woensdag 30 april 2008

RSI

Het is weer zover. Strakke schouders, pijn in de nek en hoog in de rug, uitstraling naar mijn rechterarm. Zo af en toe steekt die kwaal de kop weer op. Dan neem ik me weer een tijdje voor goed te gaan zitten, afwisselend links en rechts de muis te bedienen, een pauze-programmaatje is installeren (hoewel, dat blijkt ook niet zo veel zin te hebben).

Vaak is het na een tijdje ineens weer over. Maar toch denk ik elke keer weer 'Tjee, als het nu eens doorzet?' Ik vermoed dat het te maken heeft met mijn nieuwe omstandigheden, nieuwe baan, veel reizen, laptopje in de trein in een onmogelijke houding. Het is goed dat we er een paar dagen tussenuit gaan.

Het valt me op, dat er de laatste tijd zo weinig over te doen is, dat RSI geen issue meer blijkt te zijn bij het aanschaffen van laptops voor studenten, terwijl dat een paar jaar geleden (in 2000 of 2003 (1) en 2003 (2)) nog wel zo was. Toch wijst recent onderzoek uit, dat het wel serieus genomen moet worden. 

Petitie

Beter Onderwijs Nederland vraagt is bezig met een petitie aan de Tweede Kamer om een Parlementair onderzoek uit te laten voeren naar de stand van zaken van het onderwijs in het HBO en MBO. De petitie wordt ondersteund door een begeleidende brief en is gehost op een externe website. (Daar is wat commotie over ontstaan, omdat er door de externe partij blijkbaar om donaties wordt gevraagd. Maar dat is verder niet zo interessant.)

Ik heb me afgevraagd: moet ik die petitie nou ondertekenen of niet? Ondertekenen betekent extra steun om een dergelijk Parlementair Onderzoek daadwerkelijk te laten uitvoeren. Wellicht komt daar boven water dat CGO op zichzelf helemaal niet zo verkeerd is, dat er veel misverstanden over bestaan, maar dat het vooral schort aan de invoering en uitvoering. Niet in de laatste plaats door ondoordachte acties vanuit de politiek.
Maar ondertekenen betekent ook: onderschrijven van de standpunten van Beter Onderwijs Nederland. En ondanks het feit dat BON een aantal misstanden terecht aan de kaak stelt, kan ik me niet vinden in de conclusie dat alles wel weer goed komt als oude, docentgecentreerde onderwijs weer terugkomt.

Dus geef ik mijn handtekening toch maar niet. Benieuwd naar de stand? Die blijft naar mijn idee al een tijdje steken op een niveau dat toch niet helemaal overeenkomt met wat BON beweert over de omvang van de onrust in het onderwijs...

zondag 27 april 2008

Geweld in games

Vorige week schreef ik over de conferentie 'Ouders in de branding',  waar Wim Veen opnieuw zijn verhaal vertelde over het leren van de jongeren. Daarin deed hij expliciet de uitspraak dat games in feite niet gaan over het geweld dat er in zit maar over het oplossen van problemen en (in geval van Massive Multiplayer Online Games) ook communicatie en samenwerking.

In een interview met Jeroen Dijsselbloem in Intermediair ging het even over het verbod op een zeer geweldadig spel, Manhunt 2. Dijsselbloem gaf aan, dat de politiek zo lang mogelijk moet zien te voorkomen dat iets verboden wordt.

Nou vind ik zelf, dat de politiek zich al veel te veel bezig houdt met het sturen op details (van een verbod op een specifieke game tot goudvissen in een vissenkom) en dat dat niet de taak is van de overheid. Daarbij komt, dat de maatschappelijke ontwikkeling in het algemeen en van het internet in het bijzonder een resultante is van een oneindig aantal factoren en dat de bestuurbaarheid daarvan niet in een aantal regeltjes is te vatten (denk ook nog even terug aan het verbod van de Amerikaanse overheid op de toepassing van web2.0 zaken als Facebook in het onderwijs in 2006: DOPA). De wereld is nou eenmaal niet maakbaar.

