vrijdag 11 december 2009

Is er leven na de subsidie?

Recent ben ik betrokken geweest bij een vraagstuk rondom digitale leermiddelen in het VO. Nu kende ik de materie al van 'vroeger' toen ROC-i-Partners zich samen met Kennisnet bezighield met de Educatieve Contentketen.

Met het maken van digitaal lesmateriaal ben je er niet, al is dat materiaal nog zo goed. Er zijn allerlei randvoorwaarden die het succes bepalen zoals vindbaarheid, technische bruikbaarheid (hierbij gaat het vooral om het voldoen aan allerlei standaarden: interoperabiliteit), authenticatie en authorisatie (in goed Nederlands: Identy Management). Maar ook op de scholen zelf is gebruik van goed materiaal niet vanzelfsprekend. Deskundigheid van de docenten op gebied van ICT, het kunnen volgen van de vorderingen van de leerlingen, de onderwijsvisie van de instelling, maar ook de ervaring die een school heeft met het implementeren van het materiaal in het onderwijs. En dan nog het Not Invented Here Syndrome: het feit dat veel docenten materiaal zelf ontwikkelen ondanks de beschikbaarheid ervan (over doelmatigheid gesproken). Alles bij elkaar dus een hoop aandachtspunten.

Met de gratis schoolboeken is het er voor de scholen niet makkelijker op geworden. Een boek uitzoeken voor een boekenlijst als dat boek door anderen (ouders) wordt betaald, maakt dat degene die kiest helemaal niet terughoudend hoeft te zijn. Nu scholen met een eigen budget het moeten zien te rooien, worden die keuzen ineens minder vanzelfsprekend, zal er beleid moeten worden opgesteld: leermiddelenbeleid. In dat beleid moet ook worden nagedacht wat de school wil met digitale leermiddelen, bijvoorbeeld ook, of er geld gestopt wordt in het zelf ontwikkelen of aanschaffen van digitaal lesmateriaal (of in het aanschaffen van laptops, wat ook gebeurt!).

Eén van de problemen met educatieve content is, dat het duur is om te ontwikkelen. Naast uitgevers, die digitaal lesmateriaal toevoegen aan bestaande methodes, zijn veel consortia bezig met het ontwikkelen van digitaal lesmateriaal. Daarmee maken de deelnemende scholen zich onafhankelijker van de vaak vakgerichte (en dure) methodes van de uitgevers. Meer vakoverstijgend, thematisch onderwijs wordt dan mogelijk. Maar ook meer flexibiliteit omdat leerlingen in verschillende snelheden of met verschillende onderdelen bezig kunnen zijn dankzij dat materiaal. Er zijn in het VO verschillende consortia op dit terrein actief, zoals de OVC (Onderwijsvernieuwingscoöperatie) of DigilessenVO. De VO-raad werkt aan een initiatief om al die content via één portaal aan scholen aan te bieden: de Leermiddelenbank. Via het portaal VO-content moet al dat materiaal dan te vinden zijn. Inmiddels zijn al afspraken gemaakt om dit initiatief te koppelen aan WikiWijs.

Consortia krijgen vaak subsidie om gedurende een bepaalde tijd het materiaal te ontwikkelen en te implementeren. Subsidies maken veel mogelijk maar brengen ook problemen met zich mee. Eigenaarschap bijvoorbeeld. Van wie is nu die content? Wie mag het gebruiken? Er speelt al een hele discussie over Open Content: het gratis beschikbaar stellen van educatief materiaal. Een Creative Commons licentie regelt voor een deel het probleem rond eigenaarschap. Kort door de bocht geredeneerd stelt de eigenaar de content het tegen bepaalde voorwaarden ter beschikking zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen. Een product dat met een subsidie is ontwikkeld, zou goedbeschouwd dan al helemaal gratis ter beschikking moeten worden gesteld, het wordt dan 'Open Content'.
Hierbij speelt ook het fenomeen dat 'men' vindt, dat wat op internet staat, gratis zou moeten zijn. Zo gauw er kosten aan verbonden zijn, haken velen af (een boeiend boek over deze materie is 'Free' van Chris Anderson).
Maar ja, Open Content is nog geen gratis content. Consortia maken vaak gebruik van specialisten of specialistische organisaties om hen te ondersteunen bij de ontwikkeling van het lesmateriaal. Er zijn dus wel degelijk kosten verbonden aan het doorontwikkelen en onderhouden van die content. Het leven na de subsidie!

En daarmee komt een ander probleem van subsidies boven water: het gaat om een tijdelijke inkomstenbron. In het verleden zijn veel ICT-onderwijsprojecten gestrand op het ontbreken van een goed businessmodel of te wel een manier om na een subsidie toch voldoende inkomsten te genereren om het product in stand te kunnen houden. Als het materiaal vanwege de subsidie gratis ter beschikking moet worden gesteld, hoe genereer je dan structurele inkomsten om continuïteit te kunnen 'garanderen'?

In een zoektocht rond dit vraagstuk kwam ineens Alexander Osterwalder bovendrijven. Osterwalder heeft een 'model' ontwikkeld waarmee een organisatie aan 'businessmodelinnovatie' kan doen. Een boeiende presentatie is hier te zien.
Ook voor digitale leermiddelen zijn hier interessante manieren te ontdekken om inkomsten te genereren, terwijl het materiaal zelf gratis ter beschikking wordt gesteld. Denk dan aan het gratis maken van het materiaal zelf maar een vergoeding vragen voor (verdiepende) opdrachten, docentenhandleidingen, de mogelijkheid om leerlingen te volgen bij het werken met het materiaal, toetsen bij de opdrachten. Een heel boeiende optie zou zijn om de kleinere, losse leereenheden gratis ter beschikking te stellen maar juist een vergoeding te vragen voor arrangementen: leertrajecten of leerlijnen op basis van meerdere basiseenheden.

Er zullen nog wel wat bits en bytes door de glasvezels stromen voordat aanbieders hier echt vernieuwende businessmodellen kunnen gaan aanbieden. Maar er lijkt in elk geval leven te zijn na een subsidie!

Uitgetwitterd

TwitterdagIk heb nooit onder stoelen of banken gestoken: Twitteren is niks voor mij. Voortdurend de rest van de wereld op de hoogte houden van mijn gedachtenkronkels en bezigheden in 160 karakters trekt me niet zo. Met alle respect voor alle gerenommeerde Twitteraars, het merendeel van wat ik (heel af en toe) lees, beschouw ik eerlijk gezegd als onzin die voortdurend de wereld in gestuurd wordt. Wie boeit het nu dat iemand richting een afspraak gaat, vertraging heeft, even een pauze gaat houden, of wat dan ook? Eventuele nuttige berichten verdwijnen in die enorme brei. En je zult toch aandacht moeten besteden aan al die berichten om de nuttige dingen er uit te vissen.

Ik heb het wel even geprobeerd: toen ik Mexicaanse verplichtingen had tijdens de Onderwijsdagen. Ik heb toen geprobeerd via Twitter een beetje mee te krijgen van de inhoud van het congres. Nou vergeet het maar. De enige nuttige toepassing, die ik ooit heb gezien, was tijdens een congres, toen de twitterwall werd gebruikt om reacties van uit het publiek richting forum te krijgen.

In de begintijd heb ik wel uit nieuwsgierigheid een Twitteraccount aangemaakt. Je moet het toch een keertje proberen, niet waar? Een positieve impuls volgde toen ik al snel enkele volgers kreeg. Die kun je niet teleurstellen. Maar nadat ik paar keer vertwijfeld met mijn vingers boven het toetsenbord heb zitten bedenken wat ik de wereld zou moeten mededelen, ben ik toch weer afgehaakt.
Ondanks dat groeit mijn legertje volgers gestaag. Steeds weer een felicitatie van Twitter, dat er alweer een dolende ziel hongerend zit te wachten op mijn gedachtenspinsels. De meesten ken ik niet, sterker nog, hun naam doet vermoeden dat ze de Nederlandse taal niet eens machtig zijn...

Twitter_3 Dus heb ik er maar een eind aan gemaakt. Het was even zoeken, maar uiteindelijk vond ik de verlossende tekst: Delete my account. Met nog wat verwoede pogingen van Twitter om me op andere gedachten te brengen, heb ik doorgezet en het account definitief opgeheven. Sorry volgers, als je wat van mijn overwegingen, gedachtenroerselen en bezigheden wilt weten, zul je door wat meer dan 160 karakters per keer moeten heenworstelen op deze blog...

Na pakweg een jaar en maar liefst 3 tweets ben ik uitgetwitterd. Het twitterfenomeen volg ik wel aan de buitenkant, want het feit dat het zo'n succesvol fenomeen is, blijft natuurlijk fascinerend!

zondag 22 november 2009

De Onderwijsagenda

De Volkskrant start de Onderwijsagenda, samen met ThiemeMeulenhof, ondersteund door Kennisnet. Na eerdere agenda's (waaronder de sociale agenda en de ruimtelijke agenda) is nu het onderwijs aan de beurt.

Een Panel van Wijzen heeft een eerste lijst van 30 problemen in het onderwijs samengesteld, waarop gestemd en vooral, gereageerd mag worden. Op basis van de reacties worden 6 thema's benoemd, over elk thema wordt een debat gevoerd.

Eerlijk gezegd vind ik de lijst van 30 problemen niet helemaal consistent. Het is natuurlijk ook maar de eerste opsomming als resultaat van de vraag aan elk panellid: wat vind jij nou de belangrijkste top-x (hoeveel mochten ze er indienen?).

  • Er zit wat dubbelingen in:
    • "Een middelbare schoolklas met dertig individuen is erg veel gevraagd van een docent"
      en
    • "Schoolklassen zijn te groot om kinderen de benodigde begeleiding te geven"
  • Er zitten ook tegenstrijdigheden in:
    • "Een middelbare schoolklas met dertig individuen is erg veel gevraagd van een docent"
      en
    • "De arbeidsproductiviteit in het onderwijs is dramatisch gedaald"
  • Niet alle problemen zijn even helder geformuleerd:
    • Je zult eerst moeten weten wat er verstaan wordt onder 'arbeidsproductiviteit' om een goede uitspraak te doen over een dramatische daling.
      (De stelling klopt wel als je ziet dat er steeds meer werknemers in het onderwijs komen op hetzelfde aantal leerlingen, maar hoe zit dat met de verhouding tussen leraren en leerlingen? Of te wel, heeft de regeldruk van de overheid er niet voor gezorgd dat er steeds meer administratieve medewerkers nodig waren?)
    • Als je stelt, dat 'het onderwijs niet het aanzien heeft dat het verdient en nodig heeft', heb je het dan over een oorzaak of juist een gevolg?

Neemt niet weg, dat na de fase Dijsselbloem het onderwijs opnieuw centraal komt te staan in het debat. Met een uitnodiging aan eenieder daar een bijdrage aan leveren. Al mag ik hopen, dat dat gebeurt op een wat minder verzuurd niveau als we de afgelopen jaren in menig onderwijsdebat gezien hebben...

zondag 15 november 2009

Tijdschrijven voor docenten - ook dat is professionalisering!

De Onderwijsraad heeft een advies uitgebracht rondom het verbeteren van de doelmatigheid in het onderwijs. En zoals gewoonlijk wordt daar één detail uitgepikt, uitvergroot en tegen het licht gehouden: docenten moeten gaan tijdschrijven. En natuurlijk wordt dat idee afgekraakt in de media, door onderwijsbonden, bloggers, enzovoorts.

Eerst even het advies:
Onderwijsgeld kan doelmatiger besteed worden. Zeker in het licht van de ministeriële werkgroepen, die momenteel aan het onderzoeken zijn waar geld gevonden kan worden, is het verstandig te kijken op welke manier dat zou kunnen. Voor de raad gaat het om:

Uitgaande van de huidige middelen een verhoging van onderwijskwaliteit tot stand brengen (betere en/of hogere opbrengsten in brede zin)

Geconstateerd wordt, dat het in het onderwijs geen gemeengoed is om rekening te houden met doelmatigheid van met name onderwijsvernieuwingen

Streven naar doelmatig(er) onderwijs is momenteel binnen onderwijs beslist nog geen gemeengoed. Leraren en scholen nemen veel initiatieven om hun onderwijs te vernieuwen en te verbeteren, maar daarbij krijgt doelmatigheid weinig aandacht. Scholen en leraren zijn vooral gericht op onderwijskundige vernieuwing en/of - verbetering. Deze vernieuwingen gaan in de praktijk vaak gepaard met extra kosten en extra inzet van mensen.

