zondag 30 oktober 2011

Epidemie van geheugenverlies

Joshua Foer gaat in de 'van der Leeuwlezing' in op de epidemie van geheugenverlies dat met de boekdrukkunst is ontstaan.
Ik wil u vragen mee te doen aan een kort experiment in zelfonderzoek. Denkt u eens terug aan de colleges uit uw eerste studiejaar. Hoeveel van de kennis die u toen is bijgebracht, kunt u zich nog herinneren? Of denk eens aan een boek dat u vorig jaar hebt gelezen. Wat kunt u zich daar nog van herinneren? Hoeveel zult u zich er over een jaar nog van herinneren? En over tien jaar?
Vóór mensen konden lezen moest alles, wat moest worden overgedragen, ook worden onthouden. De menselijke cultuur kon zich alleen ontwikkelen dankzij het geheugen. Met de komst van het schrift en boeken werd een extern geheugen geïntroduceerd. In eerste instantie had dat nog niet zo veel effect: toen er nog niet veel boeken waren, wist men dat men een bepaald boek hoogstwaarschijnlijk maar één keer beschikbaar had en moest de inhoud worden gememoriseerd.Met de komst van de boekdrukkunst werd extern geheugen enorm uitgebreid en hoefde niet alles meer onthouden worden.
Larry 'Google' Page heeft als visioen dat het mogelijk zal worden om onze hersenen aan te sluiten op het internet en het denken over een vraag al voldoende zal zijn om een antwoord te krijgen. (Leuk thema voor een science fiction boek.)

In het onderwijs is het memoriseren grotendeels vervangen door ervaringsleren. Eerdere onderwijssystemen waren veel meer gericht op het kunnen onthouden van allerlei feiten. Dat gebeurde niet alleen vanwege de kennis zelf maar ook omdat men er van uit ging dat daardoor het vermogen om dingen van buiten te leren werd versterkt. Eigenlijk een onderdeel van het verborgen curriculum.
Foer stelt, dat het leren van nu vooral is gericht op het het verwerven van voldoende korte termijn kennis om een examen te halen. Daarna mag alles weer vergeten worden.
Hier valt wel wat op af te dingen. Niettemin zien we in het onderwijs dat het belang van feitenkennis en het vermogen om zaken te memoriseren behoorlijk is verwaterd. Tegelijkertijd vermoed ik, dat meer aandacht voor het vermogen om dingen van buiten leren een positief effect op de kwaliteit van het onderwijs zou kunnen hebben.

Er zijn veel parallellen te trekken tussen Joshua Foer en Nicholas Carr. Beiden waarschuwen voor negatieve effecten van het internet op de hersenen. Waar Carr een relatie legt tussen internet en het afnemende vermogen om geconcentreerd te lezen en je daarbij in te leven in de tekst, gaat Foer nog een flinke stap verder. Hij ziet lezen (en met name het bestaan van toegankelijke informatiebronnen) als een aantasting van het vermogen tot herinneren. Foer heeft het daarbij over het 'verwoestende effect' op het geheugen.
Hoewel ik erg geïntrigeerd ben door zijn benadering van het geheugen en me ook nog wel iets kan voorstellen bij (de consequenties van)  het afnemende vermogen om te memoriseren, vind ik de omschrijving 'verwoestend' toch wel overtrokken.
Eens kijken hoe ik er over denk na het lezen van het Geheugenpaleis.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reacties zijn welkom