verenigbare doelstellingen: kosten minimalisatie/laag kapitaalgebruik en customer service maximalisatie. In een snel veranderende wereld geldt voor steeds meer bedrijven dat een goede logistieke beheersing een absolute 'must' is. Kortom het gaat er om dat de juiste balans gevonden wordt tussen klanten en kosten.
Nou, dat biedt wel wat perspectief. Ook ben ik eens aan de slag gegaan met de manier waarop het er in de Zorgsector aan toe gaat. Een interessant artikel is in elk geval dat van de oratie van de Vries en Geurts: Sleutelen aan zorgprocessen. Ook het Prismant Magazine heeft een keer een heel themanummer gewijdt aan de logistiek in de zorg. Daarin wordt gesproken over ''de klant centraal' (waar ken ik dat van?) en 'zorgpaden' (individuele leertrajecten?). Kortom, er is nog veel te leren en te bedenken en af te kijken.
Ondertussen daag ik iedereen uit mee te denken over een goede omschrijving van de term onderwijslogistiek en het bepalen van de domeinen waarop het betrekking heeft. De bedoeling is, dat er op de wiki van Kennisnet rondom Flexibel Leren het thema verder wordt uitgewerkt.
woensdag 14 februari 2007
Wat jongeren inspireert in hun ICT-gebruik.
Op 13 februari 2007 organiseerde het Nnoal een bijeenkomst op de School voor de Toekomst rond het thema 'wat jongeren inspireert in hun ICT-gebruik' (de resultaten verschijnen binnenkort hier op de weblog van het Nnoal). Marijke Kral, lector 'Leren met ICT' van de HAN, gaf een korte presentatie maar liet verder een aantal jongeren aan het woord die een beeld gaven van hun ervaringen met ICT. Dat gaf het publiek inzage in de werelden van World of WarCraft (een multiplayer game), SecondLife (een virtuele wereld waarin iedereen een tweede -eveneens virtuele- leven kan beginnen), YouTube (platform voor het plaatsen en uitwisselen van videofragmenten), MSN (wie kent deze communicatieomgeving nou niet?) en Skype (telefoneren via de computer).
In de bespreking en de rondetafelgesprekken daarna kwamen enkele interessante punten naar boven. Natuurlijk passeerden de kenmerken van de netgeneratie nog een keer de revue (inmiddels is er veel documentatie, hier staat een afstudeerscriptie (pdf) van Gijs Prozee, waar de kenmerken in hoofdstuk 2 worden besproken vanuit verschillende bronnen).
Ook werden wat van de resultaten van de kenniskring Stealth Education nog eens op een rijtje gezet. Op de weblog is niet zoveel te vinden, daarom hier nog een keer op een rijtje wat beschouwd kan worden als de 'nicotine van de games':
o er is steeds sprake van onmiddellijkheid (iets gehaald: meteen prijs)
o competitie element
o werken aan competenties
o uitdagend (in de zin van grensverleggend, toenemende vaardigheid = leren)
o vrijwilligheid, handelingsvrijheid
o experimenteren met rollen, anonimiteit
o eigen invloed
o fouten maken mag, herhalen totdat je het kunt
o community, samenwerking, sociaal aspect
In de discussie kwam de vraag naar voren of games geïntegreerd worden in het onderwijs of moet het onderwijs meer doen met het informele leren. Een kleine anekdote: laatst vertelde iemand een verhaal over een manager van in de dertig die World of Warcraft speelde in een groep. Hij voelde zich behoorlijk gefrustreerd toen hij er achter kwam dat de groepsleider een knul van 15 was. Mooi dat die jongen gewerkt had aan strategisch inzicht en leiderschap! World of Warcraft spelen op school lijkt me geen optie. Educatieve games (of simulaties) zijn vaak slappe aftreksels van echte games (maar wellicht toch alweer een stuk beter dan alleen maar klassiek onderwijs). Hier ligt nog een terrein braak. Ik ben benieuwd wat de mogelijkheden zijn van 'make-a-game' van Kennisnet.