Er wordt een aantal maatregelen genoemd:

  1. Gerichte aandacht voor doelmatigheid bij onderwijsverbetering en innovatie
    Niet alleen een vernieuwing, ook de consequenties daarvan doorrekenen.
  2. (Stimuleren van) leren van variatie in projecten
    Onderling vergelijken van effectiviteit van projecten, ook projecten goed monitoren.
  3. (Stimuleren van) het ontwikkelen van instrumenten die inzicht geven in de kosten
    Hier wordt onder andere de Onderwijscalculator genoemd maar ook inzichtelijk maken waar docenten hun tijd aan besteden: tijdschrijven!
  4. Doelmatigheid ook meenemen in het HRM-beleid
    Beoordelen van docenten, ook gevarieerder belonen.
  5. Inzicht geven in resultaatverbeteringen op gebied van doelmatigheid
    Dit gaat verder dan het verantwoorden van de uitgaven, ook een relatie leggen met de kwaliteit. Ook Benchmarking kan hierbij helpen.
  6. Ook andere organisaties betrekken bij het verbeteren van doelmatigheid
    Ook sectororganisatie, vakbonden, etc, kunnen een rol spelen

In dit licht is tijdschrijven één van de maatregelen die kunnen helpen. Door middel van tijdschrijven wordt inzichtelijk gemaakt waar de tijd nou daadwerkelijk aan wordt besteed. Dat inzicht ontbreekt op dit moment.
Tijdschrijven is geen oplossing waarmee de doelmatigheid direct verbetert. Tijdschrijven moet inzicht geven in de tijd die ergens aan wordt besteed. Dan pas kan worden beoordeeld of de tijd ook effectief en efficiënt is besteed.
Nu worden er allerlei bureaucratische horror-scenario's geschetst. Natuurlijk kan er veel mis gaan, varierend van boycottende docenten tot managers die niets met de informatie doen en het weer laten verwateren. Van allerlei formulieren waar allerlei onzin tot in detail moet worden ingevuld tot vooraf gecalculeerde tijdseenheden die mogen worden gebruikt voor een bepaalde taak (je mag 12 minuten besteden aan dit intakegesprek, voor het voorbereiden van die les mag je 37 minuten tellen). Tijdschrijven wordt geassocieerd met wantrouwen en controle.
Als dit soort beelden de discussie gaan overheersen, wordt het inderdaad niks.

Laten we het eens omdraaien.
Een professional is iemand die voor een belangrijk deel verantwoordelijkheid draagt voor het zelf vormgeven van zijn werk. Het is iemand, die kwaliteit van zijn werk hoog in het vaandel heeft staan en voortdurend bereid is te leren om die kwaliteit hoog te houden of zelfs verder te verhogen. Dat vraagt om transparantie. Een professional is dan ook bereid inzicht te geven in zijn activiteiten om op die manier zelf of met anderen te kunnen reflecteren.
Een onderwijsprofessional, die zich hierin herkent, heeft volgens mij helemaal geen moeite met tijdschrijven. Die ziet het gewoon als één van de aspecten die samenhangen met zijn werk als professional in de context van vele andere maatregelen, die nodig zijn om kwaliteit te kunnen leveren met beperkte middelen.

woensdag 11 november 2009

(Virtuele) Onderwijsdagen - Dankzij de onderwijsdagen

Professor van Saemen, buitengewoon hoogleraar  Educatieve historie over de gespannen relatie tussen onderwijs en ICT.

Verstopt In een stroom van woordgrappen, ondoorgrondelijke rekensommen, gedichten, taalkronkels en loftuitingen aan Toine Maes presenteert van Saemen drie bedreigingen:

  • overnemen van dingen die je zelf kunt door een appraat leidt tot het amputeren van eigen vermogens,
  • er is sprake van een scheve man-vrouw verdeling in onderwijs (V) en ICT (M)
  • het gebruik van jargon en afkortingen

Hoewel hij regelmatig de zaal aan het lachen krijgt, blijft er van de hoge verwachtingen niet echt veel overeind. Leuke presentatie, maar niet het inspirerend slot dat er van verwacht werd...

Laten we maar niet teveel gaan klagen,
wat we er van hebben overgehouden was toch dankzij de onderwijsdagen.

(Virtuele) Onderwijsdagen - Over het puberbrein

De eerste keynote van de tweede Onderwijsdag is Huub Nelis, Directeur  van YoungWorks, co-auteur van Puberbrein binnenstebuiten, (Moqub heeft ook uitgebreid aandacht aan het boek besteed).

Met een puberbrein wordt eigenlijk een zich ontwikkelend brein bedoeld, niet alleen dat van pubers. Er is inmiddels veel inzicht  in de werking en ontwikkeling van hersenen, mede door moderne hersenscantechniek (al kun je dat nou niet bepaald 'filmen', zoals hij stelt).

Zijn jongeren van vroeger nog echt anders dan die van tegenwoordig? Aan de huidige jeugd worden allerlei dingen toegeschreven die echt niet waar zijn, dat zijn mythes. Jongeren zijn al eeuwenlang hetzelfde als het gaat om de emotionele ontwikkeling. Er zijn natuurlijk verschillen en dan met name ten aanzien van communicatiemiddelen en communicatie. Maar vrienden zijn nog steeds belangrijk: "Wie ben ik, wat vinden anderen van mij?" Het gaat om verbonden zijn.

Onze maatschappij is er de laatste tijd erg op gericht om jongeren ruimte te geven om zich te ontwikkelen. De jongerencultuur is dominant geworden, jongeren worden sneller volwassen.
Volwassenen zijn daardoor onzekerder, jongeren worden overschat.

Het brein is rond het 12e levensjaar qua volume volgroeid, maar ontwikkelt zich door tot het 25ste. Er worden dan steeds meer verbindingen gevormd. Ontwikkeling vindt daarbij plaats van achteren naar voren, van grove motoriek naar fijntuning. Van de kleine hersenen naar de frontaalkwab. Daar moet de balans tussen ratio en emotie worden geregeld. Die ontstaat dus pas in een later stadium.
Voor die tijd heeft de amygdala de overhand, daar worden juist de emoties geregeld. Daardoor worden problemen eerder met een knuppel dan met beleid opgelost. Een helikopterview, een besef van langetermijn consequenties van het eigen handelen is nog niet uit ontwikkeld.
Daarbij stijgt de hormoonspiegel. Dat leidt naar hang naar sensatie, naar kicks. Biologisch wel te verklaren omdat jongeren anders het nest niet zouden durven te verlaten.

In de omgevingen zijn er verschillende partijen die een rol spelen: thuis - school - peers - overige opvoeders. Dingen worden belangrijk, juist door de mening van de omgeving, en vooral dat deel van de omgeving waar je echt bij wilt horen (je 'peers').
Voor ouders is het belangrijk om het in de gaten te houden, te weten waar jongeren mee bezig zijn. Het is een mythe dat ze al veel verder zijn dan de jeugd van vroeger. Ze weten niet meer van sex al zien er meer van. Houd contact!

Het verhaal wordt vervolgd met een reeks adviezen voor opvoeders en leraren, die er kort gezegd op neer komen dat betrokkenheid, positieve aandacht, stimulatie, waardering en aandacht, hulp bij het maken van keuzen belangrijk zijn. Allemaal heel waar, maar eerlijk gezegd een beetje te simpel gebracht. Wat meer over het ontwikkelende puberbrein en leerprocessen was niet verkeerd geweest...

Het goede nieuws is in elk geval: het gaat allemaal over...

dinsdag 10 november 2009

(Virtuele) Onderwijsdagen - Yes, een crisis

De tweede keynote van de Onderwijsdagen was van Marc Lammers, oud bondscoach van het dames hockeyteam, dat in 2006 de Wereldcup en in 2008 de goudenmedaille op de Olympische Spelen won. Een inspirerend verhaal waarbij het accent steeds werd gelegd op het positieve in plaats van het negatieve, op kracht in plaats van op zwakte. Daarnaast liet hij zien hoe innovatie het verschil kan maken. Ook aandacht voor het leerproces, dat zijn teamleden maar ook hijzelf doormaakte.

"Als ik keek bij mijn eigen team zag ik steeds problemen, keek ik bij een ander, zag ik mogelijkheden." De focus van een trainer is anders dan die van de spelers. Als je bij de spelers komt met de boodschap: 'Het gaat om het deelnemen, niet om het winnen', dan heb je afgedaan. Het gaat de spelers om het winnen!
Maar focussen op alleen winst is gevaarlijk. Je bent ook afhankelijk van de tegenstander, de scheidsrechter, het weer... al zijn dat voor een belangrijk deel ook smoesjes! Een coach focust niet op het resultaat maar op het proces. Daar heeft hij invloed op. En dat betekent: meten is weten.

Lammers heeft op allerlei manieren gemeten, bij zijn tegenstanders, in zijn team, bij de individuele speelsters. Zo kwam hij er achter, dat ze trainden met 30m sprintjes terwijl in de praktijk bleek dat de meeste sprintjes niet boven de 16 meter uitkwamen. Door daar op te trainen werd het team net iets sneller. Speciale camera's brachten spelbeelden driedimesionaal in kaart voor snelle analyses, Google maps liet zien op wat voor manier de tegenstanders trainden.
Kansen liggen er als er problemen zijn, bijvoorbeeld temperatuur in China in augustus. Door te kijken bij Anke van Grunsven ontstond het idee om ijsbaden te gebruiken om sneller af te koelen, om sneller te herstellen. Daar waren zijn speelsters niet meteen van overtuigd. Maar bij innovaties is er altijd weerstand. complimenten komen pas later ('Hé, er is geen ijs, wat belachelijk!').

Je kunt alleen maar verschil maken door te vernieuwen. Hoe hoger aan de top hoe moeilijker is het om te innoveren. Eén van de speelsters had een potentieel goede strafcorner, maar het lukte steeds net niet. Krachttraining levert hardere corners op die harder over gingen. TNO heeft onderzoek gedaan met sensoren om houding, beweging en kracht te kunnen bepalen. Dat leverde het inzicht op dat een net wat langere stick het verschil zou maken tussen net mis en met raak.

Met erg leuk filmpje werd de rol van een innovatiemanager gedemonstreerd.

Hij ging ook in op zijn eigen leerproces. Door mensen niet altijd te helpen maar hun eigen fouten te laten maken ("laat zoonlief zijn eigen tas in pakken, dan is hij het zelf schuld als er iets vergeten is"). Dat zie je ook bij de spelers, die overstappen naar de internationals. Die hebben zelf nog nooit gekookt en worden meteen 5 kilo zwaarder. Die gaan nu met eerste een voedingsdeskundige naar de supermarkt en krijgen twee weken kookles.

Hij ging ook in op zijn eigen leerproces. Lammers gaf aan dat hij in onderwijs altijd al had ervaren dat de focus lag op de onvoldoendes in plaats van de dingen waar hij goed in was. Ook bij trainingen werd daar het accent gelegd. Zo werd er bij één van de speelsters veel getraind op technieken, waar ze niet goed in was. Die werd voortdurend bevestigd in slechte eigenschappen. Pas toen ze gevraagd werd werd waar haar sterke kant lag, werden resultaten gescoord.

"Hersenen kennen het woordje niet niet. Dus mijn reactie 'Niet op de backhand spelen' werkt niet. Maar als dan gevraagd werd, waar wel op gespeeld moest worden, wist ik het niet."
NLP (Neuro Linguistisch Programmeren) gaf hem het inzicht dat je moest zoeken naar de mogelijkheden. Daarin moet je mensen laten excelleren. Dan kan er een flow ontstaan. Op die manier kun je de diversiteit gebruiken: ieder op zijn sterke kracht.

Benaderen van beperkingen is juist het negatieve versterken. Mensen compenseren dat met andere gaven. De beste telefonistes zijn blind, dyslexie wordt gecompenseerd met ruitelijk inzicht, etc
Gebruik van sterke kant levert zelfvertrouwen, levert mogelijkheden om te werken aan minder sterke punten.
Samenvattend:

  • Winnaars hebben een plan, (een persoonlijk ontwikklingsplan maar ook een teamplan)
  • Verliezers hebben een excuus
  • Winnaars zeggen: mogelijk
  • Verliezers zeggen: moeilijk
  • Winnaar laten iets gebeuren
  • Verliezers wachten tot iets gebeurt

Op die manier kan het echt werken: Yes, een crisis!