Wat dan te doen met dit soort uitwassen als ManHunt? Een moreel appèl op de makers? Op ouders? De wereld is niet maakbaar, het zal niet werken. Net zo min als een moreel appèl op makers en gebruikers van kinderporno en veel andere bocht.
Maar misscien dan toch wel een appèl op mensen als Wim Veen. Hij vergoelijkt het gebruik van geweld in de games. Het is maar de vraag, of spelers van gewelddadige spelletjes bij zich zelf denken 'hè, al dat geweld, dat hoeft voor mij niet zo, maar ik leer tenminste'.
Wim Veen is wat mij betreft absoluut niet verantwoordelijk voor het bestaan of verspreiding van gewelddadige games. En natuurlijk mag hij de voorbeelden gebruiken om duidelijk te maken wat de leereffecten van die games kunnen zijn. Maar van mij mag het verhaal aangevuld worden met een verwijzing dat er ook excessen bestaan waar ouders in elk geval nog maar eens over moeten nadenken of dat geschikt is voor hun kroost.

woensdag 23 april 2008

Maatwerk en flexibilisering

Het thema flexibilisering begint langzaam maar zeker hoog op de agenda te komen van onderwijsinstellingen, met name in het MBO en HBO. Er zijn nu verschillende publicaties verschenen die inzicht moeten geven in de materie en de instellingen moeten helpen bij het maken van keuzen voor de inrichting van het onderwijs, met name in het MBO. Zo zijn er nu publicaties van Wim van Gelder, het boekje "Flexibiliteit als voorwaarde" van het project Flexibel Leren, het onderzoek van Sietske Waslander en Maaike van Kessel. Zelfs de oratie van Wim Veen maar ook het onderzoek van Ad Schellekens zijn wat meer historische voorbeelden hiervan voor het hoger onderwijs.

Inmiddels heeft ook het SLO in samenwerking met Cinop in opdracht van de MBO-raad een boekje uitgebracht onder de titel "Maatwerk en flexibilisering", met als subtitel "Handreikingen voor competentiegerichte opleidingen".
Laten we beginnen met het goede nieuws: het boekje leest lekker weg en en gaat uit van de aanleidingen voor flexibiliteit, namelijk de verschillen die er zijn tussen de studenten of deelnemers op het gebied van kennis, leerstijl, behoefte aan zorg, enzovoorts. Het boekje verkent de mogelijkheden van flexibilisering op basis van die verschillen en beschrijft daar praktijkvoorbeelden bij. Het biedt op die manier een uitgebreid overzicht van allerlei mogelijkheden om het onderwijs te flexibiliseren.

Toch wil ik wat kanttekeningen plaatsen. Er zitten naar mijn idee wat gaten in het verhaal. Een paar voorbeelden:

