zondag 29 januari 2012

Strategisch HR: noodzaak in het onderwijs

Elke onderwijsorganisatie heeft wel een afdeling, dienst of functionaris die zich met personeelszaken bezighoudt. Tegenwoordig is het modern om te spreken over HR: 'Human Resource'. Of het verengelsen van de term iets wezenlijks toevoegt, laat ik in het midden. Het belang om er strategisch mee om te gaan wordt wel steeds groter! Er is sprake van verschillende ontwikkelingen, die dat nodig maken.

Vergrijzing is zo'n thema dat langzaam maar zeker steeds nijpender wordt. Ik gaf in een vorig bericht al aan dat het een kwantiteitsprobleem is dat langzaam maar zeker een kwaliteitsprobleem wordt.
In een aantal gesprekken bij onder meer roc's blijkt, dat onderwijs- en HR-directeuren nauwelijks zicht hebben op het probleem, gewoonweg, omdat de informatie niet beschikbaar is. Dat maakt het dan ook onmogelijk om afgewogen strategische en tactische beslissingen te nemen.

Over wat voor informatie gaat het eigenlijk?
Een directeur wil weten welke veranderingen hij de komende jaren kan verwachten in de samenstelling van zijn teams. Voor een belangrijk deel gaat dat over een voorspelbare uitstroom:
  • Welke mensen zullen tussen 1 en 5 jaar het onderwijs gaan verlaten op basis van hun leeftijd?
  • Welke bevoegdheden (opleidingen, competenties) zijn daarbij betrokken?  
  • Welke functies/rollen zijn daar bij betrokken?
  • Om welke omvang in lesuren gaat het dan?
Als je je een beeld kunt vormen van die ontwikkelingen kun je je er ook op voorbereiden door al gericht in die richting te gaan werven, op scholingstrajecten gaan sturen, dat soort dingen.
In feite gaat dit nog over een 'eenvoudige' vervangingsvraag. Moet een directeur een goede docent vanwege krappe budgetten ontslaan of ziet hij mogelijkheden om hem nog even vast te houden omdat een oudere collega binnenkort gaat vertrekken?
Het blijkt op dit moment nauwelijks mogelijk te zijn die informatie boven water te krijgen, gewoonweg omdat het op veel scholen niet wordt geregistreerd. Hoog tijd, zou je zeggen.
Er zijn nog veel meer factoren, die een rol spelen. Hoe gaat het met de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Zijn die te vertalen in belangstelling voor bepaalde opleidingen? Zijn er groeiende opleidingen (en zijn er in die richting dus meer mensen nodig?), gaan er nieuwe opleidingen gestart worden of zijn er juist opleidingen die afgebouwd zullen gaan worden?

Bij de te verwachten grote uitstroom gaat er meer verloren dan inzetbare docenturen. De specifieke kennis, die iemand heeft, of zijn relatienetwerk. Dat zijn persoonsgebonden factoren waar op dit moment nog helemaal niet zoveel aandacht voor is.


Een ander thema dat speelt, is de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Waar je in de zorg al steeds meer zorgverleners ziet, die als zzp aan de slag gaan, is dat in het primaire proces van het onderwijs nog nauwelijks het geval. De vraag is of dat zo blijft, of dat zo moet blijven.
Krapte in de budgetten wordt vaak vertaald in een ontslagronde voor een groep docenten. Stel je voor, dat je om een vaste basis een flexibele schil van mensen hebt waarmee je makkelijk kunt schuiven. In feite is dat in de praktijk al zo: veel docenten krijgen jaren achtereen een tijdelijk contract. Dat is echter flexibiliteit één kant op: er uit als er geen werk meer is.
Vanuit de maatschappelijke tendens van flexibilisering van de arbeidsmarkt lijkt het me zinvol eens te verkennen wat de mogelijkheden zijn van een pool van mensen die snel inzetbaar zijn voor een vervanging of vacature. Misschien hoeven dat niet eens primair docenten te zijn, mensen met een deeltijdbaan en een onderwijsbevoegdheid, waarom niet? Dan komt er echt een verbinding tot stand tussen school en praktijk.
Misschien een aardig thema om mee te nemen in de discussie over macrodoelmatigheid?

vrijdag 27 januari 2012

Educatieve Contentketen komt op stoom

De Educatieve Contentketen is een programma dat (kort door de bocht geformuleerd) de beschikbaarheid van (met name digitaal) lesmateriaal in het onderwijs moet verbeteren. Daarbij wordt gekeken naar de vindbaarheid, toegankelijkheid (distributie), bruikbaarheid en arrangeerbaarheid. Het zal duidelijk zijn, dat het gaat over een aantal processen in een keten met meerdere partijen, die niet allemaal dezelfde belangen hebben.Over het maken, gebruiken en beoordelen van leermiddelen doet het programma overigens geen uitspraken, die onderwerpen vallen buiten de scope van dit programma.
Tijdens een presentatie tijdens de laatste saMBO~ICT-conferentie gingen Arjan van Venrooij en Nico Verbeij nader in op wat er al is gebeurd en nog staat te gebeuren.


In het programma is een visie geformuleerd hoe de contentketen moet bijdragen aan goed onderwijs:
  • Aantrekkelijk onderwijs, passend bij de leerbehoefte van leerlingen op basis van een mix aan leermiddelen.
  • Een variëteit aan leermiddelen maakt ook flexibeler, meer op maat gesneden onderwijs mogelijk.
  • Een docent moet mogelijkheden hebben om passend onderwijs te realiseren door leermiddelen te kunnen variëren (arrangeren).
Er is expliciet voor gekozen om niet de leerling maar de docent centraal te stellen in deze keten. Die vervult immers een sleutelrol in het selecteren van het lesmateriaal.
Binnen het programma worden geen leermiddelen gemaakt en worden ook geen uitspraken gedaan over de kwaliteit, dat is immers aan de gebruiker. Evenmin besteedt het programma aandacht aan het gebruik in de klas.