(Virtuele) Onderwijsdagen - de aftrap

De onderwijsdagen zijn begonnen met een film van het Surfnet Kennisnet Innovatieplatform. In onderlinge samenwerking zijn programma's geïnitieerd rondom gaming en mobile learning. Ook op andere terreinen is het platform actief.

Vervolgens verschijnt Plasterk als avatar in een virtuele omgeving. In zijn korte openingstoespraak noemt hij het belang van innovatie al geeft hij daarbij aan dat veranderingen in de quartaire sector nooit zo snel gaan als in de primaire en secundaire sector. Hij maakt nog even reclame voor WikiWijs en vertrekt dan weer in een virtuele wolk...

Wim Liebrand reageert vervolgens op een mogelijke dubbele bodem in het verhaal van Plasterk. Hij maakt duidelijk dat het gebruik van ICT in het onderwijs het onderwijs zelf niet goedkoper maakt! Er is niet alleen behoefte aan innovatie maar ook aan implementatie!

Dan wordt het podium vrijgemaakt voor Richard Baraniuk die zijn keynote wijdt aan Open Education. Hij onderkent twee belangrijke enablers voor de OE-beweging: technologie (Web/XML, internet) en intellectueel eigendom (creative Commons). Hij laat aan de hand van de bekende legometafoor zien dat het werken met lossen leereenheden kunnen bijdragen aan het samenstellen van persoonlijke leerroutes, dat het mogelijkheden oplevert voor hergebruik.
Baraniuk beschrijft het Open Education System: (authoring - editing - quality control - distribution - use) niet als een keten maar als een ecosysteem. Hij noemt allerlei voorbeelden van de ecosysteem benadering:

  • Open materiaal biedt mogelijkheden voor printing on-demand, een wijziging vandaag is in de print van morgen verwerkt - snellere updates
  • Hij beschrijft een voorbeeld waarbij 15 auteurs er achter kwamen dat ze allemaal hetzefde boek wilden gaan schrijven. Daarbij bleek ook dat 90% van de inhoud overal hetzelfde was. Door samenwerking ontstond een online ''supertextbook'.
  • Met gebruik van technologie kan aan het 'zien' (lezen) het doen worden toegevogd: interactiviteit. Formules kunnen op die manier met applets tot leven worden gebracht.

De grote meerwaarde van Open Education zit hem niet eens in het delen van kennis (outreach) maar vooral dat anderen dingen kunnen toevoegen, aanpassen (inreach).
Er ontstaan wereldwijd allerlei initiatieven om kennis via open structuren beschikbaar te stellen. Zo is er het Budapest Open Access Initiative. In de wetenschap bestaat er het Capetown Initiative (niet gevonden). Overheden sluiten zich aan door ook steeds meer voor te schrijven dat resultaten van onderzoek publiek eigendom moeten zijn (UK: "Medical research is public good"). Ook Wikiwijs wordt in dat rijtje als een een top down initiatief gepresenteerd.

Baraniuk gaat ook in op de financiële aspecten en duurzaamheid. Hij stelt dat de huidige situatie zeker niet duurzaam is, als je ziet dat de prijzen van educatieve boeken over het algemeen 4x de inflatieindex overstijgen. Als je dat vergelijkt met wat er inmiddels is gebeurd in de wereld van kranten, software en muziek moet je wel concluderen dat een nieuw systeem nodig is. Hij geeft aan dat er behoefte is aan nieuwe businessmodellen. Zie o.a. 'Free' van Chris Anderson, gratis te downloaden. (Noot: Zie in deze context ook het verhaal van Osterwalder over nieuwe businessmodellen, zeer de moeite waard!

Tot slot gaat Baraniuk nog in op 'Quality control'. Open access levert vaak veel snelle een verbetering op dan in de traditionele situatie. Vergelijk Wikipedia met Encyclopedia Brittanica. In de wetenschap wordt peerreview gebbruikt, maar dat systeem staat door de toenemende stroom publicaties onder zware druk. Door het gebruik van social software, vergelijkbaar met Delicious of Flickr ontstaat een schaalbare manier van kwaliteitscontroles in de vomr, die hij aanduidde als 'lenzen'.

Een korte reflectie op het verslaan van een presentatie via streaming media in een ziekbed: dat valt niet zo mee. Er is meer afleiding ('Wil je nog koffie? De printer doet raar, kun je even...?'), de regisseur stelt andere prioriteiten in wat hij laat zien dan waar ik als waarnemer behoefte aan heb (ik mis tenminste hele stukken uit de presentatie omdat die te kort in beeld kwamen). Daar is allemaal wat aan te doen (presentatie vooraf of Slideshare, of gebruik maken van Rich Media, natuurlijk. En op de deur een bordje ''Even niet storen").

maandag 9 november 2009

Geen Onderwijsdagen voor mij

Op dit moment lig ik een beetje Mexicaans uit te zieken (even er van uitgaande dat die milde griep, die ik heb, daadwerkelijk de Mexicaanse is, natuurlijk). Te duf en duizelig om op te staan, niet beroerd genoeg om te gaan liggen niksen.
In elk geval gaat het Edubloggers diner aan mij voorbij net zoals de Onderwijsdagen. Hoewel, we hebben natuurlijk ICT...

De keynotes zijn via streaming video live te volgen. Ik heb de wekker in mijn telefoon al gezet.
En dan is er Twitter al heb ik er weinig vertrouwen in dat me dat echt iets oplevert.
Het gaat natuurlijk om blended learning: ICT combineren met live aanwezigheid. Ik heb in het programmaoverzicht mijn eigen verlanglijstje gemaakt en doorgestuurd aan een collega, met het verzoek me er later over bij te praten.

Nou eens kijken wat het in de praktijk oplevert.

zondag 8 november 2009

CCC - Nieuw onderwijsconcept met ICT

Onder de titel "Grenzeloos en gevarieerd leren op de werkplek" is bij ROC Eindhoven een start gemaakt met een nieuw concept voor een BBL-zorgopleiding. In samenwerking met de Vitalis Woonzorggroep en het kenniscentrum Calibris en met ondersteuning van het Surfnet - Kennisnet Innovatieprogramma is dit nieuwe concept opgezet.
(Beetje verwarrend in de rapportage is dat de termen onderwijsconcept en leerconcept door elkaar worden gebruikt terwijl er ook nog wel te zeggen zou zijn om te spreken van een onderwijsorganisatieconcept)

Kern van het nieuwe concept is het laten vervallen van de vaste schooldag en een betere afstemming op de individuele situatie van de studenten. Veel ICT-middelen en een andere opzet van het opleidingsprogramma en de begeleiding onder het motto Connected - Concentrated - Convenient (CCC). Geen colleges meer op school maar via streaming video, een palmtop om informatie te kunnen opzoeken, werkcolleges bij de werkgever, de mogelijkheid om via de elo (Fronter) vragen te stellen, te discussieren of ook om online samen te werken, enzovoorts.

Het nieuwe concept is gebaseerd op een vijftal ontwerpprincipes:

  1. Niet meer naar school voor hoorcolleges
  2. Leermateriaal altijd beschikbaar
  3. Maar rust voor studie en reflectie
  4. Afstemming ROC - Vitalis
  5. Online samenwerken

Er moeten wel wat praktijkproblemen worden opgelost. Zo is de beschikbaar van (draadloos) internet bij Vitalis geen vanzelfsprekendheid, moeten (school- en werk) roosters worden aangepast, het materiaal van het ROC en Vitalis meer op elkaar worden afgestemd, een andere werkverdeling worden gemaakt mbt de begeleiding van de studenten, maar ook dat niet alle studenten al even vaardig zijn in het gebruik van ICT! Nog een apart probleem is, dat het nog niet duidelijk is deze vorm van onderwijs bij de Inspectie door de beugel kan. Daar moet nog overleg over plaatsvinden. In elk geval wordt hier weer een boeiende stap vooruit gezet, zoals de Stuurgroep CCC zelf ook verwoordt:

CCC Leren is geen ICT project, maar een nieuwe manier van werken en opleiden. De waarde van het CCC Leren zit in de intensivering van de begeleiding en het leertraject op maat. Dit project is een must met het oog op de toekomstige beroeps‐ en opleidingspraktijk.

zondag 1 november 2009

Uitslag Plugfest Educatieve Leermaterialen

Op 6 oktober 2009 werd in Utrecht een Plugfest Educatieve Leermaterialen gehouden. Ik mocht daar als één van de panelleden een oordeel vellen over de manier waarop auteursomgevingen en afspeelomgevingen voldeden aan uitwisselingsstandaarden.

Inmiddels is de uitslag bekend! Lectora presteerde het beste als auteursomgeving, N@Tschool als afspeelomgeving. De content van Noordhoff voldeed van de uitgeverijen het beste. Lees hier de hele uitslag in pdf, hier de samenvatting.
Natuurlijk moet alles met een flinke korrel zout worden genomen, want de eindconclusie was wel dat er nog veel te doen is! Maar, zoals gezegd (en hierbij herhaald): de winst zit hem op dit moment in de bereidheid van de leveranciers om te participeren en zich kwetsbaar op te stellen. Daar mogen we een volgende keer ook op hopen. Ik kan het niet laten: de volgende keer kunnen we met eenzelfde resultaat niet blijven juichen over de bereidwilligheid van leveranciers. Er wordt dan wel wat meer verwacht!

donderdag 22 oktober 2009

Leren goed geregeld

Het KPC heeft recent een nieuw boekje uitgebracht onder de titel 'Leren goed geregeld'. René Strijbosch, Harrie Gankema en Ton Bruining hebben veel denkwerk en praktijkervaring bij elkaar gebracht in een poging een oplossingsrichting te bieden in het vraagstuk rondom onderwijslogistiek.
Ik ben er nog niet helemaal uit of ze daar daadwerkelijk in geslaagd zijn. (Het feit alleen al dat ik daar aan twijfel geeft al aan dat ze dus eigenlijk (nog) niet geslaagd zijn!) Tegelijkertijd biedt het boekje wel een aantal heel interessante uitgangspunten en aanknopingspunten.

Heel kort gezegd geven de auteurs een handreiking voor de manier waarop je een onderwijscatalogus kunt samenstellen op basis van een leerpsychologische benadering van het curriculum. Op basis daarvan kun je het onderwijs flexibel(er) inplannen. Daarvoor wordt een stappenplan aangereikt dat aan de hand van een duidelijk voorbeeld wordt uitgewerkt. Sterk in de benadering maar eerlijk gezegd wat minder sterk in de uitwerking.

De leerpsycholische benadering gaat uit van 4 (niveaus van) kennissystemen: Handelen, begrijpen, verwoorden en sociaal functioneren.
Handelingen leer je door te doen. Logische werkvormen hierbij zijn instructie, nadoen, oefenen. Begrip ontstaat met trial en error, door projecten uit te voeren, bijvoorbeeld. Verwoorden gaat over het opdoen van kennis door het gebruik van bronnen. Sociaal functioneren gaat over samenwerkend leren, samen reflecteren.
Door een curriculum op het niveau van werkprocessen te analyseren op deze componenten kunnen afzonderlijke leereenheden worden geformuleerd die de genoemde werkvormen kunnen worden ondersteund. Door hier slim naar te kijken, kun je veel efficiencywinst behalen. Zo zijn er werkvormen, die door een student zelf of in een groepje kunnen worden doorgewerkt. Ook kunnen elementen, die normaal gesproken als één geheel worden gezien, worden opgesplitst. Op die manier kan een langdurig praktikum worden onderverdeeld in een (zelfstandig door te werken) voorbereidingsdeel en een (korter) begeleid praktikum.
Op die  manier kunnen uit een vak ook delen worden gehaald die roc-breed zouden kunnen worden aangeboden, delen die sectorspecifiek zijn en delen van heel specifieke beroepsafhankelijke onderwerpen. Onderwijslogistiek biedt op die manier meer efficiëntie!

In de uitwerking komt toch een aantal grote en kleine gebreken aan het licht.