Een ander discussiepunt was in hoeverre web 2.0 nu echt leidt tot andere vormen van leren, of te wel in hoeverre het allemaal empirisch aangetoond is. Mij lijkt, dat we niet moeten gaan zitten wachten tot het allemaal aangetoond is. We zien het om ons heen, je kunt het 'voelen. Ér is best al het een en ander te doen. Marijke gaf het weer prachtig aan: natuurlijk moeten we streven naar evidence based practice, maar dat wordt wel vooraf gegaan door practice based evidence!
En nog een aardige is het feit dat de netgeneratie gebruik maakt van de kennis in het netwerk. George Siemens spreekt van 'connectivity'. Kennis = verbonden zijn. Hangt naar mijn idee ook samen met de steeds korter wordende halfwaardetijd van beroepskennis. Ga ik nog eens achteraan.
zondag 11 februari 2007
De balansschool - wat leerlingen vinden van competentiegericht onderwijs
Het Procesmanagement Herontwerp MBO heeft een onderzoek laten doen onder enkele honderden leerlingen van de experimenteeropleidingen van diverse mbo-instellingen. Het resultaat werd op 6 februari gepresenteerd. Het is een bijzonder leesbaar boekje geworden met in de kern een hartverwarmende boodschap: leerlingen willen niet terug naar het oude systeem maar geven aan dat ze de uitgangspunten van het competentiegericht onderwijs onderschrijven. Wel worden er flinke kritische noten gekraakt! Vooral de leraar, die zelf niet meegaat in een competentiegerichte ontwikkeling kan het schudden. Daarnaast willen de leerlingen vooral meer structuur en theorie.
Het is natuurlijk maar hoe je het verkoopt maar het blijkt ook dat de leerlingen ook veel leren van het feit dat het op veel plaatsen nog niet bepaald vlekkeloos verloopt. Het zelf plannen en organiseren, zelf invulling geven aan het programma, vervelend maar leerzaam!
Een ander belangrijk punt blijkt de communicatie te zijn. Veel gaat er mis omdat een goede communicatie ontbreekt.
De leerlingen vergelijken ook een viertal typen scholen met elkaar: een klassieke school, een arbeidsschool, een digitale school en een 'school als theater'. Het minst aantrekkelijk was de klassieke school, maar eigenlijk kwam gen van de schoolmodellen er echt goed uit. Er is vervolgens een mix gemaakt van de kenmerken van de overige vier. Dat leidde tot de 'balansschool', een school die gericht is op de persoonlijke ambities en mogelijkheden en met een duidelijke balans tussen theorie en praktijk, structuur en flexibiliteit, begeleiding en vrijheid, en een goede verdeling tussen projecten, stages en lessen en natuurlijk niet alleen groepsbeoordelingen maar vooral ook individuele beoordelingen!
Voor het project Flexibel Leren (maar eigenlijk voor alle instellingen die nadenken over het organiseren van het competentiegericht onderwijs) biedt het boekje aanknopingspunten om de eigen zaken nog eens tegen het licht te houden.
Er fluistert een duveltje in mijn oor. Hoe representatief is het onderzoek, ruim driehonderd lijkt veel maar op een totaal van honderdduizend. En wat voor leerlingen doen me aan een dergelijk onderzoek? Zijn het niet de toch al wat meer mondige leerlingen bij wie het comptentiegerichte leren beter past waardoor er toch een wat gekleurd resultaat ontstaat.
Ook nog even op de site van Beter Onderwijs Nederland gekeken of daar al iets werd gemeld, helaas nee, nog niet. Even afwachten nog...
donderdag 8 februari 2007
Gecijferdheid
De term ‘geletterdheid’ (literacy) is bij veel mensen wel bekend. Het roept associaties op met analfabetisme bij het ontbreken ervan. Er is sprake van een ‘nieuwe geletterdheid’ die meer betrekking heeft op de manier waarop mensen omgaan met het verwerven en verwerken van informatie (vandaar ‘information literacy’).