Eén van de belangrijke aandachtspunten binnen het programma is het verbinden van lesmateriaal aan de kerndoelen (PO, VO) en de kwalificatiestructuur (MBO). Met name is door de grote varieteit best lastig te realiseren. Overigens is dat door de Stichting Praktijkleren al uitgewerkt voor de economische opleidingen in het Knooppunt MBO.

LiMBO is een aan de ECK gerelateerd project waar een aantal knelpunten in de keten worden aangepakt. Daarover meer in een ander bericht.

maandag 23 januari 2012

Selecteren of voorsorteren aan de poort?

Een bericht van Patrick Koning was voor mij aanleiding om ook wat aandacht aan het onderwerp te besteden. Ik had het desbetreffende artikel over selecteren aan de poort in Onderwijsinnovatie ook gelezen en had het onderwerp op mijn 'bloglijst' gezet (waar steeds meer onderwerpen bijkomen en er te weinig van afgewerkt worden, maar dat is een ander onderwerp).

Het artikel beschrijft de effectiviteit van selecteren aan de poort. Interessant in dat artikel is het feit dat selectie aan de poort kan leiden tot veel onterecht afgewezen studenten. Dat is niet handig, maar daar wil ik het eigenlijk niet over hebben.
Het artikel is vooral gericht op het Hoger Onderwijs. Dat verklaart, waarom ook aandacht besteed wordt aan bijvoorbeeld de University Colleges (waar streng wordt geselecteerd aan de poort). Het verklaart naar mijn idee ook waarom geen aandacht besteed wordt aan de vraag of selectie aan de poort wel wenselijk is. Die vraag speelt in het HBO immers niet of nauwelijks. Als je in het Hoger Onderwijs niet wordt aangenomen, zijn er nog enkele alternatieven, je kunt altijd nog kiezen voor een 'makkelijkere' HBO-opleiding of voor het MBO.
In het MBO wordt af en toe ook geroepen om selectie aan de poort om op die manier het rendement te verbeteren. Waar dat in het HBO nog te verdedigen is, wordt dat voor het MBO een stuk lastiger. Voor de hogere niveaus zou een selectie aan de poort nog kunnen verdedigen door te stellen dat er nog kunt kiezen voor een vergelijkbare opleiding op een lager niveau.
Maar als een student wordt afgewezen op een lager niveau, wordt het lastiger. Het op die manier nastreven van een hoger diplomarendement gaat dan ten koste van het maatschappelijk rendement van het onderwijs. Of die studenten worden opgevangen in laatste kans onderwijs of worden zelfs helemaal niet meer opgevangen met alle consequenties van dienAandacht deze voor 'long tail' beschreef ik in een eerder bericht als één van de succesfactoren van goede onderwijssystemen.

In het artikel wordt aandacht besteed aan de manier waarop je zou kunnen selecteren aan of na de poort: instaptoetsen, intakegesprekken, bindend studieadvies. Dat laatste blijkt het meest succesvol maar betekent natuurlijk, dat er al een jaar geïnvesteerd is in een student zonder rendement. En dat telt mee in rendementcijfers.
Meer en meer MBO-instellingen organiseren momenteel een soort verlengde intake. Een oriëntatieperiode van een maand of twee waarbij gekeken wordt naar allerlei aspecten, die het studiesucces kunnen beïnvloeden. Zoals dat nu op veel plekken gebeurt, valt dat te zien als het begin van een kleine paradigmashift: er wordt niet gekeken of de student bij de opleiding past, er wordt gekeken of, en zo ja, hoe de opleiding kan worden aangepast aan de student. En als het echt niet past, kan een student worden doorverwezen naar een alternatieve opleiding. Niet selecteren maar voorsorteren.

donderdag 19 januari 2012

Doelmatigheid in het MBO

(Zie ook het bericht van Joël de Bruijn)
Het thema van de conferentie is 'doelmatigheid versus onderwijskwaliteit'. Paula Sukel (CvB ROC Tilburg) gaat daar aan het begin van de conferentie op in.

Onderwijskwaliteit wordt vaak uitgedrukt in termen van rendement, aantallen diploma's en dan vooral ten opzichte van andere instellingen. Voor de Tweede Kamer is het ook een klas met een docent ervoor. Dat geeft spanningen voor de organisatie maar ook voor de docenten.
Opleiden omvat eveneens de persoonlijke ontwikkeling en dat gaat niet altijd samen met een 'kwaliteitsdoelstelling' als het toewerken naar het diploma. Kwaliteit gaat ook over bedrijfsvoering, de onderwijslogistiek. ICT speelt daarin een belangrijke rol. De effectiviteit van het onderwijs kan met behulp van ICT nog een stuk verbeteren. Met name als straks opleidingen moeten worden ingekort waarbij ook meer onderwijsuren binnen de instelling moet en worden gegeven. Tel daarbij op het verplichte taal en rekenen. ICT zal op verschillende manieren het onderwijs moeten ondersteunen.
Alles bij elkaar moet er nog veel gebeuren om uiteindelijk uit te kunnen komen bij any time, any place, any device.

Rob Vink (onderzoeker bij het IVA) geeft een keynote over doelmatigheid in het MBO: Optimaliseren op het kruispunt van belangen.