  • De indeling in 4 kennissystemen voelt niet overal lekker aan. Het komt dicht bij de gelaagdheid, die we vroeger ook in de indeling van 'de Block' aantroffen: weten (en kunnen) - inzien - toepassen - integreren en zo.
    Naar mijn gevoel horen begrijpen en verwoorden veel dichter bij elkaar te staan dan in het kennismodel van KPC. Je kunt immers laten zien, dat je iets begrijpt door het te verwoorden. Expliciteren lijkt me dan een betere term voor het model. Dat op dat niveau het raadplegen van bronnen zit, vind ik wel weer logisch. Je moet immers al het een en ander weten en begrijpen voordat je kunt vaststellen of een bron een antwoord biedt op je zoekvraag. Bij expliciteren hoort ook reflecteren over je eigen handelen. Dat komt in het KPC-model pas op een hoger niveau aan de orde.
    In het boekje wordt een voorbeeld uitgewerkt. Daarbij wordt bijvoorbeeld het 'Analyseren van een werkproces' onder handelen geschaard, terwijl dat naar mijn idee op een veel hoger niveau thuishoort (expliciteren).
    Is een helemaal correcte indeling noodzakelijk? Ja en nee, ik zou de voorgestelde indeling als voorbeeld kunnen gebruiken en een soortgelijke, eigen indeling kunnen maken als basis voor een eigen curriculumdecompositie. Het punt is wel dat wanneer een organisatie ermee aan de slag gaat er overeenstemming dient te zijn over het model omdat het anders leidt tot veel discussies over waar iets thuishoort.
  • Er wordt een pleidooi gehouden voor een decompositie van het curriculum in allemaal kleine eenheden. Heel logisch, past in de ideeën dat flexibiliteit georganiseerd zou moeten worden vanuit een onderwijscatalogus. Hier wordt echter voorbijgegaan aan het feit dat er nog een probleem zit in deze fijnmazige decompositie: dit leidt tot een gigantisch groot aantal leereenheden met alle consequenties voor de beheerbaarheid daarvan.
  • Daarnaast mis ik een waarschuwing voor een mogelijk verkeerde interpretatie van het waarom van de decompositie: het opsplitsen in kleine eenheden gebeurt op organisatorische gronden. Het is niet de bedoeling dat al die eenheden worden beschouwd als toetsbare eenheden. Dat zou leiden tot een enorme toetsfabriek.
  • In een uitgebreid stappenplan wordt een decompositie van een werkproces van een kerntaak van een opleiding voorgedaan. In het voorbeeld lijkt het simpel. Hier wordt echter geen rekening gehouden met de afstemming van de inhoud op andere kwalificatiedossiers, op andere opleidingen. Wie zoekt nu uit of bepaalde elementen ook terugkomen in andere opleidingen en dus maar één keer in de catalogus hoeven te worden opgenomen?
    Dit staat nog los van het feit, dat op dit moment in verschillende kwalificatiedossiers dezelfde elementen verschillend staan omschreven. Hier ligt op standaardisatiegebied nog een schone taak voor Colo (zoals al een hele tijd bepleit door Frans Thijssen van de Leijgraaf!).
  • (En dan zijn er nog wat slordigheidjes. In een toelichting op een tabel staat een opmerking dat bepaalde elementen apart zijn gezet terwijl ze in de tabel wel zijn toegewezen aan een categorie. Op een andere plek wordt aangegeven dat een bepaalde training direct moet volgen op een workshop. In de voorbeeldplanning daarna staat de workshop echter na de training ingepland.)

Hoofdstuk 3 gaat in op een aantal consequenties voor de organisatie voor beheer van mensen en middelen en het meten en monitoren. MBO-instellingen kennen meestal een functiebouwwerk terwijl dat moeilijk past bij deze manier van organiseren. Het hoofdstuk laat zien hoe je binnen een functiebouwwerk slim kunt omgaan met rollen. Terecht wordt het stukje over meten en monitoren aangegeven dat objectief toetsen eigenlijk geen recht doet aan het ontwikkelen van competenties.

…'u mag zes onafhankelijke, eendimensionale toetsen niet optellen en zeggen dat ze samen het zesdimensionale begrip voor gastvrijheid dekken'…

Samengevat: ik ben best blij met het boekje, niet omdat het de ultieme oplossing biedt voor onderwijslogistieke vraagstukken maar vooral omdat het inspiratie en een aantal handreikingen geeft.

donderdag 15 oktober 2009

Blog Action Day 2009 - Climate Change

BadgeOngetwijfeld zullen veel van de bijna 10.000 blogs die vandaag aandacht besteden aan Blog Action Day 2009 ingaan op de oorzaken, de gevolgen en de noodzaak om er snel iets aan te doen. Ik zou graag wat dieper in gaan op de complexiteit van het klimaatsysteem al is het alleen maar omdat me dat enorm fascineert. Ik heb hier te weinig plek (en nu te weinig tijd) om dat heel uitgebreid te doen. Laat ik gewoon wat elementen noemen.

Het principe achter het broeikaseffect is het feit dat gassen in de atmosfeer zonlicht absorberen en weer als infrarood (warmte) uitstralen. Daarmee vormt de atmosfeer als het ware een deken rondom de aarde. (Leuk wordt het als je daar wat aan kunt rekenen. Dat heb ik in mijn tijd als milieudocent met mijn studenten gedaan met dit soort formules.)
Ik heb het altijd heel boeiend gevonden hoe de aarde als dynamisch systeem wordt aangedreven door zonneënergie, resulterend in een complexe samenhang tussen aarde, water, atmosfeer en ecosystemen in de vorm van allerlei kringlopen met terugkoppelingen en buffers (leuk beschreven door James Lovelock in zijn boek Gaia maar bijvoorbeeld ook door Peter Westbroek in Life as a geological force). Deze terugkoppelingen en buffers beschermen het natuurlijk evenwicht. Denk aan dingen als:

  • Meer warmte = meer verdamping = meer wolkvorming = meer terugkaatsing zonlicht (albedo-effect)
  • Op die manier draagt zelfs woestijnvorming bij aan een groter albedo-effect
  • Meer kooldioxide in de atmosfeer = meer plantengroei, daardoor zal bij een matige kooldixide productie (én het behoud van bossen) het gehalte aan kooldioxide op een bepaald moment constant blijven op een iets hoger dan het oorspronkelijk niveau
  • Een stijgend gehalte aan kooldioxide in de atmosfeer wordt gedempt doordat ook meer kooldioxide in de oceanen wordt opgenomen, met name aan de polen omdat het beter oplost in koud water
  • Enzovoorts

Het milei kan dus wel tegen een stootje, juist door dit soort mechanismen, als we het tenminste niet te bont maken!
Het zijn nu juist die terugkoppelingen en buffers, die door menselijke ingrepen onder druk komen te staan. Er bestaat een reëel risico dat het bestaande evenwicht in één keer omver geworpen wordt door positieve terugkoppelingen (versterkende effecten), bijvoorbeeld:

  • Met het verdwijnen van poolkappen wordt ook het albedo kleiner, waardoor meer warmte wordt vastgehouden.
  • De ondergrond van de toendra is altijd bevroren (permafrost). Het organisch materiaal van tientallen eeuwen ligt daarmee vast. Als de permafrost verdwijnt (het ijs smelt) gaat het organisch materiaal rotten en komt er methaan vrij, een veel sterker broeikasgas dan kooldioxide.
  • Op de oceaanbodem komen gigantische velden methaanhydraat voor: methaanmoelkulen in een ijslaagje (ook wel methaanijs genoemd). Bij het opwarmen van de oceanen kan in een keer een enorme hoeveelheid methaan vrijkomen, dat niet alleen het leven in zee bedreigt maar ook het broeikaseffect versterkt.
  • Oceaanstromen kunnen door temperatuurveranderingen anders komen te liggen waardoor zelfs een nieuwe ijstijd kan worden getriggerd.

Kortom, experimenteren met het milieu brengt enorme risico's met zich mee. We mogen hopen dat wetenschappelijke inzichten uitstijgen boven het kortetermijn-eigenbelang-denken.

woensdag 14 oktober 2009

Competent City (3) - Rondje beursvloer

Als er veel onderwerpen zijn, die interessant lijken, zul je moeten kiezen. Ik heb er voor gekozen om op de beursvloer één op één te informeren naar onderwerpen.

Competenties meten
Eén van de cruciale aspecten in het CGO is de manier waarop competenties gevolgd kunnen worden. In een gesprek met Cito en WinVision (en in de wandelgangen met nog wat andere mensen is dit onderwerp uitgebreid aan bod gekomen).
Cito heeft al een hele tijd geleden het Protocol Portfolio Scoring (PPS) ontwikkeld, een manier om gefundeerd uitspraken te kunnen doen over bereikte competenties. Maar wel met als nadeel dat er een enorme administratieve last over de docent wordt uitgestort. Een beetje opleiding met pakweg 4 kerntaken met gemiddeld 4 werkprocessen, elk weer bijdragend aan een aantal competenties die vervolgens weer aan de hand van meerdere criteria moeten worden beoordeeld, en dat liefst een aantal keren. Tel uit je winst, of liever: je administratieve werklast: dan moet de competentie van een student worden geadministreerd in misschien wel duizend kleinere beoordelingen.
Cito werkt nu samen met WinVision aan een systeem om het PPS makkelijker toepasbaar te maken. Door op een hoger niveau te een prestatie (of werkproces) te beoordelen en dat door te vertalen naar de onderliggende competenties en indicatoren, wordt het administratieve werk een stuk minder. Maar dat vergt dan wel een goede analyse van wat er door een student met een bepaalde opdracht daadwerkelijk aan competenties wordt gedemonstreerd. In een opdracht moet immers een relatie zijn gelegd tussen de beoordeling en de vinkjes die gezet worden bij de onderliggende beoordelingscriteria. Ook aan het koppelen van een opdracht aan de juiste vinkjes in het kwalificatiedossier zit natuurlijk heel wat administratief werk vast.

Leren goed geregeld
Nieuw boekje van KPC. Ik heb beloofd het goed te lezen en er hier een keertje aandacht aan te besteden.

Comtak
Alweer een nieuw studentvolgsysteem met agenda, absentieregistratie en alle andere bekende dingen. Een gedreven verkoper, die zich midden in zijn uitleg aan mij laat afleiden door een klein vraagje van een voorbijganger en onmiddellijk al zijn aandacht verlegd naar de nieuwkomer en het nieuwe onderwerp.
Er zijn al zo veel van dit soort systemen en ze lijken allemaal op elkaar. Ik merk bij mezelf een beetje matheid om weer enthousiast in de mogelijkheden van meer van hetzelfde te duiken. Kijk en oordeel zelf...

Klantcontentinteracties
Het lijkt een nieuw scrabblewoord maar het is het nieuwe deel in de ontwikkelreeks van van het Ontwikkelcentrum. Een erg lezenswaardig boekje, maar daar kom ik binnenkort in een apart berichtje wel op terug.

En natuurlijk waren er nog vele andere stands en organisaties. Die komen bij een andere gelegenheid wel weer aan de beurt.

Competent City (2) - De politiek vindt er ook wat van

(Doordat ik wat krap in de tijd zit en er nog vele berichtjes liggen te wachten hieronder alleen een samenvatting van het politieke debat zonder persoonlijke beschouwing)

Tijdens Competent City werd een debat gehouden met Staf Depla (PvdA) en Jack Biskop (CDA). Jasper van Dijk werd afgemeld, die had zich in de datum vergist. Jammer, want het debat zou ongetwijfeld een stuk meer vuurwerk hebben opgeleverd. Je zou immers kunnen verwachten dat een bijeenkomst als Competent City met name de voorstanders van CGO te vinden zijn, terwijl van Dijk heeft gepleit voor het terugdraaien ervan.

Voor beide andere kamerleden staat CGO niet ter discussie, al rammelt er wel het een en ander aan de invoering, met name op het gebied van bedrijfsvoering en professionalisering. De didactische vernieuwing is soms te ver doorgevoerd, docenten zijn te weinig betrokken geweest. Depla hield nog een pleidooi om eem vernieuwing pas doorgang te laten vinden als docenten tevreden zijn over de uitgangspunten en randvoorwaarden, docenten (teams) zijn immers verantwoordelijk voor de didactiek. Biskop liet wel wat ruimte voor een meer centrale invoering, "de tijd van arbeiderszelfbestuur hebben we inmiddels achter ons gelaten", meende hij.