Pas vrij recent kwam ik de term ‘gecijferdheid’ (‘numerical literacy’, ook wel aangeduid als ‘wiskundige geletterdheid’) tegen als de rekenkundige tegenhanger van het begrip geletterdheid. Eigenlijk een heel logische term.
Het zal niemand ontgaan zijn dat de rekenvaardigheid van heel wat mensen te beperkt is om optimaal te kunnen functioneren. De kranten staan er tenminste vol van. Net zoals een bepaalde mate van geletterdheid bijna altijd een randvoorwaarde is om succesvol te kunnen studeren, te werken of in het algemeen goed te kunnen functioneren in de maatschappij geldt dat voor gecijferdheid natuurlijk ook. In Amerika kom je daarom ook wel de term ‘democratic mathematics’ tegen.
Als je met een 'gecijferdheidsbril' naar de wereld kijkt (let op, moet even laden), zie je dat de hele wereld om je heen vergeven is van getallen met betekenissen in termen van afstand, tijd, maat, meten, structuren, tabellen, enzovoorts. Eigenlijk een andere manier om een definitie te geven van gecijferheid: ‘kennis, vaardigheden en persoonlijk kwaliteiten, nodig om adequaat en autonoom om te gaan met de kwantitatieve kant van de wereld om je heen’. In feite is dit een definitie van een gecijferdheidcompetentie.
Gecijferdheid is behoorlijk complex. Uit een gesprek met een VMBO-4 leerling zal blijken dat hij prima in staat is om aan de hand van een object allerlei getallen, maten en relaties weer te geven. Maar als je daar dieper op ingaat, blijkt dat dat vooral gebaseerd is op allerlei mentale modellen. Zaken als procenten, oppervlakten, telramen, tabellen, noem maar op. Zonder object zou de leerling heel wat meer moeite hebben om het geheel uit te leggen. Bovendien is het 'formele' rekenen (bijvoorbeeld 384 + 257) op die mentale modellen gebaseerd.
Als het in die mentale modellen al mis gaat (‘je kunt Nederland niet in vierkante kilometers uitrekenen, want Nederland is niet vierkant…’) kun je je voorstellen dat het ‘echte’, zeg maar formele rekenen al helemaal niet lukt. Het gaat dan om het vermogen om op een abstracte manier met getallen en berekeningen om te gaan, en dat blijkt behoorlijk wat lastiger te zijn. Het gaat daarbij eigenlijk om het topje van de ijsberg met onder de waterspiegel een drijfvermogen dat is gebaseerd op de onderliggende mentale modellen.
In de Regeling Contentstimulering van Kennisnet is er een project uitgevoerd met het Koning Willem I College als penvoerder onder de naam Educonet. In dat project ging het vooral om de manier waarop een aantal belanghebbenden samen met het ontwikkelen van content aan de slag zouden kunnen in een consortium.
Vanuit dat project is er gewerkt aan een ‘digitale gereedschapskist’ Gecijferdheid. Het geheel zal straks bestaan uit een aantal modules rondom verschillende aspecten van het rekenen op een basaal niveau, gebaseerd op het J4-concept dat zijn oorsprong heeft bij de School voor de Toekomst van het KW1C.
Op dit moment is er voor de digitale gereedschapskist Gecijferdheid een eerste module in de vorm van een demo klaar. Kees Hoogland van het APS, deskundige op het gebied van rekenen, wiskunde en gecijferdheid, heeft aan het product meegewerkt.
Als het product klaar is kan het op verschillende manieren worden ingezet: als volledige rekencursus maar ook elke module als een los leerobject. Bovendien kunnen de modules ook worden gebruikt als een soort handleiding of instructie op een moment dat de deelnemer het even niet meer weet. Er wordt ook een start- en een eindtoets gemaakt. Als op basis van een starttoets bij de intake blijkt dat een beginnende deelnemer een rekendeficiëntie heeft kan hij aan het werk worden gezet met (een deel van) de cursus om de rekenvaardigheden te verbeteren. Er staat een 7-tal modules op het programma. In een later stadium volgen er mogelijk nog 8. Er wordt nog bekeken in hoeverre specifieke modules kunnen worden ontwikkeld die voor de rekenvaardigheid van bepaalde beroepsgroepen zouden kunnen worden gebruikt, bijvoorbeeld apothekersassistenten of laboratoriummedewerkers.