Het MBO dient verschillende belanghebbenden, elk met bepaalde doelen, eisen en verwachtingen bij het MBO: studenten, bedrijfsleven, overheid (met belangen vanuit zowel arbeidsmarkt, burgerschap als veiligheid), medewerkers.
Doelmatigheid gaat dan over de manier waarop alle doelen bereikt kunnen worden. Die doelen zijn vaak tegenstrijdig. Zo staat toegankelijkheid tegenover onderwijskwaliteit en staat individualisering tegenover doelmatigheid (waarvoor eigenlijk massa nodig is).
Verder moet onderscheid gemaakt worden tussen verschillende niveaus van doelmatigheid. Een vraagstuk op het terrein van macrodoelmatigheid is natuurlijk: worden studenten arbeidsmarktrelevant opgeleid?
Alle instellingen maken daarbij een microrationele afweging. De som van alle microrationele beslissingen samen maken dat er geen macrodoelmatigheid wordt bereikt: versnippering van opleidingen en er worden teveel studenten opgeleid voor een beroep waar maar beperkt behoefte aan is.

De relatie tussen doelmatigheid en kwaliteit is afhankelijk van de context van waaruit het vraagstuk wordt benaderd. Wat is dan doelmatig?
Hoewel de keus vaak valt op het maximaliseren op één deelbelang moet het eigenlijk gaan om het optimaliseren van de verschillende deelbelangen. Je hebt dan goed contact nodig met de omgeving, de verschillende belanghebbenden. Daar ligt meteen een relatie met informatiemanagement: het afleggen van verantwoording aan alle stakeholders.
Instellingen hebben er alle belang bij om naar de stakeholders duidelijk te maken dat het complex is om alle verschillende deelbelangen goed te behartigen.
Daarbij komt dat de omgeving ook nog eens voortdurend verandert. Dat maakt het zoeken naar een balans tussen de deelbelangen nog wat moeilijker, het gaat om schuivende panelen waarop je je voortdurend moet richten.

Relevante trends worden ingedeeld naar DEPEST: demografisch, economisch, politiek, ecologisch, sociologisch/cultureel en technologisch.
In een matrix kunnen ontwikkelingen worden weergegeven waarbij op de ene as de impact is weergegeven (grote impact / kleine impact) en en op de andere as de onzekerheid (hoge onzekerheid / lage onzekerheid). Met ontwikkelingen die een grote impact zullen hebben, zul je zeker iets moeten, als het ook nog eens gaat om een grote onzekerheid weet je eigenlijk niet wat je dan moet doen.

Belangrijke trends, waarmee je als onderwijsinstelling rekening mee moet houden kunnen worden aangeduid als versnelling, verdichting en versnippering. Onder versnelling vallen zaken als de afnemende halfwaardetijd van informatie en kennis, technologische ontwikkelingen maar ook de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Onder versnippering vallen zaken als individualisering, leveren van maatwerk en de behoefte aan kleinschalig onderwijs. verdichting heeft betrekking op de netwerk- en systeemintegratie, complexiteit, de behoefte aan 'just in time'.

Om de complexiteit samen te vatten:
Leveren van meer en beter onderwijs met minder middelen in een omgeving die steeds verandert en complexer wordt.
Daarbij is het een organisatorische opgave om de balans te vinden tussen

  • Flexibilisering versus standaardisering (met een persoonlijke noot: hoewel?)
  • Massaproductie versus maatwerk
  • Leren voor vandaag versus leren voor de toekomst
  • Een zelfstandige uitvoering versus uitvoeren in coproductie.

Het kruispunt, waar de verschillende belangen bij elkaar komen, is vooral op het niveau van een unit, misschien zelfs een team. Dat levert meteen het bestuurlijk dilemma op van bestuurlijke eenheid versus organisatorische verscheidenheid: op welk niveau moeten doelmatigheidskeuzen worden gemaakt?

Informatiemanagement speelt een belangrijke rol in de doelmatigheid, zoals Paula Sukel ook al aangaf.:

  • Het toenemend belang om de buitenwereld naar binnen te brengen. Informatiemanament moet zorgen voor het beheersbaar maken van diversiteit.
  • Informatiemanagement sppelt een belangrijke rol om de complexe onderwijslogistieke processen goed te laten verlopen.
  • Tot slot moet informatiemanagement een brug slaan tussen bestuurlijke eenheid en organisatorische diversiteit: verantwoording versus sturing.

Vink sluit af met nog wat aanvullende v's voor de student: verbinding, vertraging, verwondering.

woensdag 18 januari 2012

Gevangen in de wolken: over lock-in in de cloud

Op de saMBO~ICT conferentie in Tilburg geeft Fabrice Mous van Ictivity de eerste keynote over cloudcomputing. Mous start zijn presentatie met de mededeling, dat hij geen cloudexpert is al is hij wel een fan van interoperabiliteit.

Het cloudlandschap
In 2008 is cloudcomputing als begrip opgekomen: op aanvraag beschikbaar stellen van gegevens zoals stroom uit een stopcontact. Vergelijkbaar met ASP, hosting, kortom oude wijn in nieuwe zakken. Cloudcomputing werd gepromoot als dé oplossing tegen vendor lock-in en vóór interoperabiliteit.
Enkele belangrijk aspecten zijn:
  • Betalen naar gebruik. De vraag is dan wel, welk kostenmodel zit er onder? Er vindt een verschuiving plaats van kapitaalkosten naar operationele kosten.
  • Het is elastisch (schaalbaar).
  • Resources zijn niet meer plaatsgebonden en bovendien 'ongelimiteerd' beschikbaar.
Ford zei het al: waarom maken als we het kunnen kopen?