Stelling 1: Het ministerie moet veel strenger zijn tegen scholen die onder de maat presteren.
Depla wil af van het denken in gemiddelden omdat daarmee de goeden tekort wordt gedaan, terwijl de de slechten zich verbergen achter het gemiddelde. Dat CGO een slechte naam heeft, is ook te wijten aan een paar slechtere voorbeelden. Hij bepleit ook meer transparantie, het helder maken welke (onderdelen van) scholen goed en welke minder presteren. Het is daarbij wel belangrijk dat de probleem niet worden weggemoffeld maar juist bespreekbaar worden gemaakt. Dat er strenger opgetreden wordt ziet Depla terug in het intrekken van examenlicenties van enkele opleidingen. Biskop vindt ook dat het strenger kan. Hij ziet daarbij een lijn via de inspectie en een lijn via de staatssecretaris. Ook hij bepleit meer openheid en noemt daarbij het instrument van de benchmark. De openheid leidt tot discussies en dat helpt bij het oplossen van problemen.
Uit het publiek wordt naar voren gebracht dat er ook sprake is van een soort zelfreinigend vermogen. Als bedrijven niet met meer met bepaalde opleidingen willen samenwerken, is duidelijk dat de desbtreffende opleidingen iets zullen moeten doen aan hun kwaliteit. Het op een goede manier betrekken van het bedrijfsleven kan dan ook een bijdrage leveren. Niet iedereen is het overigens helemaal eens met de stelling. Er kunnen immers ook andere omstandigheden zijn zoals beschikbare financiën. Depla geeft aan dat dat geen argument kan zijn omdat blijkt dat de kwaliteit niet afhankelijk is van de financiële positie van een instelling.

Stelling 2: Meer centrale landelijke examens komen het mbo-onderwijs ten goede
De politici zijn voor, met name omdat veel MBOérs doorstromen naar het HBO en daar op een beperkt taal- en rekenniveau vastlopen.
Een groot deel van het publiek heeft er op zijn minst twijfels bij zoals blijkt uit enkele reacties. Er zou teveel gefocusd worden op delen in plaats van op het geheel, het zou leiden tot eenn verschraling van het huidige aanbod omdat er te veel naar de examens toegewerkt wordt en met een beperkt lessenpakket in de BBL is er gewoon te weinig tijd om studenten naar het vereiste niveau te tillen. Ook wordt opgemerkt dat niet alle MBO'ers doorstromen maar wel aan die eisen moeten voldoen. Studenten zien er tegenop, ervaren het als een struikelblok.
Depla en Biskop pareren de meeste kritische geluiden. Het gaat dan ook alleen om een beperkt aantal vakken als taal en rekenen. En ook iemand die niet doorstroomt heeft een zeker basisbeheersing taal en rekenen nodig, al zou dat dan niet zo hoog hoeven liggen als bij de doorstromers. Dat vereist wellicht een differentiatie in de exameneisen: een doorstroomdiploma en een kwalificatiediploma. Het probleem van de BBL zet met name Biskop nog wel aan het denken.
Overigens zijn er in het publiek ook warme voorstanders zoals een leraar Nederlands die in de technische opleidingen in een paar jaar tijd het vak gedecimeerd heeft zien worden met alle consequenties voor het taalniveau van de studenten.

Stelling 3: De meeste roc's zijn te groot om goed onderwijs te kunnen geven
Volgens Biskop hebben die twee dingen niets met elkaar te maken. Het zit hem niet zozeer in de grootte van de organisaties maar in de grootte van de locaties. Depla is wat uitgesprokener. Op papier wordt het kleinschalig georganiseerd maar in de praktijk wordt het te bureaucratisch. Hij ziet in de praktijk de voordelen van de grootheid niet uit de verf komen, het is zeker niet goedkoper. Ook in de zorg blijkt, dat naarmate de instellingen groter worden de overhead enorm toeneemt. Biskop bevestigt dit door te stellen dat met name de grotere roc's nu financiele problemen hebben. Depla geeft aan dat men moet streven naar meer zelfstandige eenheden binnen de instelling. En er komt een fusietoets, scholen moet aangeven wat de te verwachten voordelen van een fusie zijn. Hij geeft aan dat defusie ook mogelijk moet zijn. Docenten zouden daar het initiatief toe moeten kunnen nemen. Het publiek is nog niet zo negatief over grote instellingen: "Groot is niet alleen slecht, maar de processen moeten daarbij goed worden geanalyseerd. Hoe kun je de niet-primaire processen effectief en efficient organiseren. Een fusie-effectrapportage moet daarin een rol spelen". In Groningen zou het kleinschalige aanbod in de regio niet in stand gehouden kunnen worden zonder grootschalig roc. Biskop herkent dat beeld ook in Zeeland.
Er klinkt ook een verwijt richting politici: de fusiegolven uit de jaren 90 werden toch door de politiek ingegeven? Depla erkent, dat de goede bedoelingen van de fusiegolven uit de jaren 90 te ver zijn doorgeschoten. Biskop: "Eigenlijk zouden we vanuit den Haag ons niet willen bemoeien met de manier waarop roc's worden georganiseerd, alleen als er signalen zijn, dat het niet goed gaat. Vanuit het publiek wordt aangegeven, dat het eigenlijk gaat om een non-discussie. Als we uitgaan van stelling 1 dan moeten instellingen het zelf weten, als het onderwijs niet goed wordt verzorgd moet worden ingegrepen. En als dat samenhangt met de omvang, dan maar splitsen.

Stelling 4: Docenten moet meer te zeggen krijgen over de invoering van het nieuwe onderwijs.
Biskop: Nee, over de uitvoering! Bij een al te democratische besluitvorming kan het leiden tot een sociaal wenselijke verandering en dat is niet altijd een goede verandering. Hij haalt er de metafoor van een hockeyteam bij. De spelers worden geselecteerd op hun spelerskwaliteiten, de tactiek wordt overgelaten aan de trainer. Depla reageert daarop door te stellen dat er wel eens trainers weggestuurd worden door het team. Het publiek vraagt om meer voorbereidingstijd voor docenten. Depla benoemt daarop nog een keer de randvoorwaarden: bedrijfsvoering, tijd en professionalisering maar schept nog wat verwarring door te stellen dat het overgrote deel van de organisaties er wel klaar voor zijn terwijl dat niet geldt voor alle docenten. Het publiek reageert: "Hoezo organisaties wel en de docenten niet? Vormen die docenten dan geen belangrijk deel van de organisatie? En hoezo zijn de organisaties klaar? Er is net duidelijk gemaakt dat de bedrijfsvoering nog aan alle kanten rammelt!"
Depla nuanceert: "In elk geval voldoen de (meeste) opleidingen straks aan alle eisen terwijl individuele docenten er nog moeite mee hebben".

In de afronding wordt nog geïnformeerd naar wat de heren meenemen naar Den Haag. CGO valt op zich wel goed, er liggen zwakke plekken, die wel al kenden. Centrale examens voor de BBL moet nog een keer tegen het licht worden gehouden. En de omvang van de instellingen ('de menselijke maat') blijkt toch minder te leven dan verwacht.

maandag 12 oktober 2009

Competent City (1) - Voorbeschouwing

Doordat er op het laatste moment onverwacht ruimte kwam in mijn agenda kon ik toch naar Competent City in Ede. Een grote happening waar allerlei onderwijsinstellingen en ondersteuners een kijkje gunnen in hun keuken. Vooraf heb ik in de trein alvast het programma bekeken. Mijn belangstelling gaat uit naar veel verschillende onderwerpen, maar onderwijslogistiek, competentiemeting en ondersteuning met ICT zijn wel de belangrijkste thema's. Met dit programma een lastige keus. Een korte voorbeschouwing leverde de volgende aandachtspunten op:

  • KPC heeft een publicatie rondom 'Leren goed geregeld' uitgebracht. Ik voorspel dat het veel te maken zal hebben met een curriculumanalyse. Flexibel onderwijs organiseer je vanuit een onderwijscatalogus. Bij het inrichten daarvan zul je je moeten laten leiden door leerprsychologische, didactisch en organisatorische aspecten. Het curriculum zal goed uitgepluisd moeten worden om een onderwijscatalogus een kans te geven.
  • ROC Nijmegen gaat met Come2COM uit van het kwalificatiedossier. Dat kan als kwalificatiedossiers opleidingsoverstijgend worden bekeken omdat anders de schotten tussen de opleidingen blijven bestaan en de kans op synergie blijft liggen. Dit maakt me al nieuwsgierig.
  • Dé Praktijkgroep presenteert de Smartboxx met lesstof op maat. Klinkt als alweer een nieuwe digitale omgeving.
  • Cito en WinVision presenteren een competentievolgsysteem. Daar komen concept (PPS) en ICT bij elkaar. Naar mijn idee een belangrijke voorwaarde om flexibel onderwijs daadwerkelijk vorm te geven. Je zult immers precies moeten weten waar een student staat in zijn competentieontwikkeling om hem goed te kunnen adviseren in zijn leertraject.
  • Zowel Kenteq als Scorion presenteren digitale instrumenten voor EVC. Veel instellingen hebben het hoog op de ambitielijst staan maar worstelen met de uitvoering omdat het grote organisatorische consequenties heeft. Hoe voorkom je gatenroosters bij studenten als ze op grond van EVC delen van het programma mogen overslaan?
  • Het Drenthe College presenteert hun onderwijscatalogus in Educator. Enige tijd geleden heb ik daar een demonstratie van gehad en ik moet zeggen, dat zat goed in elkaar. Ook het Albeda College doet het een en ander op dit terrein met hun LEGO-project. Daar weet ik nog wat minder van, een goed criterium op een conferentie.
  • Het Ontwikkelcentrum benadert flexibel onderwijs vanuit het arrangeren van content. Hier hoort natuurlijk een verbinding te zijn met WikiWijs.
    Ook CINOP doet een duit in het zakje. Zij benaderen de afstemming van het leertraject op de individuele student via de loopbaancompetenties. Ook hier wordt een digitaal instrument gepresenteerd.
  • Altijd boeiend is een debat met bekende onderwijspolitici als Jasper van Dijk (SP), Staf Depla en Ineke Dezentjé Hamming (VVD).
  • Ook ComTak heeft een digitaal systeem waarmee flexibilisering in relatie tot de urenverantwoording wordt ondersteund.
  • ROC Eindhoven geeft inkijk in de manier om diversiteit te organiseren, waarbij nadruk wordt gelegd op het belang van een lerende organisatie. Nu timmert ROC Eindhoven al een tijdje aan de weg als voortrekker van PARELL en ben ik nieuwsgierig naar de stand van zaken…
  • Het HorizonCollege laat zien hoe studenten in de Zorg hun eigen leertraject plannen, waarbij versnellen en vertragen mogelijk zijn. De leerpunten in de vorm van adviezen worden hier met het publiek gedeeld.
  • Guideo presenteert nog een digitaal leermiddel voor CGO, een competentiemanager, een applicatie die ongeveer alles kan zoals kwalificatiedossiers inrichten, inzicht in lesonderdelen en -resultaten, flexibel roosteren, overzichtelijk administreren en dat volgens KISS (Keep it Simpel - waar staat die laatste S voor? Stom dat ik dat niet weet).

Alles bij elkaar is duidelijk dat flexibilisering nog steeds hoog in het vaandel staat en dat steeds meer digitale hulpmiddelen beschikbaar komen. Taal en rekenen krijgen ook veel aandacht, gezien het grote aantal presentaties (vooral van uitgevers, overigens).
Gezien het grote aantal presentaties wil ik één ronde reserveren voor een bezoek aan de beursvloer. Daar kun je vast veel efficiënter informatie inwinnen over verschillende onderwerpen dan in een presentatie van een uur.
Overigens, veel onderwerpen zijn interessant om eens nader te beschouwen, met name ook als je tijdens zo'n congres niet in de gelegenheid bent de desbetreffende presentatie te volgen. Een vermelding van een website waar meer informatie te vinden is, zou een welkome aanvulling zijn op het programmablad!

Wordt vervolgd...

Van ambitie naar prestatie

Het is alweer een hele tijd geleden dat ik tijdens een workshop te horen kreeg dat het gedrag bepaalt welke mate van ambitie iemand heeft. Misschien een open deur, maar het heeft me toen wel aan het denken gezet. Je kunt wel roepen dat je 'nog wel eens ooit' een halve marathon wilt lopen, maar als die ambitie niet wordt omgezet in acties om dat waar te maken, dan kun je je afvragen of je die ambitie daadwerkelijk hebt. Dan zul je die prestatie nooit gaan leveren.