  1. De auteurs stellen dat om maatwerk te kunnen leveren een afdeling of sector zowel zal moeten kijken naar de inhoud (het 'wat') als de werkvormen (het 'hoe'). Het 'hoe' blijft op die manier eigenlijk beperkt tot de didactiek. Maar naast het 'hoe' van de didactiek (op welke manier zorg ik dat de student leert wat hij moet leren?) is er ook het hoe van de onderwijsorganisatie (organiseren we het modulair? werken we met opleidingsteams of juist expertiseteams over opleidingen heen? leggen we de verbanden tussen theorie en praktijk door middel van lintvakken, organiseren we workshops waarop studenten zelf moeten inschrijven? enzovoorts). Die organisatorische 'hoe'-vragen zijn van een andere orde dan de didactische.
  2. Veel van de geschetste oplossingsrichtingen vliegen wel heel hoog over. Natuurlijk, het gaat over oplossingsrichtingen. Maar met sommige van de voorgestelde oplossingsrichtingen worden mensen soms wel drie keer met een kluitje in het riet gestuurd.
    - Op de eerste plaats omdat wat in één alinea als oplossings(richting) wordt gepresenteerd in de praktijk niet zo eenvoudig te realiseren is. Bijvoorbeeld:
    "De mogelijkheid bieden om ‘breed’ in te schrijven en pas gaandeweg de opleiding een keus te maken voor een smallere uitstroom of voor een bepaald niveau. Deze brede instroom kan bijvoorbeeld vorm krijgen vanuit samenwerking tussen een aantal verwante opleidingen."
    Ga er maar aanstaan. En zo zijn er meer.
    - Op de tweede plaats hebben veel van de oplossingen een onderlinge relatie, die hier niet uit de verf komt. Werken met een opdrachtendatabase staat niet los van de intake (welke opdrachten zijn geschikt?), de begeleiding (waar sta je, waar ben je aan toe?) en de beoordeling (in welke vorm?).
    - En dan is er ten derde nog de schaalvergroting. Veel van deze oplossingen blijken wel te werken in een kleine setting. Uit de praktijk blijkt echter, dat bij het opschalen er allerlei schaalproblemen naar boven komen. Bij het verdubbelen van het aantal deelnemers en dus van het aantal docenten bij de overgang van een pilot naar de dagelijkse praktijk zijn er wel veel meer onderlinge relaties tussen die deelnemers en docenten waar rekening mee gehouden moet worden. Het is niet voor niets dat bij bijvoorbeeld veel roostermakers na een opschaling de rook uit de oren komt!
  3. De grote ontbrekende factor in het hele boekje is de informatievoorziening. Hoe meer van mensen een eigen inbreng, een eigen verantwoordelijkheid en dus eigen beslissingen worden verwacht, des te beter zullen ze op de hoogte moeten zijn van de actuele situatie. Alle betrokkenen zullen tijd- en plaatsonafhankelijk moeten kunnen beschikken over de noodzakelijke informatie. Dat varieert van lesinhouden tot afspraken, van roosterwijziging tot rendementscijfers. Zonder perfect op elkaar aansluitende en toegankelijke informatiesystemen wordt het risico op een chaos bij een dergelijk toenemende complexiteit enorm veel groter. Daar had best een apart hoofdstuk aan gewijd mogen worden.

Het boekje is bedoeld als inspiratiebron. Het feit, dat het ook mij weer een overzicht van oplossingsrichtingen geeft en aan het denken zet, bewijst dat het (ondanks de aandachtspunten) toch in die opzet is geslaagd. Van mij mogen er dus best nog wat meer van dit soort publicaties verschijnen. Uiteindelijk zullen we met zijn allen mede dankzij deze vorm van kennisdelen in staat zijn veel van de losse eindjes aan elkaar te knopen en meer maatwerk in het beroepsonderwijs te realiseren!

zondag 20 april 2008

Ouders in de branding

Branding_klein

Op 19 april werd de eerste conferentie 'Ouders in de branding' gehouden in de School voor de Toekomst in de Bosch. Wie er als ouder van schoolgaande kinderen niet bij was, heeft wat gemist! Door persoonlijke omstandigheden kon ik niet de hele conferentie aanwezig zijn, maar wat ik niet gezien heb komt wel terug bij collega-blogger Moniek Verhaaren.

Het hele idee achter de conferentie was om ouders in het huidige politieke en mediaspektakel over het onderwijs te laten zien wat er bedoeld wordt met het Nieuwe Leren en dat de docent net als vroeger een cruciale rol heeft. Dat kwam mooi naar voren in het interview dat Chazia Mourali vooraf afnam bij Rob Kraakman (OMO) en Coen Free (Koning Willem I College). Kraakman noemde zijn oude docent Engels als zijn voorbeeld: "die liet ons teksten uit een Engelstalige Playboy vertalen, de beloning was een blik op de centerfold''.