Mous neemt ons mee langs de verschillende servicemodellen (die in dit publiek toch bekend verondersteld mogen worden).
  • Software as a service (Saas): Office 365, Google docs, etc
  • Platform as a service (Paas): platformen als microsoft azure, OpenShift, Google app engine, die zijn met name bestemd voor ontwikkelaars.
  • Infrastructure as a service (Iaas): infrastructuur, servercapaciteit.
De oplossingen kunnen ook nog op verschillende manier beschikbaar worden gesteld: je kunt dan spreken van een public cloud (helemaal via internet), een private cloud (via internet maar op eigen servers) of een mix, een hybrid cloud.
Over deze indeling valt  nog wel iets te zeggen. De cloud wordt vooral geassocieerd met een applicatie of data 'ergens in de lucht'. Je kunt dan eigenlijk niet aangeven waar die data nu eigenlijk fysiek staat. Als er gesproken wordt over Saas-oplossingen heeft men het eigenlijk over iets, dat een tijd geleden nog werd aangeduid als ASP (application service providing ofwel hosting). De applicatie staat ergens bij een leverancier op een server, duidelijk fysiek aanwijsbaar. Inmiddels staan veel applicaties allang niet meer binnen een instelling maar op een server bij de leverancier. Dat 'voelt' nog helemaal niet als cloud. In feite gaat het wel over Saas in de private vorm. De data is fysiek aanwijsbaar aanwezig op je eigen (gehoste) fysieke of virtuele server. Is dat nu wel of geen cloud?
Mous gaat in op een aantal voorbeelden waarbij duidelijk is, dat de cloud niet de oplossing is tegen vendor lock-in. Jim Whitehurst, CEO van Red Hat (Linux) zei het al: Cloud is in feite de 'ultimate vendor lock-in'
  • Als je Office 365 wilt gebruiken op een tablet, heb je meteen een probleem. Het aanmelden gaat goed, maar vervolgens heb je de Silverlight plugin nodig. Die kan dan weer niet geinstalleerd worden op een tablet. In feite is er dus een lock-in met een Microsoft platform. Het gaat dus om een 'Windows only' cloud service.
  • Salesforce is een cloudapplicatie voor financiële zaken, zeg maar, je boekhouding. De applicatie werkt heel veel met metadata, heel specifieke, gesloten metadata. Overstappen naar een andere leverancier kan dan alleen met hele hoge kosten voor het omzetten van de metadata. Natuurlijkbgeeft Salesforce aan, dat de klant eigenaar is van alle data. Maar ja, als je een export maakt van al je data krijg je wel een bestand met alle data maar zonder datamodel, zonder relatie tussen al die gegevens. Alsof je een telefoonboek downloadt met eerst alle namen, dan alle adressen en vervolgens nog alle telefoonnummers mrt alleen maar een komma tussen de opeenvolgende velden. Ga er maar aanstaan!
  • Nadat de Google app engine na een proefperiode (als beta-versie) als definitieve versie beschikbaar kwam, werd er meteen een behoorlijk prijskaartje aangehangen. Google werkt met een eigen database met een eigen werktaal. Omdat alles vast hangt aan je Google-account volgens het 'Google identity model' kun je in feite niet migreren naar een ander platform. Dan kun je met een gerust hart een flink prijskaartje hangen aan het gebruik van de app engine...
  • Coghead is ook een app engine ook met een eigen taal. Coghead werd overgenomen door SAP. Dat bedrijf heeft vervolgens alle gebruikers 8 weken de tijd gegeven de code in de engine om te schrijven naar een ander platform, na die tijd moest men kiezen voor het verwijderen van alle broncode dan wel tegen betaling gebruik blijven maken van de Coghead/SAP-omgeving.
  • Bij Amazon kun je serverruimte huren. Daar worden back-up images van gemaakt. Mooi als je de inhoud van zo'n server naar een andere provider zou willen overbrengen. Helaas is zo'n image niet op andere servers te installeren, behalve op een andere server van Amazon...
De conclusie is, dat hoe hoger je in de cloud zit (van Iaas via Paas naar Saas) des te waardevoller de data eigenlijk zijn maar ook des groter de afhankelijkheid van de provider blijkt te zijn.

Mous geeft als advies om een overstap naar de cloud goed te overwegen. Daarbij moet je als instelling niet al te overhaast te werk gaan en daarbij een duidelijk risicomanagement voeren. Weet met wie je in zee gaat en wat je in geval van problemen moet doen over te kunnen stappen.

Aardig verhaal, van een keynote voor dit publiek mag je wat meer verwachten...

Anti-censuur


Wikipedia op zwart, Trendmatcher met een rouwrand, Contentgirls met een zwarte banner, vele blogberichten en acties die van 18 januari een virtuele stakingsdag maken.
In Amerika wordt vandaag gedebatteerd over de Stop Online Piracy Act (SOPA), een wetsvoorstel dat de auteursrechten moet beschermen van film- en muziekproducenten. Tegenstanders zijn vooral bang voor het vrije internetverkeer.
Ik laat even in het midden of het het uitgangspunt (het beschermen van auteursrechten) al dan niet terecht is, het gaat vooral om het effect dat ook allerlei andere initiatieven (zoals een Wikipedia) kunnen sneuvelen op grond van die wet. En dat terwijl het uiteindelijke doel niet bereikt zal worden. De internetcommunity is te creatief om dit soort dingen met regels af te kunnen dwingen, dat heeft het verleden al vaker laten zien. De wet zal simpelweg niet te handhaven zijn. Het is een vorm van oud denken, die belemmerend werkt op innovatie van en met internet.