Wat in elk gval in het kader van het project op een prima manier wordt aangepakt is het uittesten van het materiaal op een behoorlijke groep deelnemers. Dat leidt tot allerlei inzichten over de manier waarop de content kan worden verbeterd.
Het zal duidelijk zijn, dat een onderwijsinstelling er niet is met het aanschaffen van de content als het eenmaal klaar is. Dan zal er een gedegen implementatietraject moeten worden doorlopen om het materiaal daadwerkelijk effectief te kunnen laten zijn. Scholing van medewerkers, inbouwen in het curriculum, inrichten van administratieve procedures, afstemmen van de technische infrastructuur, noem maar op. Een boeiende klus, lijkt me.
woensdag 7 februari 2007
Onderwijslogistiek
In het kader van het project Flexibel Leren is er binnen de Kenniskring afgesproken om te gaan werken aan een visie op basis van verhalen. Een abstract document is natuurlijk veel lastiger te hanteren dan een levendig verhaal waaruit vanzelf blijkt wat de onderliggende visie is. Ik doe mee. Ik wil het benaderen vanuit een metafoor, niet eens een erg originele maar toch.
Goed, ik wil eenieder uitnodigen voor een etentje. Dat is al vaker gebeurd en iedereen weet inmiddels wel hoe dat in zijn werk gaat. Als kok bedenk je een menu (je houdt wel rekening met wat je weet van de voorkeuren van de gasten), je doet de boodschappen, staat een hele tijd in de keuken en zet het resultaat vervolgens hapklaar voor de gasten neer. En daarbij wordt natuurlijk gezorgd voor een leuke ambiance. Natuurlijk is zo'n etentje voor een aantal mensen een verplicht nummer maar over het algemeen vindt men het best leuk.
Inmiddels is duidelijk dat ik mijn etentjes niet meer kan organiseren zoals ik dat vroeger deed. Niet alleen moet ik meer dan ooit rekening houden met specifieke eisen van mijn gasten. Zo zit er een sporter tussen die extra eiwit en vitaminen nodig heeft, iemand met diabetes en ook nog iemand die allergisch is voor noten en pinda's. Maar er is meer aan de hand. Het voedsel is veranderd, gevarieerder, soms zelfs genetisch gemanipuleerd. Daarnaast zijn de inzichten over het verteren van eten veranderd, sterker nog, door het veranderde voedsel lijkt het erop dat de manier waarop het eten verteerd wordt aan het veranderen is! Kortom, zo'n ouderwets etentje, waar ik als kok de keukendeur afsluit, is er niet meer bij.
Daarom ga ik het anders aanpakken. Mijn gasten komen niet alleen maar eten.
maandag 5 februari 2007
De aarde is plat (dl 2)
Het lezen van 'de aarde is plat' gaat wat in horten en stoten maar het blijft een intrigerend boek. Ik kreeg de behoefte om de kernpunten van het boek toch even op een rijtje te zetten. Mijn weblog lijkt me dan geen verkeerde plek om dat te doen.
Het boek beschrijft de ontwikkelingen die momenteel gaande zijn op het gebied van de informatisering en globalisering. In eerste instantie is er sprake van een aantal ´platmakers´, gebeurtenissen en nieuwe technologieën en combinaties van die twee, die elk op zich communicatie en samenwerking weer een stukje makkelijker maken. Friedman onderscheidt een tiental platmakers zoals de val van de Berlijnse muur (waardoor de granzen open gingen en markten met elkaar werden verbonden), Netscape (die het mogelijk maakte om over het web te surfen), ontwikkeling van standaarden (om allerlei producten te kunnen laten samenwerken in één workflow), het uploaden (mensen of groepen kunnen ideeën en producten op het web zetten, denk aan wikipedia), outsourcing (anderen via communicatiekanalen bepaalde werkzaamheden laten uitvoeren), offshoring (het verplaatsen van productie naar andere landen), supply-chains (het denken en werken in ketens, niet alleen in termen van je eigen product maar in termen van toegevoegde waarde in een keten), en dan weer insourcing (in feite je toeleggen op het overnemen van bepaalde functies van een bedrijf als aanvulling op je eigen product of dienst), zoekmachines (het ontsluiten van de enorme berg van informatie voor iedereen) en tot slot draadloze verbindingen (alles is overal).