In zijn key-note ging Wim Veen in op de manier waarop de jeugd omgaat met nieuwe media en wat dat betekent voor het leren en het onderwijs. Nou is dat verhaal natuurlijk bij een groot publiek inmiddels meer dan bekend. In elke conferentie, waar onderwijs en ICT aan bod komen, zit wel een presentatie over 'de Einstein-generatie'. Op andere conferenties krijg ik dan ook wel eens het idee van, 'nou, dat weten we inmiddels wel'. Maar niet op deze conferentie, waar een heel groot publiek het verhaal nog niet kent en het ervaart als een 'feest van herkenning'.
Een belangrijk element in zijn verhaal was, dat games, waar het bloed van afdruipt, in feite niet over geweld gaan maar over het oplossen van problemen. Nou kun je je afvragen of dat nou ook niet kan met andere, minder bloederige spelletjes. Veen vergelijkt het dan met schaken, monopoly, risk of stratego waar toch ook 'slachtoffers' vallen. Spelen is leren!
De kenmerken van de Homo Zappiens komen nog eens voorbij: iconische vaardigheden (beeldtaal), multitasking (snel schakelen tussen verschillende taken), zappen (verschillende informatiepaden kunnen doortrekken) en het niet-lineair leren (springen van onderwerp naar onderwerp in plaats van alles achter elkaar). Bij mij kwam op dat moment wel de vraag op, wat dat allemaal betekende voor de diepgang, die kinderen daarmee bereiken. Ik heb daar zo toch wel mijn ideeën over.
Tijdens de presentatie kwamen weer allerlei nieuwe gadgets naar voren, die ik nog niet kende (niet verwonderlijk, ik heb het bijhouden daarvan overgelaten aan wat andere trendmatchers en gadgetbeoordelaars). Gizmoz, waar je jezelf in een animatie kunt verwerken. 43 Things waar je je persoonlijke doelen kenbaar kunt maken. Je kunt je aansluiten bij een clubje mensen die datzelfde doel hebben en elkaar ondersteunen (zo simpel, hoe kom je er op?). Musicovery, waar je je muziekvoorkeuren kenbaar kunt maken, die dan vervolgens voor je afgespeeld worden (dat kende ik al van Radio Pandora).
Hij eindigde zijn verhaal met het feit dat kinderen op school komen en ineens een lineair verhalende docent voor zich krijgen 'die ze niet eens weg kunnen zappen'.

In de tweede ronde ging Micha de Winter in op het thema 'Opvoeden'. Gewoon voor de vuist weg een prima verhaal vertellen is niet iedereen gegeven, maar dat lukte hem prima!
Een paar kernpunten in zijn betoog waren:

  • Een generatieconflict is van alle tijden, laten ook kleitabletten uit Mesopotamië zien. "Geen jeugd zo verdorven als de laatste".
  • Het voortdurend negatief benaderen van de jeugd werkt averechts. Ferme uitspraken over het strenger straffen geeft jongeren alleen maar nog meer het gevoel dat die maatschappij geen rekening met ze houdt.
  • Opvoeden heeft lang in het teken gestaan van het inpassen van de jongere in de maatschappelijke context van de ouders. Opvoeden is het begin van 'het breken van de wil'. De verzuiling hield zichzelf op die manier heel lang in stand.
    Inmiddels is de maatschappij verregaand geïndividualiseerd. De opvoeding is dan ook meer gericht op een eigen identiteit, zelfstandigheid. Dat komt ook terug in het onderwijs. Op zich niet verkeerd. Vroeger en nu nog in veel andere culturen wordt individualisme absoluut niet getolereerd.
  • Het individualisme heeft wel een andere kant. Het leidt tot minder aandacht op het sociale belang. Dat kan leiden tot een samenleving met louter egoïsten. Samenwerking en respect voor een ander zijn kernwaarden die met de paplepel ingegoten moeten worden.
  • De bal wordt regelmatig doorgespeeld aan een ander. In een anekdote vertelde de Winter over een groepje jongeren dat 's morgens bij een supermarkt rondhing met flesjes Breezer. De supermarktleider verwees naar de school en de ouders, de school ging niet verder dan de hekken. Ouders verwachten veiligheid van de school, enzovoorts. Jongeren maken in zo'n situatie dan zelf wel uit wat ze doen. 'It takes a village to raise a child', zegt een Afrikaans spreekwoord.
  • Regels moeten niet (altijd) van bovenaf worden opgelegd. Kinderen zijn prima in staat om zelf regels te maken, die vervolgens ook beter worden gehandhaafd. Wel is het belangrijk dat volwassenen daar een rol in spelen. Kinderen deinzen er niet voor terug om lijfstraffen of zelfs de doodstraf af te konidgen, als dat niet gerelativeerd wordt door een volwassene. Daar ligt natuurlijk een belangrijke rol voor een leerkracht.

