Het thema flexibilisering begint langzaam maar zeker hoog op de agenda te komen van onderwijsinstellingen, met name in het MBO en HBO. Er zijn nu verschillende publicaties verschenen die inzicht moeten geven in de materie en de instellingen moeten helpen bij het maken van keuzen voor de inrichting van het onderwijs, met name in het MBO. Zo zijn er nu publicaties van Wim van Gelder, het boekje "Flexibiliteit als voorwaarde" van het project Flexibel Leren, het onderzoek van Sietske Waslander en Maaike van Kessel. Zelfs de oratie van Wim Veen maar ook het onderzoek van Ad Schellekens zijn wat meer historische voorbeelden hiervan voor het hoger onderwijs.
Inmiddels heeft ook het SLO in samenwerking met Cinop in opdracht van de MBO-raad een boekje uitgebracht onder de titel "Maatwerk en flexibilisering", met als subtitel "Handreikingen voor competentiegerichte opleidingen".
Laten we beginnen met het goede nieuws: het boekje leest lekker weg en en gaat uit van de aanleidingen voor flexibiliteit, namelijk de verschillen die er zijn tussen de studenten of deelnemers op het gebied van kennis, leerstijl, behoefte aan zorg, enzovoorts. Het boekje verkent de mogelijkheden van flexibilisering op basis van die verschillen en beschrijft daar praktijkvoorbeelden bij. Het biedt op die manier een uitgebreid overzicht van allerlei mogelijkheden om het onderwijs te flexibiliseren.
Toch wil ik wat kanttekeningen plaatsen. Er zitten naar mijn idee wat gaten in het verhaal. Een paar voorbeelden:
- De auteurs stellen dat om maatwerk te kunnen leveren een afdeling of sector zowel zal moeten kijken naar de inhoud (het 'wat') als de werkvormen (het 'hoe'). Het 'hoe' blijft op die manier eigenlijk beperkt tot de didactiek. Maar naast het 'hoe' van de didactiek (op welke manier zorg ik dat de student leert wat hij moet leren?) is er ook het hoe van de onderwijsorganisatie (organiseren we het modulair? werken we met opleidingsteams of juist expertiseteams over opleidingen heen? leggen we de verbanden tussen theorie en praktijk door middel van lintvakken, organiseren we workshops waarop studenten zelf moeten inschrijven? enzovoorts). Die organisatorische 'hoe'-vragen zijn van een andere orde dan de didactische.
- Veel van de geschetste oplossingsrichtingen vliegen wel heel hoog over. Natuurlijk, het gaat over oplossingsrichtingen. Maar met sommige van de voorgestelde oplossingsrichtingen worden mensen soms wel drie keer met een kluitje in het riet gestuurd.
- Op de eerste plaats omdat wat in één alinea als oplossings(richting) wordt gepresenteerd in de praktijk niet zo eenvoudig te realiseren is. Bijvoorbeeld:
"De mogelijkheid bieden om ‘breed’ in te schrijven en pas gaandeweg de opleiding een keus te maken voor een smallere uitstroom of voor een bepaald niveau. Deze brede instroom kan bijvoorbeeld vorm krijgen vanuit samenwerking tussen een aantal verwante opleidingen."
Ga er maar aanstaan. En zo zijn er meer.
- Op de tweede plaats hebben veel van de oplossingen een onderlinge relatie, die hier niet uit de verf komt. Werken met een opdrachtendatabase staat niet los van de intake (welke opdrachten zijn geschikt?), de begeleiding (waar sta je, waar ben je aan toe?) en de beoordeling (in welke vorm?).
- En dan is er ten derde nog de schaalvergroting. Veel van deze oplossingen blijken wel te werken in een kleine setting. Uit de praktijk blijkt echter, dat bij het opschalen er allerlei schaalproblemen naar boven komen. Bij het verdubbelen van het aantal deelnemers en dus van het aantal docenten bij de overgang van een pilot naar de dagelijkse praktijk zijn er wel veel meer onderlinge relaties tussen die deelnemers en docenten waar rekening mee gehouden moet worden. Het is niet voor niets dat bij bijvoorbeeld veel roostermakers na een opschaling de rook uit de oren komt! - De grote ontbrekende factor in het hele boekje is de informatievoorziening. Hoe meer van mensen een eigen inbreng, een eigen verantwoordelijkheid en dus eigen beslissingen worden verwacht, des te beter zullen ze op de hoogte moeten zijn van de actuele situatie. Alle betrokkenen zullen tijd- en plaatsonafhankelijk moeten kunnen beschikken over de noodzakelijke informatie. Dat varieert van lesinhouden tot afspraken, van roosterwijziging tot rendementscijfers. Zonder perfect op elkaar aansluitende en toegankelijke informatiesystemen wordt het risico op een chaos bij een dergelijk toenemende complexiteit enorm veel groter. Daar had best een apart hoofdstuk aan gewijd mogen worden.
Het boekje is bedoeld als inspiratiebron. Het feit, dat het ook mij weer een overzicht van oplossingsrichtingen geeft en aan het denken zet, bewijst dat het (ondanks de aandachtspunten) toch in die opzet is geslaagd. Van mij mogen er dus best nog wat meer van dit soort publicaties verschijnen. Uiteindelijk zullen we met zijn allen mede dankzij deze vorm van kennisdelen in staat zijn veel van de losse eindjes aan elkaar te knopen en meer maatwerk in het beroepsonderwijs te realiseren!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reacties zijn welkom