Het heeft daarna nog wel even geduurd voordat ik de knoop daadwerkelijk doorhakte. Mijn aankondiging dat ik op 11 oktober 2009 in Eindhoven aan de halve marathon zou meedoen, leverde toen nog wat meewarige gezichten op.
Die ambitie heb ik echter vertaald in een persoonlijk trainingsprogramma (van internet afgeplukt), ik heb veel adviezen gekregen van meer ervaren lopers (intervaltrainingen!) en met een mentaliteit van 'verstand op nul, blik op oneindig' tijdens het lopen kon ik na verloop van tijd ook wat langere tochten aan.

Met flink wat twijfel, zelfs aan de start, ben ik gisteren net na flinke een plensbui gewoon begonnen. Met een familie die zelf bijna een halve marathon (gemotoriseerd) heeft afgelegd om me op verschillende plekken te kunnen aanmoedigen kon ik gisteren met een eindspurtje mijn eerste halve marathon in 2:08 afronden. De 5656ste in de wedstrijd! Dat smaakt naar meer, dit is een mooie uitgangspositie om de volgende keer te verbeteren. Dus weer een ambitie voor de volgende prestatie...

donderdag 8 oktober 2009

En dit mag dus straks niet meer...

Ineens verschenen er allerlei berichten (zoals in de Metro) dat Buma/Stemra per 1 januari komt met een nieuwe regeling voor het gebruik van muziek en films op websites. Ook het embedden van een video van YouTube is er dan eigenlijk niet meer bij. Ik denk niet dat dit nu zo dramatisch is voor de hoek waar mijn type bloggers in zitten, daar wordt betrekkelijk weinig muziek en film getoond. Maar zo af en toe...

Afgelopen zondag ben ik naar de eerste van een serie optredens geweest van de nieuwe band van John C. Fraser. Hoe je zomaar terecht komt bij een optreden van een onbekende artiest? Nou ja, zoon Daan doet daar de toetsen.
Met een publiek dat met 12 toehoorders net niet groot genoeg was om te kunnen crowdsurfen, was de aftrap van de tour in café Borra in Amersfoort.

Wat een verrassing! Vier muzikanten die hartstikke mooie muziek maken. Een apart stemgeluid, alles in balans, veel afwisseling en een goed instrumentgebruik. Melodieën, die eenvoudig maar toch apart zijn omdat ze vaak langs de grenzen van de akkoorden afgaan. Dat leverde een enthousiast publiek op, dat drie kwartier later minstens was verdubbeld met toevallige voorbijgangers.
Geen toegift, want de club moest om zes uur klaarstaan in Hilversum voor een live optreden op 3FM.

Hieronder een impressie (Jammer, dat de geluidskwaliteit van de opname wat minder is.)

En hier het resultaat van de (live!) opname bij 3FM, dit keer met een vervormd beeld.

Is het na 1 januari nu illegaal om op deze manier aandacht te besteden aan dit soort dingen?

woensdag 7 oktober 2009

Blog Action Day 2009 - Climate Change

Bad180150 Elk jaar op 15 oktober is het weer Blog Action Day. Die dag besteden duizenden bloggers wereldwijd aandacht aan één en hetzelfde thema. Vorig jaar was dat nog Poverty, dit jaar is het thema Climate Change. Vond ik armoede vorig jaar eigenlijk nog best een lastig thema om over te schrijven, dit jaar is het meer de overvloed aan onderwerpen die het me lastig maakt. Maar ik heb nog even.

Meer weten: Blog Action Day.

dinsdag 6 oktober 2009

Plugfest Educatieve Leermaterialen (2)

In een van mijn vorige berichten gaf ik al aan dat ik in het panel mocht zitten bij het Plugfest Educatieve Leermaterialen van het NOIV. Uitgevers, leveranciers van auteuromgevingen en van afspeelomgevingen mochten hier aantonen dat hun producten voldoen aan open standaarden.

Voorafgaand aan het inhoudelijke programma gaf Ineke Schop, programmamanager van het NOIV haar beelden bij het doel dat onder het NOIV ligt: 'interoperabiliteit' en dan in relatie tot het onderwijs. Kennis moet open toegankelijk zijn. Boeken hebben dat tot nu toe in beperkte zin mogelijk gemaakt, het bestaan van internet brengt het echter een stuk dichterbij. Het onderwijs moet daarbij aansluiten door nieuwe vormen van leren te ondersteunen. Ze zou ook graag zien dat het onderwijs minder aandacht besteed aan producten (zoals MS Office) en meer aan breder beschikbare middelen, open standaarden en dergelijke.

Vervolgens ging het Plugfest van start. Auteursomgevingen als Lectora, EasyGenerator, Wimba, Sana, Lesbank werden door de panelleden uitgetest. Vervolgens waren de elo's aan de beurt: Fronter, It's Learning, Moodle, Sakai, TeleTop, N@Tschool en Edutude (BlackBoard had zich toch nog afgemeld met de belofte er een volgende keer zeker bij te zijn).
Naast producten van de auteursomgeving en een standaard testpakket van Kennisnet konden ook materialen van uitgevers als Noordhoff en Malmberg worden getest. Vooraf waren de verschillende contentpakketten al door Kennisnet getest op wat technische kenmerken. De testen tijdens dhet Plugfest moesten laten zien wat de actuele stand van zaken was voor activiteiten als:

  • creëren van gemetadateerde content in een auteursomgeving
  • exporteren daarvan op basis van SCORM
  • importeren van (andere) content in de aanwezige elec\ktronische leeromgevingen
  • terugvinden van die content op basis van de metadata
  • afspelen van die content zichtbaar maken van resultaten van de leerling in de elo

De uiteindelijke resultaten komen nog, nadat de mensen van het NOIV en Kennisnet nog een aantal testen hebben uitgevoerd en de uitkomsten hebben geïnterpreteerd. Dat zal nog een kluif worden. Niet alle resultaten zijn immers even makkelijk te duiden. Afhankelijk van de content en de afspeelomgeving lukten de testen goed, minder goed of zelfs helemaal niet. Panelleden waren daarbij behoorlijk onverbiddellijk: geen resultaat, dan 0 punten. Toch was in een aantal gevallen wat nuancering op zijn plaats. Internetverbindingen, browsers, plugins, verschillende versies van de te hanteren standaarden, allemaal zaken die een behoorlijke invloed konden hebben.

Na afloop waren alle aanwezigen tevreden, ondanks het feit dat de testresultaten lieten zien, dat er voor veel leveranciers nog werk aan de winkel is! Het eigenlijke resultaat bestaat dan ook niet uit de testresultaten maar uit het feit dat er weer wat meer transparantie is. Dat én het feit dat leveranciers in het openbaar duidelijk hebben gemaakt zich kwetsbaar te durven opstellen en bereid zijn mee te willen werken aan de interoperabiliteit, die er uiteindelijk toe moet leiden dat kennis daadwerkelijk openbaar toegankelijk is.

Nabrander: Inmiddels staat ook op de website van NOIV een verslag. Ook Wilfred Rubens heeft er aandacht aan besteed...

vrijdag 25 september 2009

Informatiestress voor docenten

Er worden heel wat noten gekraakt over de moeite die het kost om docenten op de digitale snelweg te krijgen. Tal van sites moeten daarbij helpen. Er zijn dan weer websites, waar al die tools en websites op een rijtje worden gezet. Maar ook daar bestaan er alweer veel van. Daar kun je dan weer een metalijst van maken.<br />Worden we gelukkig van al dat aanbod, al die keus? Die-hards likken hun lippen erbij af. Ik kan me echter voorstellen dat de docenten om wie het eigenlijk gaat, die de echte eerste schreden op de digitale snelweg moet gaan zetten, er geen wijs meer uit worden.

Alles bij elkaar ben ik de laatste tijd een aantal van die lijsten tegengekomen. Hier de metalijst. Kijk en oordeel zelf...

Alweer een tijdje geleden kreeg ik een mailtje van iemand, die ik verder niet ken maar die me vroeg of ik eens aandacht aan zijn site wilde besteden. Frederik van Gysel maakte Lifehacking in het onderwijs. Allerlei tips en trucs om het je makkelijk te maken, je werk te organiseren en natuurlijk, digitale tools. Tja, wat zal ik hier van zeggen. Juist voor de mensen, die echt met de simpelste dingen geholpen moeten worden, is dit misschien wel aardig. Die-hards zullen er snel op uitgekeken zijn.

Via Willem Karssenberg kwam ik bij Free Technology for Teachers, een weblog waar in een razend tempo allerlei berichten verschijnen over tooltjes die in het onderwijs bruikbaar zijn. Dat gaat zo snel, dat er alweer heel wat ongeopende items op mijn lijstje staan. Maar er staan heel wat leuke tips tussen. Instellingen doen het ook voor hun eigen medewerkers.

De Universiteit van Twente (ja, die van die ruim 2 miljoen voor een andere huisstijl) doet dat via hun eigen Venster op Professionalisering met allelei informatie, links en tips over goed onderwijs en gebruik van ICT daarbij.

En nog heel recent kwam ik via Margreet van de Berg terecht bij Cool Tools fo Schools, een indrukwekkend overzicht van heeeel veeeel web2.0-tools.

Nog meer verwijzingen leidt tot de 'wet van de afnemende meeropbrengst', dus doe hier maar even je voordeel mee. Verdwaal niet.

De laatste ROC-i conferentie

De titel van het bericht suggereert een dramatischer onderwerp dan wat er in de werkelijkheid aan de hand is. Het inmiddels bij de meeste insiders wel bekend dat ROC-I-partners aan het einde van het jaar opgaat in saMBO~ICT. De eerste volgende conferentie is dan ook een saMBO~ICT-conferentie. En dus is dit de laatste ROC-I conferentie geweest. En ik moet zeggen: het was een waardig afscheid. De organisatie bij het Deltion College was tot in de puntjes verzorgd, de locatie kon haast niet beter, de ondersteuning van de studenten formidabel goed (en het waren er heel wat, die in het kader van hun 'normale' studie-activiteiten bij de vele leerbedrijven van het Deltion de conferentie op een bijzonder professionele manier faciliteerden!)
Ook inhoudelijk kwam iedereen aan zijn trekken. Een paar hoogtepunten.

Jaap de Mare zette als voorzitter a.i. de contouren van het nieuwe saMBO~ICT uiteen waarbij duidelijk werd dat er een enorme waslijst aan thema's en onderwerpen op het ICT-bordje van de roc's ligt.

Een goede presentatie werd gegevens door Cor Nagtegaal en Bas Kruiswijk die nog eens expliciet aandacht besteedden aan de werkwijze en resultaten van TripleA. Daarbij werd met name ingegaan op de roosterproblematiek. In elk geval is duidelijk dat veel van de traditionele systemen niet in staat zijn om uit te stijgen boven het optimaliseren van roosters, terwijl er juist behoefte is aan een veel meer dynamische benadering van roosters. Dat en het feit dat roosters veel flexibeler moeten zijn, daardoor een veel kortere termijn bestrijken maakt dat er veel meer rekenwerk verricht moet worden dan de huidige systemen aankunnen. Inmiddels is er in Amerika een veelbelovende open source applicatie (CourseTT, wordt gebruikt bij de Purdue University, Lafayette) gevonden, die in staat zou moeten zijn op die manier aan de slag te gaan met flexibele roosters. CourseTT heeft inmiddels al prijzen gewonnen in 'roosterwedstrijden'. Op dit moment wordt gezocht naar instellingen, waar pilots zouden kunnen worden uitgevoerd. Dat zal nog niet meevallen omdat er ook onderwijskundig en onderwijsorganisatorisch heel wat aan vooraf zal moeten gaan.
Wat me steeds opnieuw opvalt in de discussies over onderwijslogistieke oplossingen is, dat er zo weinig aandacht is voor de didactische component van individuele leerroutes. Meestal komt men niet verder dan aan te geven dat in de metadata kan worden aangegeven dat er een bepaalde volgordelijkheid is. Naar mijn idee hoort een grondige leertheoretische analyse van het curriculum te wordenn uitgevoerd voordat een onderwijsmagazijn kan worden gevuld. De ideeën, die ik daarover heb, komen binnenkort wel in een berichtje of presentatie naar boven…

De keynote aan het einde van de conferentie werd gegeven door Bert Mulder, lector ICT en samenleving van de Haagse Hogeschool. Op zijn heel eigen bescheiden manier werd er een geweldig verhaal neergezet rondom het thema: ICT wordt strategisch.
Mulder ging kort in op de geschiedenis en toekomst van het web:

  • Internet (Web 1.0): verstrekken van informatie
  • Social web (web 2.0): verbinden van mensen
  • Semantic web (web 3.0), verbinden van kennis
  • Ubiquitous web (web 4.0), verbinden van intelligentie

Met enkele voorbeelden liet Mulder zien, wat de impact van ICT kan zijn, als het op een slimme manier wordt ingezet. Zo moest een werkgever in de thuiszorg wel uitgaan van vaste contracten en vaste werkroosters omdat anders de mensen niet goed in te plannen zouden zijn. Een star planningssysteem als beperkende factor voor arbeidsrelaties! Door uit te gaan van een applicatie, waar zorgverleners zelf in konden aangeven wanneer ze beschikbaar waren, konden ook moeders met een paar kinderen thuis aangeven wanneer ze beschikbaar waren. Die konden vervolgens worden ingepland. Daarmee kon het hele planproces en daarmee de arbeidscontracten worden geflexibiliseerd!
Toen op de Haagse Hogeschool een wiki werd geintroduceerd (op basis van een gratis open source pakket, dat in 10 minuten te installeren was), ontstond ook veel meer verbondenheid met de omgeving. De wiki's, die studenten maakten, waren ook toegankelijk voor professionals in de omgeving, die er ook op konden reageren. Het feit dat de student niet meer voor de docent werkte, gaf ook een impuls aan de kwaliteit van het werk. Geen taalfouten, bronvermeldingen, enzovoorts. De moraal van dit verhaal is niet zozeer de inzet van de wiki maar veeleer het realiseren van een heel simpele infrastructuur, die leidt tot een heel ander onderwijsconcept (wie leert nu van wie?) en een inbedding van de onderwijsorganisatie in de omgeving.