Het doet me denken aan de metafoor van de ijsfabriek, die ik al eens eerder heb aangehaald.
Zo in het begin van de vorige eeuw zag je op veel plaatsen ijsfabrieken, waar grote ijsblokken werden gemaakt die mensen mensen konden gebruiken voor koeling. Toen de electriciteit ook beschikbaar kwam voor 'gewone mensen' zagen de ijsfabrieken een grote bedreiging in de opkomst van koelkasten. Ze hebben veel gewaarschuwd tegen de onbetrouwbaarheid van die dingen, tegen het gevaar van het ammoniak waarmee toen nog gekoeld werd. Geloof het of niet, de ijsfabrieken hebben het niet gered. En waarom? Omdat ze ijs verkochten. Als ze eens goed hadden nagedacht over wat ze eigenlijk verkochten (namelijk houdbaarheid van bederfelijke waar) dan hadden ze de ontwikkelingen (electriciteit) waarschijnlijk aangegrepen om hun product aan te passen aan de nieuwe omstandigheden (nieuwe manieren om bederfelijke waar houdbaar te maken met lage temperaturen), dan waren ze wellicht een grote koelkastenfabrikant geworden.
Al die film- en muziekproducenten zijn ijsfabrikanten, die op een andere manier zouden moeten kijken naar hun producten en de manier waarop ze geld verdienen (denk ook aan 'business model innovation'  van Osterwalder).

En wat de actie betreft: die is blijkbaar heel succesvol. De website van www.bof.nl/doe-mee/ is tenminste al de hele ochtend niet bereikbaar. Op die manier wordt het vanzelf een staking...


maandag 16 januari 2012

Hoe moet je iets veranderen in het onderwijs?

In een van mijn vorige berichten gaf ik aan waarom je juist nu iets moet veranderen in het onderwijs. Het is dan nog wel de vraag hoe je dat dan moet doen.
In een uitgebreid artikel in The Economist van alweer een paar maanden geleden wordt een aantal factoren op een rijtje gezet, die een rol kunnen hebben gespeeld in de uitkomsten van 'the Programme for International Student Assessment' (PISA) van de OECD sinds 2000. In dat onderzoek worden 15-jarige leerlingen op een aantal terreinen met elkaar vergeleken.

Wat in elk geval niet helpt, is er gewoon meer geld in stoppen.
"The idea that good schooling is about spending money is the one that has been beaten back hardest. Many of the 20 leading economic performers in the OECD doubled or tripled their education spending in real terms between 1970 and 1994, yet outcomes in many countries stagnated—or went backwards. Educational performance varies widely even among countries that spend similar amounts per pupil. Such spending is highest in the United States—yet America lags behind other developed countries on overall outcomes in secondary education. Andreas Schleicher, head of analysis at PISA, thinks that only about 10% of the variation in pupil performance has anything to do with money."
Dat het rendement van extra geld in het onderwijs op dit moment nauwelijks iets oplevert, zoals een onderzoek van het SCP recent liet zien, mag de overheid zichzelf behoorlijk aanrekenen.
Wat wel helpt?
"Technology has also made a difference. After a number of false starts, many people now believe that the internet can make a real difference to educating children. Hence the success of institutions like America’s Kahn Academy."
Technologie maakt heel veel mogelijk (zie bijvoorbeeld dit artikel over 'flipping the classroom'). Het wordt dan wel lente in het onderwijs, maar de kern van de verbeteringen is een mix van decentralisatie (scholen bepalen zelf het curriculum), een focus op de minder goede leerlingen, diversiteit in scholen en natuurlijk goede docenten.
"So what are the secrets of success? Though there is no one template, four important themes emerge: decentralisation (handing power back to schools); a focus on underachieving pupils; a choice of different sorts of schools; and high standards for teachers."
(...) 
"What is clear, however, is that the shiniest new academy will struggle without decent teachers. An emphasis on better teacher quality is a common feature of all reforms. Countries like Finland and South Korea make life easier for themselves by recruiting only elite graduates, and paying them accordingly. Mr Gove has said that he wants to raise the degree threshold for teachers and offer “golden hellos” in areas of shortage, like science and language teaching. America has experimented at state level with merit pay and payment by results, but often in the teeth of opposition from the teachers’ unions. 
In schools reform, structural progress —new sorts of schools, reorganised old ones, new exams— can happen very fast. Better teachers take much longer to form. They should be made the priority."
Dit alles past in maatschappelijke discussie over wat we werkelijk met het onderwijs willen. Juist vanwege het feit dat het opkrikken van de kwaliteit van docenten een behoorlijke tijd vergt, zou daar het accent moeten liggen, zoals de Onderwijsraad vorig jaar nog betoogde met 'elke meester een master'.

woensdag 11 januari 2012

Zwart-witte kathedralen bouwen met Educus

Educus is een softwareleverancier die onderwijsapplicaties als Eduarte (MBO) en Alluris (HBO) op de markt brengt. Op 11 januari is het vijfjarig jubileum van deze joint venture van Topicus en Stoas gevierd met een 'Educus Experience'. Een mooie gelegenheid om eens in de keuken te kijken. Op het programma staat een keynote van Daan Quakernaat en verder een aantal parallelsessies rondom onderwerpen die het gebruik van ICT in het MBO en HBO raken.

Daan Quakermaat houdt een warm pleidooi om vooral kathedralen te bouwen.
Dat deed hij door eerst het toppunt van bureaucratie te demonstreren: het bommeldingsformulier (ja die bestaan echt): alsof je tijdens de bommelding op je gemak met de melder gaat keuvelen over het wat en het waarom van die bom. Daan beschouwt dat als een 'anti-kathedraal': een onzinding, iets dat wel werk kost maar geen resultaat oplevert.