(Het betreft een wel heel summiere samenvatting maar als je meer wilt weten, is er altijd het boek zelf nog.)
Maar met die platmakers op zich ben je er nog niet. Friedman beschrijft bovendien drie convergenties, processen of trends tegelijkertijd samenkomen en elkaar versterken. Op de eerste plaats was dat de theorie van de 'complementaire goederen': product A is waardevoller als je ook product B hebt (aan alleen een potlood of alleen papier heb je nog niet zo veel). De platmakers kunnen worden gezien als complementair, versterken elkaar. De tweede convergentie is die van de 'horizontalisering'. Een nieuwe technologie is pas waardevol als het ook echt gebruikt wordt, als mensen er mee leren omgaan en hun werkwijze aanpassen aan de mogelijkheden van de nieuwigheid. Met de komst van de electriciteit en de elektromotoren waren de productieprocessen nog niet meteen verbeterd. Pas toen fabriekshallen anders werden ingericht, niet meer afhankelijk waren van de aandrijfriemen van de stoommachines, konden producieprocessen optimaler verlopen. Zo ook met de mogelijkheden van informatietechnologie en internet. Als mensen er eenmaal gebruik van gaan maken, hun werk, hun leven er op inrichten gaan dingen echt veranderen. Wie kan er nog zonder mobieltje? De derde convergentie heeft te maken met de het openbreken van de tot dan toe gesloten economieën van het oostblok, China, India, Rusland, enzovoorts. Een enorme groep mensen hoefden alleen maar in te pluggen om zich aan te sluiten en er mee aan de slag te gaan. Die hadden een last van het afleren van oudere gewoontes. Vergelijk het met de manier waarop jongeren omgaan met de nieuwste snufjes maar dan op landenniveau.
Wat betekent dat voor ieder persoonlijk? Met de globalisering gaat de concurrentie ten aanzien van werk niet meer tussen machtsblokken of landen, de concurrentie wordt iets persoonlijks. In een platte wereld zit je concurrent misschien wel 10.000 km ver weg achter een pc. Iedereen zal dus voor zichzelf moet nagaan op welke manier hij of zij een meerwaarde kan bieden aan de wereld. Niet iedereen hoeft bang te zijn om het werk kwijt te raken. In elk geval degenen die een unieke kennis of vaardigheid hebben (wetenschappers, chirurgen, kunstenaars), degenen die lokaal een meerwaarde hebben (de baan van een vuilnisman wordt niet overgenomen door iemand uit India van achter een pc, al zijn er natuurlijk wel anderen in de aanbieding die gewoon hier naar toe komen). Het gaat dus vooral om de mensen 'in het midden' die goed moeten kijken naar hun eigen meerwaarde. Het gaat om mensen met organisatietalent, mensen die nieuwe combinaties van producten kunnen bedenken, mensen die op en eenvoudige manier de complexiteit kunnen reduceren en het de gewone man kunnen uitleggen, mensen die de mogelijkheden van de technologie kunnen vertalen in toepassingen voor bedrijven, enzovoorts.
Herken je jezelf?
En wat gaan we doen om aan te sluiten bij de grote race? Het boek gaat ook in op de drive van de mensen aan de andere kant van de wereld. Een drive om keihard te werken tegen een (voor ons belachelijk) laag salaris. De mensen daar hebben ook een drive om het te gaan maken. Daarom staan studenten in de rij om toegelaten te worden tot de universiteit, studeren hard, keihard (en hebben er een baantje naast om het te kunnen betalen).