In zijn verhaal ging Mulder ook nader in op allerlei tooltjes die op een heel slimme manier informatie kunnen ontsluiten. Denk alleen al aan een reisplanner op je palmtop. Een simpele applicatie die gebruik maakt van de enorme database met reisinformatie van de NS. Door een student in een week gemaakt. Met een andere, gratis beschikbare tool zou inkoopprocessen een stuk goedkoper worden uitgevoerd: 10% korting op elke bestelling. De winst zat 'm in het feit dat de order rechtstreeks in de database van de leverancier kon worden geplaatst, die daardoor een sterke besparing had op de bestelprocessen.

Mulder schetste de mogelijkheden van een kennissysteem dat de beschikbare kennis op een bepaald vakgebied in een regio inzichtelijk kon maken en met elkaar kon verbinden. Mensen uit het bedrijfsleven kunnen vragen beantwoorden, werkstukken aanvullen of verbeteren, aangeven wanneer ze beschikbaar waren voor een gastles maar ook vraagstukken bij studenten neerleggen.

Het vraagt een andere manier van denken, een andere strategie van de onderwijsorganisatie waar ICT een belangrijke rol in speelt. De naderende vergrijzing, maar ook de te verwachten financiële tekorten in de nabije toekomst kunnen nu eenmaal niet met de bestaande structuren en strategieën worden opgelost!

dinsdag 22 september 2009

Dromen - durven - doen

Als ik heel eerlijk ben, moet ik bekennen dat ik even heb getwijfeld of ik ook een referentie zou schrijven over dit boek van Ben Tiggelaar. Misschien komt dat door een (volstrekt onterecht) gevoel dat er 'iets mis is' met mensen, die dit soort boeken lezen of zelfs nodig hebben. En je wilt jezelf niet presenteren als iemand, waar iets mis mee is of waar het nodige aan verbeterd moet worden. Stom idee eigenlijk, want veranderen = leren. Bovendien bevind ik me in goed gezelschap want de sticker op de kaft vermeldt 150.000 lotgenoten (dan wel wel mensen die het kopen om er mee te pronken en het verder niet lezen).

Dromendurvendoen_2Dromen, durven, doen is een makkelijk leesbaar boekje en een feest van herkenning. Er staan dan ook geen echt nieuwe dingen in. Toch is Tiggelaar in staat te boeien door op een heel heldere manier de patronen te beschrijven die mensen er van weerhouden te veranderen. Gedrag wordt immers voor een groot deel bepaald door de automatische piloot, door ingebakken patronen. Nadenken doe je in feite alleen maar als je moet afwijken van de routine. Veranderen betekent dan het vervangen van bestaande patronen door nieuwe patronen (nieuw gedrag moet inslijpen). Prikkels daarbij zijn straffen en belonen (of pijn en genot). Straffen heeft een sterker effect dan belonen (mensen blijken meer moeite te doen om te voorkomen dat ze iets verliezen, pijn te voorkomen dan om iets vergelijkbaars te winnen of genot te ervaren). Daarbij komt dat de korte termijn het wint van de lange termijn. Zo wordt afvallen of een halve marathon lopen een hele opgave. Pijn op de korte termijn, de beloning komt pas na lange tijd. Tiggelaar laat op deze manier zien waarom veranderen zo moeilijk is. Maar hij geeft ook duidelijk houvast door het veranderingstraject in fasen op te delen en ook daar de valkuilen te laten zien (als iemand nog aan het dromen is, moet die niet op zoek naar een op actie gerichte coach). Het herkennen van de kritieke momenten en het bedenken van strategieën om daar mee om te leren gaan, vind ik een sterk element in het geheel net als het belonen van jezelf bij goed gedrag in plaats van bij bereikt resultaat.

Eerlijk gezegd vind ik het boekje een grotere waarde hebben dan het zoveelste help-je-zelf of geluk-is-een-keuze boekje. Met name voor onderwijsmensen. Niet in die zin, dat onderwijsmensen onderhand eens moeten veranderen of dat het boekje op de (nu toch gratis) schoolboekenlijst moet komen! Het zou onderwijsmensen echter goed kunnen helpen om leerlingen te begeleiden, vooral als die moeite hebben om beter te (leren) presteren. Ook voor begeleiders van veranderingstrajecten kan het inzicht bieden in de weerstanden die er zijn. Enzovoorts.

dinsdag 15 september 2009

Plugfest Educatieve Leermaterialen

Een tijdje geleden kreeg ik een heel aardig mailtje van iemand van het NOiV (Nederland Open in Verbinding) of ik er iets voor voelde om op 6 oktober deel te nemen aan een panel bij een Plugfest Educatieve Leermaterialen. Leek me leuk, dus heb ik ja gezegd en ben vervolgens op vakantie gegaan.

Inmiddels nadert de datum en beginnen er wat meer vragen boven water te komen. Wie of wat is het NOiV? Wat gebeurt er precies tijdens dat plugfest? Wat wordt er precies van mij verwacht?

  1. Het NOiV is een programmabureau dat wordt bestierd door Stichting ICTU op basis van het Actieplan Nederland Open in Verbinding. Het algemene doel van het NOiV is overheidsorganisaties helpen hun weg te vinden waar het gaat om open standaarden, en hen meer bewust te maken van de mogelijkheden van open source software'. En daar hebben ze het best druk mee, als je de agenda bekijkt.
    (Overigens, de Stichting ICTU, ofwel ICT Uitvoeringsorganisatie ... 'werkt aan een beter presterende overheid met behulp van slimme inzet van ICT. ICTU bundelt kennis en kunde en werkt aan generieke ICT oplossingen die bijdragen aan realisatie van een moderne overheid. Met als doel: betere dienstverlening aan burgers en bedrijven'.
    ICTU is bijvoorbeeld bekend van het programma Maatschappelijke Sectoren en ICT, M&ICT, maar doet daarnaast nog veel meer.)
  2. Het Plugfest Educatieve Leermaterialen is een bijeenkomst waar 'leveranciers aan de hand van een aantal scenario's demonstreren in hoeverre zij in staat zijn met digitaal leermateriaal om te gaan'. Voor wie geïnteresseerd is: zie hier de uitnodiging.
    Wat nu eigenlijke een plugfest is, is me redelijk duidelijk (zeg maar een 'proeve van bekwaamheid voor interoperabiliteit oftewel kunnen werken met standaarden'). Maar een nadere omschrijving? Wikipedia kent hem in elk geval niet. Bij Kennisnet kom je nog het verst met een omschrijving als: 'Een PlugFest is een bijeenkomst voor technisch ingewijde contentaanbieders en systeemleveranciers. Op zo'n bijeenkomst worden afspraken en implementaties in de praktijk getoetst.'
    In elk geval wordt het interessant op 6 oktober, want er zijn heel wat boeiende deelnemers, zowel aan de kant van de afspeelomgevingen als aan de kant van de auteursomgevingen.
  3. En wat wordt er van mij verwacht?
    Ik zou het nog niet weten. Ik verwacht binnenkort een reactie op mijn mailtje en anders zie ik het op 6 oktober zelf wel. Daarna zal ik het je wel vertellen...

donderdag 10 september 2009

Architectuur, hoe moeilijk is dat nou?

Onlangs hebben we onder de titel "Architectuur, hoe moeilijk kan het zijn?" op een interne studiedag aandacht besteed aan architectuur. De hele club op basis van een onderwijscasus aan het denken gezet over ontwerpprincipes op het niveau van de organisatie, de informatievoorziening en de technische infrastructuur.
Er zijn verschillende dingen duidelijk geworden. Op de eerste plaats, dat architectuur (eigenlijk: architectuurdenken) in heel veel facetten van een organisatie terugkomt. Je bouwt als het ware aan een referentiekader waarmee je organisatie, processen en informatievoorziening afstemt op missie en doelen van de organisatie. Op de tweede plaats, dat het maken van een architectuur helemaal niet zo eenvoudig is!
Toch ben ik er een warm voorstander van om meer te werken met architecturen in organisaties en (wat mij betreft) dus ook in onderwijsinstellingen. Werken onder architectuur brengt structuur en samenhang in de organisatie en daar zou menig onderwijsinstelling niet slechter van worden. Nu heb ik wel eens het verwijt gekregen dat ik een blauwdrukdenker ben, juist omdat ik een warm pleitbezorger ben van 'het werken onder architectuur'. Hoewel er naar mijn idee veel te zeggen is om 'blauwdrukdenken' in het onderwijs af en toe toe te passen, heeft het nogal een negatieve connotatie, het klinkt in elk geval niet als een compliment. Naar mijn idee hebben de mensen, die blauwdrukdenken en architectuur één op één aan elkaar koppelen het echter niet helemaal begrepen. Voor mij heeft architectuur namelijk alle kleuren van de regenboog als het gaat om de kleuren uit de veranderkunde:

  • Beetje blauw, omdat het gaat om het expliciteren van de ontwerpruimte. (En dat is overigens iets heel anders dan het opleggen van kaders en voorschriften, dat bij een echte een blauwdruk hoort).
  • Ook wat wit omdat het bedenken van de ontwerpprincipes waaruit de architectuur bestaat, een heel creatief proces is (wit heeft vooral te maken met chaotisch, ongestructureerd werken, wat in een creatieve fase goed kan helpen).
  • Een vleugje geel, omdat architecturen een ondersteuning moeten bieden aan de doelstellingen en strategie van de organisatie. Op die manier is er dus een top-down benadering waarbij de organisatie en de informatievoorziening worden afgestemd op die bovenliggende doelen.
  • Een scheutje rood omdat het mensenwerk is. Zonder draagvlak en betrokkenheid kun je wel een architectuur bedenken maar niet implementeren.
  • Afgewerkt met een groene ondertoon omdat het werken aan architectuur ook vooral een leerproces van de hele organisatie is.

Misschien kunnen we hier een motto bij bedenken: "Breng meer kleur in je school, realiseer een onderwijsarchitectuur"

Typen op tafel

Image_073_5 Gezien op een bijeenkomst: een apparaatje dat een toetsenbord projecteert op tafel en vervolgens registreert welke toets wordt "aangeraakt". Op de (beroerde) foto heb ik er een wit velletje papier op tafel gelegd om de letters zichtbaar te maken.
Het ding is via Bluetooth verbonden met eigenlijke apparaat (palmtop, laptop).

Heeft (functioneel) iets weg van de DigiScribble, die ik een hele tijd terug een tijdje heb gebruikt.
Leuk om te zien maar niets voor mij. Het zou in de trein niet werken met al dat gehobbel.

Wel grappig, elke keer dat je in een vergadering met de vuist op tafel slaat, wordt er in het verslag meteen een krachtterm opgenomen … QW@#$%^&!!

zondag 6 september 2009

Brabantse Dag 2009

Img_1807 Elk jaar speelt zich in Heeze weer een groots evement af. De laatste week van augustus zijn er allerlei activiteiten en tentoonstellingen. De laatste zondag is er dan de cultuurhistorische optocht. En dat is elk jaar opnieuw een weergaloos gebeuren. Misschien ben ik wel wat al te lyrisch maar bekijk de foto's en oordeel zelf...