Er ontstond in de zaal nog even een discussie over het 'wegzappen van de leraar' door Wim Veen. Dat die het over het leren had en de Winter over opvoeden, begeleiden, kwam niet zo uit de verf waardoor die schijnbare tegenstelling in de lucht bleef hangen.

En toen zat het er voor mij alweer op. Helaas. Eén filmpje uit de presentatie van Wim Veen wil ik je niet onthouden. Er zijn er meer... Kan dit of kan dit niet? (Maar leuk zijn ze wel!).

zaterdag 19 april 2008

Nog een keer Dijsselbloem

De kamer debateert over het Rapport Dijsselbloem, Tijd voor Onderwijs. Vele reacties volgen en daarop volgen weer vele beschouwingen (waarvan dit er overigens ook weer een is). Allemaal ingekleurd vanuit het eigen gedachtengoed.

Grofweg komt het er op neer dat de overheid haar taak ernstig verwaarloosd heeft en het onderwijs te veel op afstand heeft gezet. "De overheid moet de regie weer in handen nemen" en "Het onderwijs moet terug naar de docent". En natuurlijk hebben al die adviseurs en bestuurders het gedaan.

Regie weer in handen van de overheid? (Uit de Volkskrant)

De aanbevelingen van de commissie in het rapport Tijd voor Onderwijs blijken niet allemaal spijkerhard. De ‘begintoets’ in groep 3, waarover veel partijen struikelen, ruilt Dijsselbloem gaande het debat soepel in voor een strikt ‘leerlingvolgsysteem’, waarmee basisscholen de vorderingen van kinderen voortdurend en objectief moeten gaan bijhouden.

Als we alle consequenties van die uitspraak op een rijtje zetten. Denk alleen maar aan het ontwikkelen en het implementeren van zo'n systeem en vervolgens de regeltjes, waaraan de leerkrachten moeten voldoen om betrouwbare informatie in systeem te krijgen.

Docenten krijgen het weer voor het zeggen? Dat zal door velen geïnterpreteerd worden als de terugkeer naar het koninkrijkje met de gesloten deur. Dat kan nooit de bedoeling zijn. Het gaat op de eerste plaats om de docent die een goed leerproces bij de leerling op gang krijgt. Dat is niet helemaal hetzelfde als die bevlogen docent met een goed verhaal voor de klas. Het gaat ook om een programma waarin er verbanden worden gelegd tussen lesinhouden, waar het geleerde een betekenis krijgt. Dat lukt niet met een indivduele docent voor de klas, daar is een team voor nodig waarbinnen de docenten goed op elkaar ingespeeld zijn zijn, kunnen samenwerken, hun eigen expertise maximaal kunnen inzetten. Dat is een essentieel element van de professionaliteit van een docent! Ik lees dat nergens terug (maar ik heb natuurlijk niet alles gelezen).

Nog een leuke van Jasper van Dijk (SP) in een artikel.

Te lang is het onderwijs slachtoffer geweest van vernieuwingen, bezuinigingen en regeldrift.

Om zich in hetzelfde artikel af te vragen:

En wat vindt u van de wet BIO waarin alleen nog naar bekwaamheden van leraren wordt gekeken, en niet meer naar bevoegdheid? Moeten die regels niet aangescherpt worden?

dinsdag 15 april 2008

Leren Organiseren

Toen ik een aantal jaren voor het eerst begon na te denken hoe je de flexibiliteit in een onderwijsorganisatie vorm moest geven en ondersteunen met ICT leidde dat een project onder de titel 'het leren organiseren'. Dat de titel nog steeds actueel is bewijst het boekje dat is uitgegeven door Artefaction in samenwerking met het Friesland College: 'Leren Organiseren'. Sietske Waslander en Maaike van Kessel hebben een onderzoek naar de organisatie van het onderwijs bij het Friesland College uitgewerkt in dit boekje. Waslander heeft overigens al meer gepubliceerd op dit terrein, wat in dit boekwerkje weer terugkomt.