Heel pakkend was de brief van een Amerikaanse docent die met drie ouderparen had gesproken, één paar kwam uit India ("jullie moeten weer huiswerk opgeven, ze harder laten werken"), één echtpaar was geimmigreerd uit het oostblok ("waarom krijgt ons kind zo weinig natuurkunde?") en een Amerikaans echtpaar ("onze kinderen moeten al zo hard werken, ze houden geen tijd meer over voor tv, sport, spelletjes, het programma is echt te zwaar").
In het Westen zijn we verwend, nog lang niet gewend aan echte concurrentie. We zullen er hard tegenaan moeten als we niet terug willen vallen naar het niveau van de oostbloklanden van 20, 30 jaar geleden.
Een uit het Chinees vertaald gedicht:
Iedere morgen wordt in Afrika een gazelle wakker. Hij weet dat hij harder moet lopen dan de snelste leeuw, anders wordt hij gedood.
Iedere morgen wordt in Afrika een leeuw wakker. Hij weet dat hij harder moet lopen dan de traagste gazelle, anders verhongert hij.
Het maakt niet uit of je een leeuw bent of een gazelle.
Als de zon opkomt kun je maar beter beginnen met rennen.
zondag 4 februari 2007
Onderwijsdebat
Op 1 februari werd een door de SP (afdeling Eindhoven) georganiseerd onderwijsdebat gehouden over de stand van het onderwijs in het MBO en het HBO. Norbert Verbraak (Fontys), Frida Hengeveld (ROC Eindhoven), Ad Verbrugge (BON), Jasper van Dijk (SP), Achmed Sadat en Ad van Nie (Aob) vormden het panel.
Eigenlijk was het debat niet zo spannend. Na een inleiding van een kwartier per persoon was de toon wel gezet. Fontys en ROC Eindhoven ontkennen de problemen helemaal niet maar leggen een duidelijk verband tussen de financiële ruimte en de bureaucratie, die door de overheid wordt afgedwongen. Ad Verbrugge blijft een beetje hangen op oude, inmiddels wat uitgekauwde zaken en legt vooral de nadruk op de plekken waar zaken doorgeschoten of aantoonbaar slecht georganiseerd zijn en generaliseert dat naar het hele onderwijs, ontkent de bezuinigingen glashard. Jasper van Dijk doet daar lekker aan mee, vindt het treurig 'dat uitgerekend het PvdA het parlementair onderzoek heeft aangevraagd' en verslikt zich bijna in de vraag of de tweede kamer de onderwijsinhoud maar moet gaan bepalen. Dat toch maar niet.
Veel kritische geluiden vanuit de zaal. Typisch dat de meeste mensen aangeven niet zozeer tegen het nieuwe leren te zijn (Uiteraard Norbert Verbraak en Frida Hengeveld niet maar ook Achmed Adat niet, Aad van Nie niet en Jasper van Dijk geven aan dat het zijn goede kanten heeft). Terecht want dat nieuwe leren is hard nodig. Waar we nog hard aan moeten werken is de organisatie van dat onderwijs (onderwijslogistiek), de theoretische basiskennis en daarmee de kwaliteit van de diploma's. Frida Hengeveld geeft terecht aan dat we niet moeten verwachten dat het allemaal wel eventjes snel geregeld is, dat daar tijd voor nodig is.
Een paar persoonlijke noten: prima dat er een stevige discussie wordt gevoerd, dat maakt wat los. In die zin is het goed dat er een BON is en dat de SP op een speciale website meningen verzamelt over Fontys en ROC Eindhoven. Neemt niet weg dat ze wat boter op hun hoofd hebben, niet snappen dat 'het nieuwe leren' iets heel anders is dan een onderwijsmethodiek en juist nastreeft dat elke leerling of student een persoonlijk leertraject zou moeten krijgen.
Verder valt te constateren dat de verschillen kleiner worden: het onderwijs ontkent de problemen en BON ziet ook wel dat de overheid wat steken heeft laten vallen en dat het dus niet alleen maar de schuld van het management van de megainstellingen is.
Nog even, dan staan we zij aan zij, krijgen we niet alleen echt beter onderwijs in Nederland, hebben we ook een beter Beter Onderwijs Nederland...