Dat het dit keer een week heeft moeten duren voor de foto's op Picasa stonden, heeft alles te maken met mijn nieuwe toestel (voor wie het interesseert: een Canon EOS 500D met een 18-200 zoomobjectief). En voor het eerst met een behoorlijke geheugenkaart (8 Gb).
Dan kun je nog eens wat foto's klikken... en vervolgens selecteren, beoordelen, bewerken, enzovoorts... Daar moet ik toch wat beter over nadenken...

Wat een onzin

Onderwijs speelt een belangrijke rol in het voorbereiden van jongeren op samenleving en beroep. Kennis, vaardigheden, competenties vormen het gereedschap waarmee mensen maatschappelijk en professioneel kunnen functioneren. Kritisch denken is één van de aspecten die daarvan deel uitmaken en wat mij betreft dus in het onderwijs thuishoren. Hoeveel keuzen worden immers niet gemaakt op basis van vooronderstellingen, drogredeneringen, ongefundeerde aannames of goedgelovigheid. Voor mij past een boek als ‘Wat een onzin’ van Herman de Regt en Hans Dooremalen dan ook thuis in een lijstje boeken die kunnen helpen bij het (leren) onderscheiden van feiten en fictie.

Wateenonzin_3 Het is eigenlijk een boek waarmee de grens tussen wetenschap en het paranormale wordt getrokken. De eerste vier hoofdstukken laten de redeneerfouten zien die ingebakken zitten in onderwerpen als bijna-doodervaringen (Pim van Lommel), mediums (Jomanda, Char), homeopathie en Intelligent Design (Cees Dekker). Daarbij worden de grenzen aangeduid tussen goede en foute wetenschap. Dat leidt tot een overzicht van 12 criteria waaraan wetenschap zou moeten voldoen, waaronder het zoeken naar waarheid, falsifieerbaarheid van theorieën, correct redeneren, negeren van eenmalige anekdotes, enzovoorts.

Het boek probeert ook verklaringen te vinden waarom mensen zo goedgelovig zijn. Psychologisch zijn daar allerlei aanwijzingen voor te vinden. Zo is er het ‘better safe than sorry’-principe. Eén slechte ervaring leidt al tot bepaalde (al dan niet terechte) conclusies. Vroeger zeer noodzakelijk om te overleven dat er nu toe leidt dat correct redeneren niet zo simpel is. Luisteren naar ervaren ouderen is ook een overlevingsstrategie. Dat maakt dat mensen gauw geneigd zijn om dingen te geloven van mensen met een bepaalde autoriteit (hoe vaak ik in discussies niet hoor, dat homeopaten toch ook gestudeerd hebben! Dus als zij het al geloven, dan moet het toch wel waar zijn).
Op YouTube staat een aantal filmpjes (1, 2, 3 en 4) waarin de Regte die verklaringen in het kort bespreekt.

De auteurs gaan ook in op de wetenschapsfilosofie, waar aan de hand van verschillende historische figuren de ontwikkeling van het wetenschappelijk denken uitgewerkt wordt. Daarbij laten ze zien hoe wetenschappelijke inzichten hun invloed op de maatschappij hebben doen gelden aan de hand van de geschiedenis van heksenvervolgingen en te schetsen hoe rationeel denken er voor gezorgd heeft, dat daar een einde aan kwam.
Een interessante vraag die de Regt en Dooremalen stellen, is of je als wetenschapper in God kunt geloven. Nou wijst de praktijk uit, dat dat blijkbaar kan, er zijn immers gelovige wetenschappers. Naar hun idee kan het eigenlijk niet, waarmee ze niet bedoelen, dat je niet in God mag geloven. Van een wetenschapper mag je echter verwachten dat hij niet alleen correct redeneert, theorieën tegen het licht houdt, enzovoorts, als hij met zijn werk bezig is. De vraag is dus eigenlijk of je je als gelovige nog wetenschapper kunt noemen.

Ik heb het boek verslonden. Ik kan er met mijn pet ook niet bij, dat mensen te hoop lopen bij Jomanda, dat homeopathische middelen vergoed worden door ziektekostenverzekeringen of dat kaarsjes worden opgestoken voor een examen. Het boek vormt een warm pleidooi voor het uitbannen voor allerlei onzinovertuigingen omdat ze mensen schaden, valse hoop geven, teleurstellingen bezorgen, bedriegen of geld aftroggelen. Voor een hele hoop dingen ben ik het daar mee eens. Wanneer het gaat om een levensbeschouwing (lees: religie) waar mensen steun bij ervaren, troost uit putten, zingeving uit halen, word ik wat voorzichtiger. Voor veel mensen zal het niet zo eenvoudig zijn hun religie te vervangen door humanisme, zoals de auteurs bepleiten. Mensen hebben nou eenmaal de vrijheid te geloven wat ze willen, al zou ik iedereen willen uitdagen de eigen overtuiging kritisch te beschouwen, zeker als die meer vragen oproept dan beantwoordt.

maandag 31 augustus 2009

ICT-projecten managen is moeilijk

Een bekende stelregel bij ICT-implementaties heet de 2-2-½ regel: Ten opzichte van de oorspronkelijke plannen duren ICT-projecten tweemaal zo lang, zijn ze tweemaal zo duur en leveren ze maar de helft op van wat oorspronkelijk beloofd was. Voor ICT-projecten in het onderwijs is dat niet anders. Daarom heeft MBO2010 een publicatie onder de naam van ICT-implementator samengesteld waarin aandacht wordt besteed aan een groot aantal misvattingen, randvoorwaarden en valkuilen.

Om met het goede nieuws te beginnen: het is een goed leesbaar boekje geworden met een heldere indeling, veel tips en praktijkvoorbeelden. Er staan wat aardige schema’s in, die je helpen om de balans te bewaken tussen verschillende aspecten zoals zorgvuldigheid versus snelheid, complexiteit versus bestuurbaarheid, kosten versus resultaten. Ook bevat het boekje wat checklisten in die te gebruiken zijn tijdens het project om een beeld te krijgen van de stand van zaken (thermometer) en de te verwachten voortgang (barometer). Met name de aandacht, die besteed wordt aan een goede projectsturing, is me uit het hart gegrepen.

Toch ben ik een beetje teleurgesteld. Iedereen, die wel eens met een ICT-project bezig is geweest, zal (veel van) de voorbeelden herkennen. En dat is nou juist één van de zwakke kanten van het boekje: toch wel veel open deuren en weinig echt praktische oplossingen. Nou ja, er staan wel veel handreikingen in, maar die leiden weer aan het zelfde euvel als waar veel projectplannen aan leiden: open einden en wolligheden.

"De organisatie heeft invloed op de vraag wie betrokken moet worden in het project (stakeholders) en op de (in)richting van de gewenste functionaliteit. Is de besturingsfilosofie gericht op sterk decentraal besturen? Dan kan dit consequenties hebben voor de keuze voor een decentraal of centraal geleide ICT applicatie, voor de bekostiging van het project en voor het eigenaarschap van de applicatie. In de aansturing moet bijvoorbeeld rekening gehouden worden met de verantwoordingsvraag; “Wie is verantwoordelijk voor het slagen van het project?”

Klopt helemaal. Maar nu graag wat richtlijnen hoe je een antwoord op een dergelijke vraag krijgt! Het boekje geeft aan, dat er een ‘eigenaar’ benoemd moet worden maar niet wat die eigenaar eigenlijk moet doen. Eigenlijk staat er alleen maar, dat een eigenaar verantwoordelijk is voor de applicatie en de gebruikers.
In de praktijk komt die verantwoordelijkheid er echter op neer, dat die eigenaar in de besluitvorming in de organisatie de consequenties voor de applicatie moet bewaken (bijvoorbeeld omdat een verandering in een gekoppeld systeem door kan werken in zijn applicatie). Ook moet hij ervoor zorgen dat bepaalde besluiten vertaald worden in aanpassingen in de (inrichting en / of gebruik van de) applicatie.

Het boekje beschrijft ook allerlei verschillende cultuurvormen in organisaties, maar niet niet welke aanpak het beste past bij welke cultuur. Veel aandacht voor het opstellen van een businesscase. Maar ik kan me voorstellen, dat iemand op basis van de gegeven omschrijving nog steeds geen idee heeft hoe een businesscase wordt opgesteld.

Ondanks de kritische noot zou ik het boekje toch willen aanbevelen aan iedereen die in het onderwijs met ICT-projecten te maken heeft, al zou ik de aanbeveling willen doen om er ook wat andere literatuur naast te gebruiken zoals ‘de Kleine Prince II’ (let op: duur boekje).

woensdag 26 augustus 2009

Mijn vrienden Tom

Informatietechnologie verandert denken en gedrag van mensen. (Dat geldt natuurlijk niet alleen voor informatietechnologie maar voor technologie in het algemeen: denk alleen al wat auto’s en vliegtuigen voor effect hebben op de mobiliteit van mensen en producten.) George Siemens beschouwt die hulpmiddelen als verlengstuk van een lichaam: pen en papier vergroten je geheugen, een rekenapparaat versterkt je rekenvermogen, een tomtom verbetert je oriëntatievermogen.

Er valt over te discussiëren of het altijd verbeteringen zijn. Ik heb discussies gevoerd met mensen over het nut van hoofdrekenen of spellingonderwijs als men toch de beschikking heeft over een rekenapparaat of een spellingchecker. Wat nou topografie als je een tomtom hebt? Een bekende van mij heeft lang geweigerd een mobieltje aan te schaffen omdat het zijn probleemoplossend vermogen zou aantasten. Met zo’n mobieltje los je immers zelf je problemen niet meer op, er wordt doodeenvoudig iemand gebeld, die het probleem vervolgens maar moet zien op te lossen.

Ontwikkelingen gaan voort. Elk nieuw apparaat ontvang je met scepsis maar na verloop van tijd aanvaard je het ding en merk je dat het je denken en je gedrag verandert. In de afgelopen vakantie heb ik zelf ook weer zo’n ervaring gehad. Toen ook bij ons de tomtom zijn intrede deed, heb ik er in eerste instantie mijn neus een beetje voor opgehaald en zelfs een beetje geschamperd, dat zo’n ding je weer een beetje dommer zou maken. Vorig jaar nog reden onze reisgenoten in de auto voor ons met tomtom regelmatig de kruising voorbij waarvan ik dan zei: ‘Volgens mij …’ om na wat akelige kronkelweggetjes en omkeermanoeuvres weer gelijk te krijgen.
Maar na de afgelopen vakantie ben ik (tomt)om. Op weg naar ons vakantieadres aan het Comomeer moesten we in het donker dwars door Como. Ik was na een paar bochten de draad volledig kwijt. Met een geduldige stem werd ik echter via de meest onwaarschijnlijke eenrichtingsweggetjes door het doolhof geleid. En een paar dagen later waren we, op zoek naar een supermarkt in Bellagio, een piepklein beetje verdwaald, ondanks het feit dat we de naam van de straat kenden en iemand hem op een kaart had aangewezen. Op basis daarvan meende ik dat ik er zo naar toe zou kunnen rijden. Dat leverde een leuke sightseeing door Bellagio op, maar geen supermarkt. Toen bleek, dat we de tomtom per ongeluk hadden meegenomen, was het leed snel geleden. Het onooglijk smalle (eenrichting)straatje met supermarkt waren we al een paar keer voorbijgereden. Een paar dagen later een vergelijkbare situatie in Lecco. Vriend Tom bleek echter ook ‘supermercato’s’ te kennen en dirigeerde ons in korte tijd via een voor een normaal mens ondoorgrondelijke route rechtstreeks naar de watermeloen, koffie en frisdrank.

Als ik nu terugdenk aan al die keren, dat we gestressed op zoek waren naar die vakantiebestemming, parkeerplek of bezienswaardigheid. Inmiddels neem ik het risico dat mijn oriëntatievermogen en creativiteit wat af zullen nemen en de sporadische vergissingen van het apparaat voor lief. Ik glimlach om de hardnekkigheid waarmee we gevraagd worden om te proberen om te keren als we eigenwijs genoeg toch een wat andere route voor ogen hebben. Hoe dan ook, onze ‘vrienden Tom’ zijn voortaan erg welkom als vakantiegezelschap…