Het boekje heeft me op een aantal punten weer aan het denken gezet. Op de eerste plaats is de sociologische benadering van de maatschappelijke ontwikkelingen en de manier waarop dat doorwerkt in het onderwijs heel boeiend. Vanuit drie principes (traditie, dirigisme en marktmechanisme) worden drie samenlevingen beschreven: 'woonland' (gericht op zelfvoorziening, stabiel maar niet flexibel), 'reisland' (besluitvorming door één instantie, daardoor zijn grootschalige veranderingen mogelijk maar dat lukt niet meer in meer complexe samenlevingen) en 'trekkersland' (gericht op het voorzien in individuele behoeftes door vraag en aanbod, geschikt voor grote verschillen tussen individuen maar kan leiden tot ongewenste vormen van ongelijkheid). De manier waarop het onderwijs is vormgegeven, hangt sterk samen met de vorm waarin de samenleving is georganiseerd. In een agrarische samenleving gebeurt op een traditionele manier van kennisoverdracht van vader op zoon. Dat voldoet niet meer in een industriële samenleving, waar het onderwijs onder de hoede van de overheid komt (dirigisme) maar ook volgens industriële principes van massaproductie en standaardisatie (grote groepen krijgen hetzelfde, gestandaardiseerde aanbod). De kennissamenleving leidt op die manier tot een streven naar meer geïndividualiseerd onderwijs op basis van massa-individualisatie.

In de studie wordt vervolgens ingegaan op 7 manieren waarop het onderwijs tracht maatwerk te leveren. Zes van die vormen zouden vergelijkbaar zijn met de strategieën die bedrijven hanteren om maatwerk te leveren.

  1. Cosmetische aanpassingen
    Vaak blijkt het al genoeg om naar buiten toe te zeggen dat je flexibel bent terwijl het onderwijs niet noemenswaardig is veranderd.
  2. Uitstellen van de invloed van de klant.
    Maatwerk vereist invloed van de klant. Hoe meer die invloed zich in het productieproces laat gelden, des te meer problemen zal dat opleveren. Door die invloed pas heel laat in het traject toe te laten blijven de problemen beperkt. Denk aan een iPod (gewoon standaard productieproces, de klant stelt het apparaat gewoon in naar eigen voorkeur als hij het al gekocht heeft), denk ook aan IKEA: heel veel varianten mogelijk maar de klant maakt zijn keuze pas in de winkel. In het onderwijs komt dit terug in de vorm van modularisatie.
  3. Samenwerking en combinaties.
    Door samenwerking te zoeken zijn er meer variaties te maken van producten of diensten. Denk aan een samenwerking tussen een VMBO en een MBO met gezamenlijke programma's.
  4. Terugdringen van heterogeniteit
    Klinkt een beetje vreemd maar door in de markt van veel aanbod te gaan specialiseren kun je een bepaalde klantengroep aan je binden. Een vakschool of een gymnasium zijn hier voorbeelden van. De populatie is uitermate homogeen wat de complexiteit natuurlijk beperkt.
  5. Extra resources
    Een grote variatie aan klantvragen kan natuurlijk ook opgelost worden door extra resources in te zetten, mits de klant daarvoor wil betalen, natuurlijk.
  6. Digitalisering
    En natuurlijk, alles wat kan worden gedigitaliseerd kan op maat worden gemaakt. E-learning biedt veel mogelijkheden voor flexibiliteit.

Daarnaast zien de auteurs nog een zevende vorm, die specifiek zou zijn voor het onderwijs: de eenheid van organisatie vergroten. Enkele docenten op een grotere groep studenten, waardoor de flexibiliteit binnen die groep toenemen. Naar mijn idee is dit niet een louter onderwijsaangelegenheid. Wat er in feite gebeurt, is dat er wordt gedecentraliseerd. In plaats van een centrale planning waarop docenten voor een beperkte tijd aan groepen leerlingen worden gekoppeld (=les) komt er een planning op hoofdlijnen. De verfijnde planning wordt overgelaten aan het team en de groep studenten. De voorbeelden worden -na het beschrijven van een aantal praktijkcases- achter in het boek nog eens uitgewerkt met schema's en kenmerken.