Daan neemt  het publiek vervolgens mee langs een aantal kathedralen. Zijn verwondering komt voort uit de vraag hoe mensen indertijd in staat waren kathedralen te bouwen met zo weinig hulpmiddelen en ook met een heel beperkt plan: ze maakten een schets en begonnen gewoon.
Als je dat vergelijkt met nu: vroeger hadden mensen niets en konden ze alles, nu hebben mensen alles...
Als er bij het bouwen van een kathedraal iets misging, werd er nagedacht over de oorzaak, eb vervolgens begonnen ze weer opnieuw. Het heeft niet voor niets drie eeuwen geduurd voor de kathedraal van Reims af was (van 1211 tot 1516). Nou ja, af, toen zijn ze gestopt. In het oorspronkelijk plan waren 7 torens opgenomen, het uiteindelijk resultaat heeft er twee, en die zijn niet eens af. De vraag is dan wel of je de rest nu echt mist.
Tegenwoordig zijn we erg bang om kathedralen te bouwen. Alles moet helemaal bekend en afgedekt zijn: resultaat, doorlooptijd, budget. Als één van die drie ontbreekt gebeurt er niets.
Kathedralen zijn natuurlijk metaforisch: Ook Hubble, Google en zelfs de Euro zijn met vallen en opstaan gerealiseerd.

Daan beschrijft de wereld als zwart wit. Aan de linkerkant (zwart) staan dingen als structuur, checklist, regels, ICT, procedures, ISO9001, kortom: structuur. De rechterkantkant (wit) gaat over visie, intuïtie, creativiteit.
Je hebt beide nodig. Het gaat om het combineren van die twee, iteratief ontwerpen en bouwen, dromen en doen.
Maak een globaal plan, voer een stuk uit, leer van de fouten, verbeter en ga door.

In Nederland hebben we nog een probleem daarbij: we zijn te lief voor elkaar, we vinden het steeds moeilijker om elkaar af te rekenen. Dat maakt dat er niet geleerd wordt van fouten. Steenhouwers maakten vroeger een eigen teken in de stenen, die ze maakten. Daar werd hij op afgerekend, zowel in termen van productie (zoveel stenen is zoveel salaris), maar ook op fouten. Als er een muur neerkwam werd wel even gekeken van wie die muur was. Niet afrekenen betekent dat fouten gemaakt blijven worden.
Beschouw de zwarte kant als het geweten, de witte kant als een moreel kompas.
Als je kijkt naar het onderwijs kun je zeggen dat het de afgelopen 10 jaar in staat is geweest de zwarte kant (de administratie) beter op orde te krijgen. Dat biedt nu ruimte om kathedralen te gaan bouwen.

Op een mooie manier neemt Daan het fietsenprobleem in Utrecht op de hak. Daar is geen verslag van te doen zonder de mooie plaatjes in zijn presentatie. Maar met dat verhaal wordt duidelijk dat er nog veel bommeldingsformulierenbedenkers erg druk zijn met het bedenken en uitvoeren van maatregelen die niet effectief zijn, die niet leiden tot kathedralen.





Overigens deed het verhaal me denken aan een boekje van Mathieu Weggeman. Ik vond het hier terug:

(Uit de epiloog van het boek ‘Floreren als professional’ van Carolien de Monchy)
"Er waren – ergens in de 14de eeuw – eens vier steenhouwers aan het werk op een bouwplaats.Op de vraag van een voorbijganger wat een goede steenhouwer onderscheidt van een slechte steenhouwer, antwoordde de eerste: ‘Een slechte steenhouwer levert onregelmatige stenen af; een goede daarentegen mooie strakke stenen. Hij weet wat je wel en niet met steen kunt doen.’ De tweede zei: ‘Een goede steenhouwer levert zijn werk volgens de wensen van zijn opdrachtgevers. Die willen hem graag betalen voor zijn werk.’ De derde stelde: ‘Een goede steenhouwer snapt dat het niet om steen gaat, maar om het bouwen van een kathedraal. Hij kan met iedereen samenwerken om dat te realiseren.’ De vierde steenhouwer ten slotte zei: ‘Ik ben het met mijn vakbroeders eens, dat is allemaal belangrijk. Maar ik wil ik er dit aan toevoegen: een goede steenhouwer beseft dat steenhouwen en bouwen iedere keer en elke dag weer anders is. Daarom blijft een goede steenhouwer altijd leren en geniet hij ervan zich elke dag een betere steenhouwer te voelen."

maandag 9 januari 2012

Overheid 2.0 in 2012: terug bij af?

In 2008 startte er bij de overheid een programma dat rond het gebruik van Web2.0 onder de naam Ambtenaar 2.0. Toen het boek uitkwam, heb ik er ook al een bericht over geschreven.

In de afgelopen jaren heeft het programma een enorme beweging in gang gezet, zoals ook in een terugblik wordt uiteengezet.
Het is onduidelijk of er een vervolg komt. Na enkele jaren zou je mogen verwachten dat er voldoende 'massa' is ontstaan om het initiatief voort te zetten. De praktijk zal het leren.

Initiatiefnemer Davied van Berlo heeft vorig jaar een interview gegeven waarin hij een aantal voorspellingen deed voor 2011. Niet alles kwam uit. Dat heeft hem niet weerhouden een trendrapport op te stellen met daarin 3 x 5 trends voor 2012 en de jaren daarna:

  • Doorlopers: welke ontwikkelingen uit 2011 blijven actueel in 2012?
    (open data, cloud, beveiliging, gebruik van tablets en regels voor ambtenaren rondom gebruik social media)
  • Binnenkomers: welke ontwikkelingen breken in 2012 door bij de overheid?
    (de zelfstandig ondernemende ambtenaar, leiderschap 2.0, van burgerparticipatie naar beleid 2.0, monitoring, bring your own device) 
  • Voorlopers: welke ontwikkelingen zijn actueel, maar kan de overheid nog niet mee omgaan?
    (goed omgaan met privacy, overheid 3.0, serious gaming, van burgerparticipatie naar cocreatie, stoppen met email)
Met name dat laatste: stoppen met email. Verschillende bedrijven, zoals ATOS zijn er blijkbaar al mee begonnen. Eerlijk gezegd moet ik er nog niet zo aan denken. 

