Op 4 juni heeft de Vaste Tweede Kamercommissie voor Onderwijs met staatssecretaris van Bijsterveldt gediscussieerd over de invoering van CGO in het MBO. De uitkomst van het debat kan niet bepaald als een verrassing worden beschouwd.
Dat CGO moet worden getoetst aan de criteria van de commissie Dijsselbloem was te verwachten, al moet je je afvragen of Dijsselbloem dan wel goed geïnterpreteerd wordt. Het ging immers om 'van bovenaf opgelegde veranderingen en om het feit, dat de overheid zich alleen met het 'wat' moet bezighouden?
In dat kader liet een artikel in Trouw van deze week weer wat licht over de situatie schijnen. In het artikel wordt in een interview met Jeroen Onstenk duidelijk gemaakt dat het CGO gaat over het 'wat' en niet zozeer over het 'hoe', dat het advies indertijd door bedrijfsleven en onderwijs werd omarmd en dat het vanuit het veld verder is vormgegeven. Het gaat dus niet over een door de overheid van bovenaf opgelegde verandering!
Ook gaat het artikel in op het feit, dat het logisch is dat er ook aandacht besteed wordt aan nieuwe onderwijsvormen ('het nieuwe leren') maar dat dat losstaat van de competentiegerichte kwalificatiestructuur. Ook deze vernieuwing is niet opgelegd van bovenaf. De vraag is dan natuurlijk, of daarmee de invoering van CGO wel valt onder of niet allang voldoet aan de criteria van Dijsselbloem.
Ik heb me afgevraagd, wat het zou betekenen, als de politiek de invoering van CGO zou terugdraaien. Vervallen dan de nieuwe kwalificatiedossiers? Wat zou daar dan voor in de plaats komen? En wanneer? Wat zou dat betekenen voor de experimenten, die al jarenlang worden uitgevoerd? Daar zou een spannend boek over te schrijven zijn, lijkt me.
De meeste maatregelen, die worden aangekondigd, klinken helemaal niet slecht: er komt een nieuwe beslissing over de vaststelling van deel C, er wordt vooralsnog vastgehouden aan 2010 als invoeringsdatum (al wordt daar later nog een keer naar gekeken), er wordt serieus gekeken naar de invoering van domeinen (dat wil zeggen opleiden van breed naar smal), er wordt verder gewerkt aan de kwalificatiedossiers, er is aandacht voor taal, rekenen en wiskunde, met wellicht een vakcertificaat voor deelnemers, die het vereiste taal- of rekenniveau niet kunnen halen.
Toch zit er ook weer wat vreemds in die plannen:
In de invoeringsplannen die met het procesmanagement MBO 2010 worden besproken moeten scholen inzichtelijk maken dat zij studenten en docenten aantoonbaar bij de invoering hebben betrokken. Er zal niet worden voorgeschreven op welke wijze deze betrokkenheid c.q. medezeggenschap vorm moet krijgen.
Natuurlijk moet je ook deelnemers betrekken bij dit soort onderwijsvernieuwingen (en dat gebeurt ook, getuige publicaties als 'generatie Einstein', de Balansschool). Maar toch krijg ik er een beetje een vreemde associatie bij betrekken van deelnemers bij dit soort vernieuwingen. Was de kritiek op dat CGO en het nieuwe leren immers niet (onder meer) gericht op het feit, dat deelnemers zelf maar moesten vertellen wat ze wilden leren?
Nu komt het aan op een goede uitwerking (een goed onderwijsontwerp, balans tussen theorie en praktijk, betrokkenheid van docenten, goede organisatie, goede informatievoorziening) en een goede implementatie. Dat is iets anders dan CGO 'over de schutting wordt gegooid' zoals op veel plaatsen wordt ervaren.