Een aantal fenomenen worden in het boekje nog eens prima op een rijtje gezet. De fricties, die ontstaan door de manier waarop de overheid stuurt op input (850 klokuren, inschrijving in een crebo) terwijl we streven naar een vormgeving op output: dat bijt elkaar. Ook de manier waarop flexibiliteit leidt tot meer coördinatie- en complexiteitskosten: dat wat je (meer) moet doen door de andere vormen van organiseren. Als er meer keuze is, moet een student meer moeite doen om te kiezen, en dat moet weer worden begeleid.

Wat me opvalt, is dat de publicatie nog een vorm van maatwerk beschrijft die echter niet expliciet in het rijtje is op genomen: zelforganisatie. De informatievoorziening maakt het mogelijk dat een deel van het werk wordt verlegd naar de klant zelf. Denk aan internetbankieren. Ook het naar je eigen hand zetten van een mobiele telefoon of iPod hoort daarbij. Het zelf samenstellen van een pakket leeractiviteiten is daar natuurlijk een onderwijsvoorbeeld van.

zaterdag 12 april 2008

Kennisdelen over CGO

In hetzelfde nummer van Cinoptiek stond ook een artikel over een kennissysteem waarin ervaringen van MBO-instellingen uit de experimenten van het Herontwerp konden worden gedeeld.

Dit systeem zou het mogelijk moeten maken niet alleen eindproducten te delen, maar ook halffabrikaten. Het uiteindelijke doel van het systeem is dat medewerkers van de verschillende instellingen – nieuwsgierig geraakt door de gevonden documenten – met elkaar in gesprek komen. Het systeem is eenvoudig via internet benaderbaar en maakt het mogelijk dat de verschillende roc’s van elkaar leren en inspiratie opdoen voor de vernieuwingsslag.

Naar aanleiding van mijn kleine zoektocht naar kennis en ervaringen is www.roc-k.nl natuurlijk een geweldige aanvulling. Jammer genoeg is er echter meer nodig om er aan mee te kunnen doen: zonder login geen 'Sesam, open u'...

Implementeren van CGO (3), de implementatiestrategie

In het MBO is zowel tussen als binnen de instellingen een grote variatie te zien in de mate waarop er gewerkt wordt aan de implementatie van CGO. Waar nog weinig is gedaan begint men zich toch wel achter de oren te krabben. Maar ook op plaatsen waar al een groot deel van de opleidingen inmiddels competentiegericht mag worden genoemd, wordt nog naarstig gezocht naar wegen waarlangs de inhoud, de bedrijfsvoering en de professionalisering verder kan worden geoptimaliseerd. Op tal van plaatsen is (geen!) informatie te vinden over de manier waarop dit kan worden aangepakt. Voor veel mensen en organisaties komt daarom nu de prangende vraag bovendrijven: hoe moeten we dit aanpakken? Dat geldt lang niet alleen voor wie nog moet beginnen. Op veel plaatsen is in het verleden duidelijk geworden hoe het niet moet of staat men voor de vraag hoe men verder moet. Immers, waar een onderwijsvernieuwing (vaak met extra geld) prima heeft gewerkt op kleine schaal met een clubje goed ingewerkte en gemotiveerde voorlopers blijken plotseling allerlei uitvoeringsproblemen te ontstaan als meer studenten en collega's moeten worden betrokken, zeker als het projectbudget op is.

Het is daarom essentieel dat al in een vroegtijdig stadium wordt nagedacht over de implementatiestrategie, niet alleen op de korte maar ook vooral op de wat langere termijn. In een artikel in een themanummer van Cinoptiek over CGO werden verschillende implementatiestrategieën beschreven op basis van de 'kleurenleer' van Leon de Caluwé (niet te verwarren met de denkkleuren van de Bono). De Caluwé onderscheidt een aantal kleuren: wit (chaotisch, experimenteel), blauw (planmatig, op basis van een ontwerp), rood (mensgericht), groen (lerend). In het artikel komen een voorloper, een volger en een late starter aan het woord in relatie tot de implementatiestrategie.