Zijn er parallellen te trekken met het onderwijs? In het onderwijs bestaat er geen programma Onderwijs 2.0. Toch kun je spreken van een behoorlijke community van mensen die allerlei manieren bezig zijn om dingen uit te zoeken en uit te proberen. Kennisnet en Surfnet spelen daar ook een rol in. 
En natuurlijk, ook onder de ambtenaren is niet iedereen overtuigd, als je de reacties onder dit bericht leest.  




zondag 8 januari 2012

Backcasting biedt nieuwe inzichten over 'Bring your own device'

Backcasting is een techniek die je in brainstormsessies kunt gebruiken om inzicht te krijgen in een mogelijke toekomst of om stappen inzichtelijk te krijgen om een zekere toekomst te kunnen realiseren.
Ik heb er voor de laatste twee berichten over Bring your own device ook gebruik van gemaakt. (Aan die berichten wordt nog geschaafd, die verschijnen binnenkort bij Kennisnet als vervolg op deel 1, deel 2 en deel 3.)

Als je je eens voorstelt hoe het onderwijs er over een paar jaar uit kan zien als je gebruik zou maken van alle mogelijkheden van Bring Your Own Device. Het beschrijven van die situatie valt nog wel mee, als je uitgaat van dingen die nu nieuw zijn maar over een paar jaar als vanzelfsprekend toegepast worden. Videoconferencing, augmented reality, gebruik van rich media, QR-codes, je mobiel als stemkastje, betalen met je mobiel, dat soort zaken. Echt nieuwe dingen zijn lastig zomaar even te bedenken: voel je vrij om de lijst aan te vullen.

Gaat het alleen maar over onderwijs? Natuurlijk niet.
Een belangrijke oorzaak van de weerstand tegen ICT in het onderwijs komt voort uit het feit dat het vaak werk met zich meebrengt voor de docent zonder dat hij er zelf profijt van heeft. Het gaat dan niet zozeer over toepassingen in het onderwijs maar over toepassingen in de onderwijsorganisatie. Denk aan presentieregistratie, documentatie van begeleiding, resultatenbeheer, enzovoorts. Er is in de afgelopen jaren een steeds grotere administratieve taak bij docenten en leerkrachten terecht gekomen, mede door het feit dat ICT de mogelijkheid biedt om meer te registreren. Een individuele docent schiet niet zo veel op met het registreren van absenties of begeleidingsgesprekken in een applicatie. Als hij het belangrijk acht, heeft hij aan een schriftje of klassenboek voldoende. Vaak heeft hij bovendien op het moment zelf niet de beschikking over een pc, in elk geval moet hij ook weer inloggen, werkt de applicatie net weer anders dan voor hem duidelijk is, moet er nog allerlei andere onzin 'verplicht' worden ingevoerd, enzovoorts. En dat alles is voor hemzelf niet interessant, het moet nu eenmaal 'van de inspectie' of 'van het management'.
Natuurlijk kun je naar voren brengen dat dat nu eenmaal bij de taak van een docent hoort, ik vind dat te kort door de bocht. In de praktijk gaat het dan ook om complexe implementatietrajecten.
Het is leuk om er vanuit de mogelijkheden van BYOD eens te fantaseren over dit soort zaken.
Een volledig geautomatiseerde presentatieregistratie, bijvoorbeeld, als een leerling met een mobiel een klaslokaal binnenloopt. Op zich geen nieuw idee, maar toch. Een begeleidingsgesprek gewoon opnemen met een voicerecorder, die het vervolgens in tekst omzet en opslaat in het leerlingdossier. Lijkt me handig! Ook hier zouden nog veel dingen aan toegevoegd kunnen worden.

En verder? Er is momenteel veel te doen over de nadelen van het gebruik van mobieltjes in het onderwijs. Dat moet toch te ondervangen zijn? Mobieltjes worden automatisch geblokkeerd als een leerling de klas binnenloopt zodat ze tijdens een les geen sms'jes, tweets of andere signalen van buiten af kunnen ontvangen. Het registreren van de herkomst van het internetverkeer, zodat eventuele pesterijen kunnen worden getraceerd (kan volgens mij al lang, maar misschien veel handiger?).

Er gaat ongetwijfeld nog heel wat water door de Rijn voor het allemaal mogelijk is. Wat zou het, het is leuk om over dingen te fantaseren, het wordt per slot van rekening lente in het onderwijs?

vrijdag 6 januari 2012

Waarom je nu juist iets moet veranderen in het onderwijs

Deze week een lang maar een uit het hart gegrepen bericht van Willem Karssenberg naar aanleiding van allerlei discussies en opiniestukken over de al dan niet noodzakelijke innovaties in het onderwijs. Nog los van de toon van de discussie (zie hier een mooi voorbeeld van hoe een goede discussie kan!), er wordt naar mijn idee op een verkeerde manier aangekeken tegen het uitgangspunt van 'If it works, don't fix it'.

Natuurlijk kun je als docent aanvoeren dat leerlingen en ouders tevreden zijn en dat er goede cijfers worden gehaald en dat het 'dus' niet nodig is om iets te veranderen. Vanuit het standpunt van de individuele docent geredeneerd een volkomen begrijpelijk standpunt. Maar laten we het eens bekijken op het niveau van het onderwijs in zijn geheel. Naar mijn idee zijn er minstens twee factoren, die innovaties in het onderwijs noodzakelijk maken.