Duidelijk is in elk geval, dat gedurende het proces een wisseling van strategie aan de orde is. Vanuit de duizend bloemetjes (wit) moet op een bepaald moment aandacht worden besteed aan de 'lessons learned' en hoe die overgedragen kunnen worden (rood/groen) en aan een breed implementatietraject op basis van een breder ontwerp (blauw).

zaterdag 5 april 2008

Internetdemocratie

Wat hebben Rita Verdonk en Andrew Keen niet met elkaar gemeen? Rita gelooft in de internetdemocratie, Andrew Keen niet, nou ja, plaatst er heel wat kanttekeningen bij.

Rita Verdonk heeft haar beweging 'Trots op Nederland' gelanceerd.
(Nog een persoonlijk advies aan haar en haar kiezers: lees Freakonomics. Heel veel van de voorgestelde maatregelen zijn schijnmaatregelen die gewoon niet gaan werken. Gewoon wat oneliners die lekker liggen bij het wat conservatievere deel van de bevolking maar die in de complexiteit van de huidige samenleving echt niet gaan werken.)

Verdonk wil de kiezers meer betrekken bij de politiek en wil daar internet voor gaan gebruiken. Politiek 2.0! Laat de burger zelf meedenken bij de plannen. Is dat een goed idee? Daar kun je op verschillende manieren tegen aan kijken.

Het is altijd een goed idee is om mensen meer te betrekken bij de politiek. En natuurlijk is internet daar een prima medium voor. Discussiefora, wiki's, online stemmen of enquêteren en allerlei andere middelen staan ter beschikking om mensen hun mening te laten geven. Een welhaast ultieme toepassing van 'wisdom of crowds'.
Andrew Keen denkt daar duidelijk anders over. Keen is uitgenodigd om de Globaliseringslezing 2008 te geven. Hij heeft niet zoveel op met web2.0 omdat het daarbij vooral gaat om het verheerlijken van het amateurisme. 'Het internet is plaats waar mensen naar toe gaan om te debatteren maar om bevestigd te worden in wat ze al dachten'.
Nou is niet iedereen een fan van Keen. Wilfred Rubens gaf al een reactie op zijn weblog op de keynote van Keen op de Online Educa in Berlijn waarin hij een aantal uitspraken van Keen relativeert.

Toch zou ik de uitspraken van Keen ter harte willen nemen als het gaat om een rechtstreekse beïnvloeding van de politiek door de burger om de hoek. De mening van een meerderheid is niet noodzakelijkerwijs de beste mening! In 'the tragedy of the commons' wordt beschreven hoe een samenleving ten onder kan gaan als iedereen uitgaat van zijn eigen belang (wat op zichzelf voor elk individu een heel rationeel uitgangspunt is).Dit geldt met name als de relatie tussen oorzaak en gevolg erg ver uit elkaar liggen of als iedereen zich laat leiden door wat de buurman ook doet (wie laat zijn auto staan in verband met het broeikaseffect?). Dat vraagt om een entiteit, die namens iedereen én in het belang van iedereen besluiten neemt die wellicht ingaan tegen wat de meerderheid wil (als niemand de auto wil laten staan omdat de buurman dat ook niet doet, dan zal iemand moeten ingrijpen...)

Kortom, democratie 2.0 is wellicht niet de beste vorm van democratie.

dinsdag 1 april 2008

Onderwijs voor morgen

Als je een weblog hebt met de titel ´onderwijs voor overmorgen´ dan kun je er toch niet omheen om even te reageren op een website met als titel ´onderwijs van morgen´ (met dank aan Moniek Verhaaren voor de tip).
Malmberg startte de website als reactie op het rapport van Dijsselbloem om leraren ook een kans te geven zich te laten horen. Alsof er geen BON is... :-)

Ik zou de 'onderwijs van morgen' tekort doen als ik het met de website van BON zou vergelijken. Het ziet er uitnodigend uit, de inhoud doet er toe. Het is een soort superweblog met meerder auteurs (ik tel er een stuk of drie) waar men op kan reageren, er is een nieuwsbrief (komt vanaf nu ook bij mij binnen) en een periodieke stelling. Kortom, weer een nieuwe loot aan de stam...