Onze internationale concurrentiepositie
Lees het bericht van Marc Tucker over het Amerikaanse onderwijs. Hij ziet dat het onderwijssysteem in een aantal landen als Finland, Japan, Canada, Zuid Korea maar ook megasteden als Sjanghai of Hong Kong er voor zorgt dat die landen hoog in de internationale onderwijsranglijsten staan maar het ook economisch behoorlijk goed doen. De maatregelen, die die landen hebben getroffen, zijn blijkbaar erg effectief (dat is nog eens  'evidence based') en verschillen nogal van de Amerikaanse (en Nederlandse?) oplossingen.
"The top-performing nations have followed paths that are remarkably similar and straightforward. Most start by putting more money behind their hardest-to-educate students than those who are easier to educate. In the U.S., we do the opposite.
They develop world-class academic standards for their students, a curriculum to match the standards, and high-quality exams and instructional materials based on that curriculum. In the U.S., most states have recently adopted Common Core State Standards in English and math, which is a good start. But we still have a long way to go to build a coherent, powerful instructional system that all teachers can use throughout the whole curriculum.
The top-performing nations boost the quality of their teaching forces by greatly raising entry standards for teacher education programs. They insist that all teachers have in-depth knowledge of the subjects they will teach, apprenticing new teachers to master teachers and raising teacher pay to that of other high-status professions. They then encourage these highly trained teachers to take the lead in improving classroom practices."
Tucker stelt, dat de maatregelen, die nu voorgesteld zijn om het Amerikaanse onderwijs te verbeteren eigenlijk neerkomen op symptoombestrijding.
"Some of these uniquely American solutions -- charter schools, private school vouchers, entrepreneurial innovations, grade-by-grade testing, diminished teachers' unions, and basing teachers' pay on how their students do on standardized tests -- may be appealing on their surface. To many in the financial community, these market-inspired reform ideas are very appealing."

Ik zie nogal wat parallellen tussen de Amerikaanse en de Nederlandse situatie. Natuurlijk, we doen het nog steeds niet slecht in de internationale rankings, maar ja, resultaten uit het verleden...

Hoe passen innovaties hierin? Technologische, maatschappelijke en economische ontwikkelingen maken dat het huidige onderwijs niet veel langer kan voldoen om onze welvaart te behouden (Tucker relateert de stand van het onderwijs met dalende salarissen in Amerika om te kunnen concurreren). Tevreden leerlingen en ouders en goede resultaten zijn maatstaven die gerelateerd zijn aan het bestaande onderwijs. Die schieten als maatstaf nu eenmaal tekort voor het noodzakelijke onderwijsniveau van de 21ste eeuw.
Innovaties horen daarbij. Kijk bijvoorbeeld hoe Zuid Korea dat aanpakt...

Vergrijzing
Kern van de oplossing van de genoemde landen is vooral investeren in de kwaliteit van docenten. Finland is daar een mooi voorbeeld van. Tja, dan hebben we nog een probleem: vergrijzing.

Ik had deze week een uitvoerige discussie met een vooraanstaand hoogleraar over (onder andere) de vergrijzing in het onderwijs. Mijn vraag was eigenlijk hoe het kon, dat het al jarenlang bekend is dat er een vergrijzingsgolf op het onderwijs afkomt en er schijnbaar zo weinig aan gebeurt? Sterker nog, het voorspelde lerarentekort blijft alsmaar uit.
Het vergrijzingsprobleem is van nature een kwantiteitsprobleem. Het gaat om aantallen docenten. Dat wordt momenteel echter vooral opgelost door meer onbevoegde docenten in te zetten. Het kwantiteitsprobleem wordt op die manier een kwaliteitsprobleem, zoals vandaag nog in het nieuws was.

Ik begrijp maar al te goed, dat docenten zich persoonlijk aangesproken voelen als er weer eens beweerd wordt, dat 'de kwaliteit van de leraar tekort schiet' of 'leraren niet willen veranderen'. Het is dan ook geen individueel probleem, zelfs niet het probleem van een enkele school, hier is sprake van systeemfalen.
Eén van de consequenties daarvan is, dat de productiviteit van het onderwijs omhoog zal moeten om met minder mensen minimaal hetzelfde maar eigenlijk nog veel meer te kunnen doen! Innoveren dus...

donderdag 5 januari 2012

Mijn persoonlijke score in de top 100 is negatief

We schrijven inmiddels 2012. Via LinkedIn kwam ik op de C4LPT-blog van Jane Hart. Daar wordt de 2011 Top 100 Tools for learning gepresenteerd. Ruim 500 mensen hebben meegewerkt door aan te geven welke tools zij gebruiken. Dat heeft geleid tot de nieuwe top 100. In een presentatie op slideshare worden de tools toegelicht.
Jane heeft er heel wat moeite voor gedaan om de lijst op allerlei verschillende manieren te presenteren. Er zijn  overzichten van binnenkomers, afvallers en verschuivingen binnen de lijst. Ook wordt de top gepresenteerd naar het type tool. Verder is er nog een overzicht van de lijst in de afgelopen 5 jaar.

Uit de lijst blijkt maar weer eens duidelijk dat ik niet zo van het uitzoeken van de nieuwigheidjes ben. Mijn top 10 van tools die ik redelijk veel gebruik (in willekeurige volgorde):

  • Evernote (+6 naar #17)
  • Freemind (-15, van de lijst)
  • iGoogle (-30 naar #74)
  • Blogger (+2 naar #12)
  • Google Reader (-9 naar #16)
  • Google Docs (#3)
  • Outlook (+26 naar #69)
  • Gmail (+11 naar #20)
  • Firefox (-71, van de lijst)
  • Chrome (-1 naar #45)
Dat levert me een score op van -89.
Vooruit, ik maak er een top 11 van: iPad & apps: (+56, nieuw op #44), dan kom ik nog maar op -33...

Ik moet nog veel leren...